De Notre-Dame (Onze-Lieve-Vrouwekathedraal) is één van de populairste bezienswaardigheden in Parijs. Jaarlijks trekt de gotische kathedraal zeker tien miljoen bezoekers. Een beknopte geschiedenis van dit religieuze bouwwerk op het Île de la Cité in de rivier de Seine.
De geschiedenis van de beroemde kathedraal gaat terug tot de twaalfde eeuw. Bisschop en bouwheer Maurice de Sully gaf toen opdracht voor de bouw van een nieuw godshuis op de plek van de Sint-Stefanuskathedraal, de eerste christelijke kerk van Parijs die in vroeger tijden dienst had gedaan als Gallo-Romaanse tempel gewijd aan Jupiter. Dit monument werd voor de bouw van de Notre-Dame afgebroken. De eerste bouwactiviteiten van de nieuwe kathedraal vonden plaats in 1163. Paus Alexander III legde de eerste steen.
In de twaalfde eeuw kwamen al enkele delen gereed: de drie gebeeldhouwde portalen van de westfaçade, het koor en een groot deel van het schip. In 1182 werd het nieuwe hoogaltaar ingewijd. De Notre-Dame was toen echter nog niet helemaal af. De werkzaamheden zouden nog tot 1345 duren. In totaal werd er dus bijna tweehonderd jaar aan de kathedraal gewerkt.
Een paar cijfers
De Notre-Dame van Parijs is 130 meter lang en 69 meter breed. Het schip heeft een hoogte van 35 meter. De vieringstoren is 90 meter hoog. De onvoltooide, platte westtorens zijn met 69 meter een stuk lager. De kathedraal kan plaats bieden aan circa 9000 mensen, waarvan 1500 op de galerijen.
De in gotische stijl opgetrokken kathedraal week flink af van eerdere gebouwen in romaanse stijl. Dit onder meer op het gebied van naturalistische sculpturen en bouwtechnieken. Bijzonder voor die tijd waren bijvoorbeeld de luchtbogen die de gewelven van buitenaf ondersteunen. Dankzij deze nieuwe techniek kon men met relatief slanke zuilen veel hoger bouwen dan voor die tijd.
Opvallendste deel van de kathedraal is waarschijnlijk de westelijke façade, met drie rijk versierde portalen: het Mariaportaal, het Portaal van het Laatste Oordeel en het Anneportaal. Boven deze portalen is de zogeheten Galerij der Koningen te vinden, met beelden van de koningen van Juda. Hierboven vindt men een Mariabeeld en een aan Maria gewijd roosvenster. Dit venster wordt beschouwd als één van de hoogtepunten van de gotische bouwkunst. Aan de beroemde westzijde zijn verder twee niet-afgebouwde torens opvallend. Deze zijn te beklimmen. Vanaf de 69 meter hoge torens heeft men een goed uitzicht over Parijs. Daarnaast kan men er de beroemde waterspuwers van de Notre-Dame van dichtbij bewonderen.
Kunstschatten en relikwieën
De Notre-Dame herbergt een groot aantal kunstschatten en relikwieën. Bijzonder zijn bijvoorbeeld het veertiende-eeuws versierde koorhek en bronzen altaar. In de kerk wordt verder een doornenkroon bewaard waarvan beweerd wordt het dat dit de doornenkroon is die Jezus voorafgaand aan zijn kruisiging moest opzetten. De Franse koning Lodewijk de Heilige kocht dit reliek, dat tegenwoordig nog zelden aan het publiek wordt vertoond, in 1239 van Boudewijn II van Namen, keizer van het Byzantijnse Rijk.
Onder het grote voorplein bij de Notre-Dame, het Parvis Notre-Dame – place Jean-Paul-II, bevindt zich een honderdtwintig meter lange archeologische crypte. Deze werd in 1980 geopend. Er zijn onder meer overblijfselen te vinden van de Sint-Stefanuskathedraal. Ook kan men er maquettes bekijken die een beeld geven van de ontwikkeling van de stad Parijs sinds de stichting van de Gallische nederzetting Parisii.
Franse revolutie
Napoleon Bonaparte kroonde zichzelf in 1804 in de Notre-Dame tot keizer. Op dat moment verkeerde de kathedraal in vrij slechte staat. Tijdens de Franse Revolutie was het bouwwerk omgedoopt in Tempel van de Rede en in de jaren hierna waren veel bouwwerken vernield. Zo sloegen revolutionairen bijvoorbeeld bij 28 beelden van de koningen Juda het hoofd eraf. De Parijzenaars dachten namelijk dat hier oude Franse koningen werden afgebeeld. Na de ondertekening van het Concordaat van 15 juli 1801 werd de Notre-Dame opnieuw gebruikt voor de katholieke eredienst.
In de negentiende eeuw is de kathedraal grondig gerestaureerd door architect Eugène Viollet-le-Duc. Hij moest de vernielingen die in de tijd van de revolutie waren toegebracht herstellen, maar deed meer. Niet tot ieders tevredenheid voegde hij verschillende extra elementen toe, waaronder de waterspuwers en de vieringtoren, de zogeheten ‘Flèche’. Viollet herstelde ook de Galerij der Koningen. Jaren later, in 1977, werden 21 van de 28 hoofden teruggevonden tijdens de verbouwing van een herenhuis. Deze originele hoofden zijn tegenwoordig te bewonderen in het Musée de Cluny, een Frans museum gewijd aan de Middeleeuwen.
Sinds 1991 staat de Notre-Dame op de werelderfgoedlijst van Unesco.
De Notre Dame speelt ook een belangrijke rol in Victor Hugo’s De Klokkenluider van de Notre Dame. In dit verfilmde boek is een hoofdrol weggelegd voor de gebochelde Quasimodo, een misvormde klokkenluider die door inwoners van Parijs wordt gezien als een soort monster. Victor Hugo kreeg naar verluidt inspiratie voor zijn verhaal nadat hij op een dag was rondgeleid door de Parijse kathedraal.
Brand
Op 15 april 2019 brak een grote brand uit in de Notre-Dame. Het duurde uren voordat brandweerlieden het vuur onder controle hadden. Bij de brand ging onder meer de vieringtoren verloren. Deze bestond uit 500 ton hout en 250 ton lood. Ook een groot deel van het dak, evenals veertiende-eeuwse houtsnijwerk rond het koor werd verwoest. Een groot deel van de kunstschatten kon worden gered. Franse miljardairs stelden een dag na de brand al honderden miljoen euro beschikbaar voor herstel van de monumentale kathedraal.
Boek: De canon van Parijs
Enkele foto’s van de kathedraal:
Video: Geschiedenis van de Notre-Dame:
Bronnen ▼
-https://nl.france.fr/nl/parijs/lijst/de-6-geheimen-van-de-notre-dame-in-parijs
-https://www.nrc.nl/nieuws/2019/04/16/brand-in-notre-dame-onder-controle-macron-kondigt-inzamelingsactie-aan-a3957039
-Kroniek van de Mensheid – Aart Aarsbergen e.a. – p.246