Het Ombilin-mijnencomplex op Sumatra heeft een plek gekregen op de Werelderfgoedlijst van Unesco. De mijnen werden vanaf eind negentiende gebouwd om steenkool te winnen. Het waren de grootste mijnen van voormalig Nederlands-Indië.
In de omgeving van Padang (West-Sumatra) werd halverwege de negentiende eeuw een grote hoeveelheid steenkool ontdekt. Vanaf 1876 werd er voor het eerst steenkool in het gebied gewonnen. Uiteindelijk ontstond er een hele industrie. Voor het transport van de steenkool werd een spoorweg van honderdvijftig kilometer lengte aangelegd, er verrees een speciale kolenhaven (de Emmahaven) en er werd een zogeheten ‘company town’ opgericht, met niet alleen huizen voor arbeiders maar ook bijvoorbeeld een mijnhouwschool en een ziekenhuis. Omdat in de mijnen veel gedetineerden werkten, werd bij de Ombilin-mijnen tevens een gevangenis gebouwd.
Behoud
Tijdens de oorlogsjaren werden de mijnen gecontroleerd door de Japanse bezetter. Na de oorlog werden de reguliere werkzaamheden succesvol opgepakt. Halverwege de jaren zeventig piekte de productie. Circa twintig jaar geleden werd de mijn gesloten. Enkele jaren later sloegen Indonesië en Nederland de handen ineen om het mijnwerkersstadje te behouden. Dit heeft nu geresulteerd in een plek op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Volgens de VN-organisatie is het mijnencomplex:
“…een geïntegreerd systeem dat efficiënte extractie, verwerking, transport en verzending van steenkool met diep water mogelijk maakte”.
Henri van Kol, ingenieur en een van de oprichters van de SDAP, bezocht de mijnen begin twintigste eeuw en schreef in een werkje getiteld Uit onze Koloniën (1903) het volgende over het complex:
“Dwangarbeiders leveren in hoofdzaak de werkkrachten. Ofschoon in de laatste jaren het aantal vrije arbeiders [= contract-arbeiders] is gestegen, werden in 1900 van de 827.000 dagdiensten er 585.000 door veroordeelden verricht… In 1899 was de desertie buitengewoon, soms meer dan 100 per maand. Ook de cijfers van ziekten en sterfte waren zeer groot… Opiumschuiven, diefstal, moord en pederastie zijn moeilijk te loochenen, noch gemakkelijk tegen te gaan. Diefstal komt blijkbaar niet zoo veel voor als men zou verwachten in dit ballingsoord van misdadigers van allerlei allooi. Moorden echter des te veelvuldiger: nu eens is afgunst, dan weer het oprakelen der oude veeten, dan weer jalouzie op vrouwen of op jeugdige dwangarbeiders er de reden van… In 1901 kwamen zelfs 16 moorden voor bij een gemiddelde sterkte van 2400 dwangarbeiders.”
Overzicht van boeken over de geschiedenis van Nederlands-Indië
Bronnen ▼
-https://en.unesco.org/news/seven-cultural-sites-inscribed-unescos-world-heritage-list