Vondelingennamen
Bij de ‘Weezen, Vondelingen en Verlatene Kinderen’ die aankomen bij de kindergestichten in Veenhuizen wordt niet altijd vermeld of een kind een vondeling is of een wees. Maar vaak valt het af te lezen aan de namen. Die hebben de vondelingen in de meeste gevallen gekregen in Amsterdam, eerst van de regenten van het Aalmoezeniersweeshuis, later van de Inrichting voor Stadsbestedelingen.
De eerstgenoemden hebben vaak een thema. Zo zullen Susanna Patrijs, Pauline Josephine Marie Duijf en Anthony Adelaar hun naam gekregen hebben tijdens het thema vogelnamen, Frans Baars, Leendert Paaling en Goverdina Christina Haring toen de vissen aan de beurt waren en Hendrik Konijn en Cornelia de Koe bij de overige diersoorten.
Bij de Inrichting voor Stadsbestedelingen heeft men een voorkeur voor allitererende namen. In de kolonie terug te vinden als bijvoorbeeld Arnold Actuarius en Antonie Arrest, Dirk Dwarsboom, Frans Flikker, Paulus Poeijer, Hendrik Hap en Susanna Snap, Zelia Zwaardman en Zacheus Zoetigheid.
Weersomstandigheden
Vaak verwijzen de namen met wisselende mate van subtiliteit naar de omstandigheden waarin het kind gevonden is. Dat kan het jaargetijde zijn. Zo arriveren er in Veenhuizen een Cornelia Zomer en een Marten Herfst en zowel een Maria Winter als een Frederik Wintermaand. Of de weersomstandigheden tijdens de vondst: het kinderetablissement zal zowel een Adrianus Sneeuw als een Hendrik Sneeuw en een Cornelis Sneeuwjagt herbergen, een IJsbran IJs en een Hendrika IJsregen, en diverse kinderen met de achternaam Storm. Of het tijdstip: Bernardina Overdag, Pieter Hendrik Zaterdag en Hendrica Halfnegen.
Vaak worden vondelingen vernoemd naar de plek waar ze gevonden zijn. Bijvoorbeeld Jacoba Schinkel, Schake Amstel, Hendrik Egelantier en Charlotta Louisa Burgwal. Iets vager zijn de naamgevingen van Ferdinand Gracht, Johannes Drempel en Frederik Kelder.
Etenswaren
Af en toe lijkt het alsof de regenten even de ogen hebben dichtgeknepen, vervolgens om zich heen kijken en het kind vernoemen naar het eerste voorwerp dat ze zien. Jannetje Brief, Neeltje Notenkraker, Maria Bril. Dat vernoemen naar het eerste dat ze zien zou ook kunnen verklaren waarom er opvallend vaak etenswaren in de vondelingennamen te vinden zijn. Tot de bewoners van het kinderetablissement behoren onder meer Jacoba Louisa Maria Spruijt, Adriana Beschuit, Mietje Spek en Mietje Kool, Charlotta Margaretha Radijs, Maria Lowieza Snoep en Dorothea Stokvisch.
Maar dat zijn nog namen waar je min of meer mee voor de dag kunt komen. Er zitten er ook tussen die doen vermoeden dat er door de heren regenten – waarop namen als Evert Kurk en Johanna Fles ook lijken te wijzen – behoorlijk gepimpeld is. In ieder geval wordt er geen enkele rekening gehouden met het belang van het kind. Het kan voor Jan Misverstand en Flores Fruitstuk niet leuk zijn zich aan een gezelschap te moeten voorstellen.
‘Louisa Naamloos’ en Simon Vestdijk
Bij Leendert Krentekoek begint iedereen meteen te grinniken en Jan Ongeval zal ook weet hebben van de regenten als hij zijn naam noemt. Evenals Dirk Hendrik Teering die de last moet dragen van een naam die gelijk is aan een door iedereen gevreesde ziekte. En wat heeft ze bezield om een in mei 1823 gevonden jongetje Christoffel Columbus te noemen?
Vondelingschap is al de slechtst denkbare levensstart en dan wordt het leven er niet makkelijker op als je ook nog een naam hebt die daarnaar verwijst. Zoals bij de op 3 september 1824 in Veenhuizen aangekomen Susanna Onbekend. Of bij de een jaar later aankomende Louisa Naamloos. En met die achternamen zijn er meer.
Slechts heel af en toe komen er vondelingen uit andere plaatsen dan Amsterdam. Dan blijken de naamgevingen volgens dezelfde principes te lopen. Zo is er een Abraham Drempel uit Haarlem, wiens naam zal verwijzen naar zijn vindplaats. En een jongen die in 1837 in Veenhuizen komt en daar weesnummer 1044 krijgt, was in diezelfde stad gevonden op de hoek van de Oostvest en de Dijkstraat en had daarom de achternaam Vestdijk gekregen. Hoe ze aan de voornaam Simon kwamen is niet bekend, maar hij kwam goed terecht. In zijn latere leven had hij een dansschool in Haarlem. En inderdaad, zijn gelijknamige kleinzoon werd schrijver.
De weeskinderen van de kinderkolonie in Veenhuizen (1824-1859)
Van wees tot werkpaard: de Kinderkolonie
Overzicht van boeken van Wil Schackmann