Een ambitieuze patrimoniumbeheerder
Het onderzoek naar de rol die adellijke vrouwen speelden bij het beheer van het patrimonium van hun familie is vrij recent. Lange tijd werd landbezit en -beheer door historici als een mannenzaak gezien. Dat paste in het discours van ‘gescheiden sferen’ dat stelde dat de publieke sfeer in de achttiende eeuw grotendeels was voorbehouden aan mannen en dat het leven van vrouwen zich voornamelijk afspeelde in de private sfeer.
Dat narratief is door onderzoek al meermaals genuanceerd en voor een groot stuk achterhaald. Toch kan je stellen dat de wetgeving tijdens het ancien régime de rechten van vrouwen aanzienlijk beperkte, wat het voor hen moeilijker maakte om een rol te spelen in dat patrimoniumbeheer. In het algemeen was het zo dat een minderjarige of gehuwde vrouw in onze gebieden als wettelijk onbekwaam werd beschouwd. Dat betekende dat zij voor de meeste rechtshandelingen de goedkeuring van een man (vader, echtgenoot of voogd) nodig had. Ook al werd de wetgeving niet altijd even strikt toegepast, toch zorgde die handelingsonbekwaamheid er samen met het eerstgeboorterecht voor dat adellijke mannen veel vaker dan vrouwen aan het hoofd van de familie en dus ook van het patrimonium kwamen te staan.
Adellijke vrouwen die toch actief waren in het patrimoniumbeheer werden daarom lange tijd als ‘uitzonderlijk’ of als ‘sterke karakters’ omschreven. Dat beeld is in het buitenland ondertussen meermaals weerlegd. Zo is bijvoorbeeld duidelijk aangetoond dat landbeheer door adellijke vrouwen in het achttiende-eeuwse Engeland geenszins opmerkelijk of uitzonderlijk was. Engelse aristocrates waren een belangrijke minderheid van landeigenaars. Daarnaast waren er ook heel wat Engelse adellijke vrouwen die tijdelijk het familiepatrimonium beheerden in naam van hun minderjarige zoon of afwezige echtgenoot.
Ook in de Nederlanden is er een blijvende onderschatting van het aandeel dat aristocrates hadden in het beheer van de familiebezittingen. Toch kwamen ook hier adellijke dochters, echtgenotes en weduwen geregeld op echte machtsposities terecht. Ze superviseerden dan jarenlang de boekhouding, kochten en verkochten gronden en huizen, gingen zware leningen aan als dat nodig was en gaven leiding aan hele schare zakelijke bedienden.
Nog al te vaak worden deze aristocrates echter als een soort doorgeefluik gezien tussen twee mannelijke familiehoofden. Iemand die tijdelijk de boel draaiende hield totdat er weer een man was om de belangrijke beslissingen te nemen. Daardoor kregen ze niet altijd de erkenning die ze verdienden. Dankzij de vele zakelijke brieven, juridische documenten, minnelijke schikkingen, contracten en boekhoudkundige gegevens uit het rijke archief van de familie Merode-Westerlo, kan de cruciale rol van de achttiende-eeuwse Marie Catherine in dat patrimoniumbeheer heel duidelijk worden aangetoond. Haar levensverhaal bewijst zo dat ook in de Zuidelijke Nederlanden aristocrates een bepalende rol konden spelen in een hoogadellijk geslacht.
Dochter van het schandaalhuwelijk van de eeuw
Marie Catherine werd in Leuven geboren op 10 april 1743. Ze was de dochter van Maximilien Leopold, graaf van Merode en prins van Rubempré, en een van de rijkste aristocraten uit de Nederlanden. Haar moeder was Catherine Ocreman, al veertien jaar de linnenmeid in het huishouden van de familie Rubempré. Vanzelfsprekend zorgde het huwelijk van een prins met een linnenmeid voor heel wat commotie en onbegrip bij de hofadel in Brussel en bij keizerin Maria Theresia in Wenen. Zowel Maximilien Leopold als zijn echtgenote zaten zeven maanden lang opgesloten vanwege ‘het schandaalhuwelijk van de eeuw’. Het huwelijk was echter rechtsgeldig en hield stand. Marie Catherine en haar jongere zusje Honorine groeiden op in alle luxe en kregen een aristocratische opleiding.
Op 31 maart 1759 huwde de vijftienjarige Marie Catherine met de 29-jarige militair en hoveling Philippe Maximilien. Philippe Maximilien was net als Marie Catherine een telg uit het geslacht van Merode. Zoals in de meeste adellijke families waren er ook in het huis van Merode door de eeuwen heen verschillende takken ontstaan. Philippe Maximilien behoorde tot de hoofdtak Merode-Westerlo; Marie Catherine stamde af van de zijtak Merode-Rubempré. Marie Catherine en Philippe Maximilien kregen samen vier kinderen die de volwassen leeftijd bereikten: Honorine, Charles, Marie Philipinne en Josephine.
Op 6 december 1769 stierf Maximilien Leopold, prins van Rubempré en vader van Marie Catherine. Omdat haar zus Honorine al in 1768 was overleden, was Marie Catherine volgens het testament van haar vader de erfgename van alle roerende en onroerende goederen van de tak Merode-Rubempré. Ook al kwam Marie Catherine na de dood van haar vader in het bezit van een aanzienlijk patrimonium, dat betekende niet dat zij die landgoederen ook zelfstandig kon beheren. Als gehuwde vrouw was zij immers handelingsonbekwaam. Dat betekende dat ze onder het gezag van haar echtgenoot stond en voor de meeste juridische handelingen zijn goedkeuring nodig had. Om die reden beheerde niet Marie Catherine, maar Philippe Maximilien haar patrimonium. Of en hoeveel Marie Catherine bij dat beheer werd betrokken, is onduidelijk.
Op 25 januari 1773 stierf Philippe Maximilien op 43-jarige leeftijd. Marie Catherine, 29 jaar oud, bleef achter met vier minderjarige kinderen. Zoon en erfopvolger Charles was amper tien jaar oud en dus nog veel te jong om het patrimonium van zijn vader goed te kunnen beheren. Dat gaf kansen aan Marie Catherine om op het voorplan te komen.
Aan het hoofd van het patrimonium
Na de dood van Philippe Maximilien veranderde er op juridisch vlak veel voor Marie Catherine. Een weduwe had meer vrijheid en onafhankelijkheid in juridische en zakelijk kwesties dan een gehuwde vrouw. En als aristocratische vrouw met de nodige financiële armslag kon dat Marie Catherine in een aantrekkelijke positie brengen. De gravin besliste na de dood van haar echtgenoot om voortaan autonoom de goederen te beheren die ze van haar vader had geërfd (patrimonium Merode-Rubempré).
Bovenop het patrimonium van de tak Rubempré, werd ze ook verantwoordelijk voor de landgoederen van de tak Merode-Westerlo van haar overleden echtgenoot. In haar huwelijkscontract was namelijk opgenomen dat zij tot aan de meerderjarigheid van de kinderen recht had op la garde noble. Dit was een statuut voorbehouden aan de langstlevende echtgenoot uit een adellijk huwelijk. Als gardienne kon Marie Catherine volledig vrij beschikken over de erfenis van haar overleden echtgenoot zonder enige verantwoording te moeten afleggen over haar acties. Tegenover die vrijheid stond enkel de verantwoordelijkheid voor het onderhoud en de opvoeding van de kinderen.
Marie Catherine werd eveneens aangesteld als voogdes van haar minderjarige kinderen. Zo werd de gravin ook de juridische vertegenwoordiger van haar kinderen tot aan hun meerderjarigheid. Het bestuurlijk gezag van Marie Catherine kende dus een wettelijke basis. Bepalingen opgenomen in haar huwelijkscontract en in de testamenten van haar vader en echtgenoot plaatsen haar, als vrouw, aan het hoofd van een aanzienlijk adellijk patrimonium.
Het beheer in de praktijk
Landbeheer was een uitgebreide en complexe verantwoordelijkheid en daarom had de familie Merode, net als andere hoogadellijke families, heel wat personeelsleden in dienst om alles in goede banen te leiden. Betrouwbare en loyale bedienden waren cruciaal voor een goed patrimoniumbeheer. De belangrijkste zakelijke bedienden waren de rentmeesters die instonden voor het dagelijks beheer van een landgoed ter plaatse, en de intendanten die het volledige patrimonium superviseerden.
Het was belangrijk dat Marie Catherine na de dood van Philippe Maximilien zo snel mogelijk haar autoriteit vestigde bij haar personeel. Haar bedienden konden namelijk twijfels hebben over haar kennis en de kunde als patrimoniumbeheerder. Door gendergerelateerde vooroordelen was het voor vrouwelijke landbeheerders vaak moeilijker om het vertrouwen van de bedienden te winnen en hen te overtuigen de zaken aan te pakken zoals zij het wensten.
Marie Catherine wilde daarom meteen duidelijk maken dat zij voortaan de beslissingen nam. Zo liet ze de rentmeesters kort na de dood van Philippe Maximilien weten dat ze la garde noble en het voogdijschap had over de kinderen. Voortaan moesten ze hun brieven rechtstreeks aan haar richten en niet aan haar intendanten. Enkel zo was ze er zeker van dat alle informatie tot bij haar zou geraken en was het voor de rentmeesters duidelijk dat zij voortaan de eindverantwoordelijkheid had. Ook de twee intendanten, haar belangrijkste zakelijke bedienden en raadgevers, ondervonden snel dat Marie Catherine de macht volledig naar zich toetrok. Ze vroeg hen informatie en advies, maar als eindverantwoordelijke schrok ze er niet voor terug haar eigen visie door te drukken als haar dat beter leek.
Marie Catherine was actief betrokken bij alle aspecten van het patrimoniumbeheer. Ze las de brieven van de rentmeesters en vroeg extra informatie indien nodig. Soms beantwoordde ze de brieven zelf, maar meestal noteerde ze haar beslissingen en liet ze vervolgens haar orders overbrengen door haar intendanten. Ze gaf toestemming om hout en graan te verkopen of besliste de verkoop ervan uit te stellen tot de prijzen hoger waren. Ze keurde offertes goed om kerken te herstellen, afgebrande stallen weer op te bouwen of versleten molens te renoveren. Ze liet wegen aanleggen, bomen aanplanten en bossen, velden en weides aankopen of verkopen. Ze benoemde schepenen, burgemeesters en (bos)wachters en stond erop dat recht zelf uit te oefenen.
De inkomsten die Marie Catherine uit haar patrimonia haalde, tonen een duidelijke stijgende trend in de jaren dat zij aan het hoofd van de familie stond. De mediaan van de grondinkomsten tussen 1774 en 1785 bedroeg 92.125 Brabantse florijnen. De eerste zes jaren van haar beheer lagen de inkomsten telkens onder deze mediaan, de laatste zes jaren er telkens boven. Deze stijging in de inkomsten was natuurlijk niet enkel te wijten aan het beheer van de gravin van Merode. Behalve de zakelijke talenten van Marie Catherine, de strikte controle van haar personeel en de exploitatie die inspeelde op de noden van de tijd, zal ook het gunstige economische klimaat in de tweede helft van de achttiende eeuw zeker een rol hebben gespeeld.
Overzicht van de netto-grondinkomsten van de huizen van Rubempré en Westerlo van 1774 tot en met 1785 in Brabantse florijnen:
Jaar | Rubempré | Westerlo | Samen |
---|---|---|---|
1774 | 43029 | 25632 | 68.661 |
1775 | 53065 | 33137 | 86.202 |
1776 | 55205 | 28416 | 83.621 |
1777 | 50984 | 21055 | 72.039 |
1778 | 46951 | 21135 | 68.086 |
1779 | 57581 | 27519 | 85.100 |
1780 | 61416 | 37942 | 99.358 |
1781 | 72733 | 44103 | 116.836 |
1782 | 64155 | 33893 | 98.048 |
1783 | 67730 | 38776 | 106.506 |
1784 | 63233 | 41436 | 104.669 |
1785 | 67565 | 37487 | 105.052 |
Een geheim huwelijk
Marie Catherine was aan het hoofd van de familie terechtgekomen op het moment dat ze weduwe werd. Alles wijst erop dat ze het patrimoniumbeheer erg belangrijk vond en hield van de autoriteit, autonomie en handelingsvrijheid die ze als familiehoofd bezat. Toen ze in de zomer van 1774, anderhalf jaar na de dood van haar echtgenoot, ontdekte dat ze zwanger was, zal dat nieuws daarom niet met veel vreugde zijn onthaald. Vader van het kindje was Chretien Louis, graaf van Lannoy de la Motterie. Marie Catherine kende Chretien Louis al jaren. Hij behoorde net als zij tot het selecte clubje van de Brusselse hofadel, stamde af van een oud adellijk geslacht en was ongehuwd. Op zich leek hij dus een geschikte huwelijkspartner, maar Marie Catherine wist dat een huwelijk ernstige gevolgen zou hebben voor haar positie als familiehoofd en patrimoniumbeheerder.
Als weduwe kon ze zelfstandig en actief handelen zonder hiervoor verantwoording te moeten afleggen. Die positie wou ze niet opnieuw afstaan. Waarschijnlijk was ze daarom niet van plan geweest om snel weer te huwen. Als gehuwde vrouw zou ze opnieuw voor elke zakelijke beslissing de toestemming of een volmacht van haar echtgenoot nodig hebben. Ondanks de zwangerschap kwam het dus niet meteen tot een huwelijk. Integendeel. Marie Catherine vertrok in het najaar van 1774 naar het buitenland in de hoop haar zwangerschap zo te kunnen verbergen. Ze beviel op 24 december 1774 in Straatsburg van een dochter, Pauline.
In maart 1775 kwam Marie Catherine terug naar Brussel. Baby Pauline kwam niet mee. Zij bleef in Straatsburg en haar bestaan werd de volgende jaren geheimgehouden. De reden hiervoor was zakelijk. Door haar huwelijk uit te stellen, kreeg Marie Catherine tijd om de moeilijke jaren na de dood van Philippe Maximilien door te komen met volledige bevoegdheid. Uiteindelijk besliste ze in 1776 om alsnog te huwen met Chretien Louis. Ook dat gebeurde in het grootste geheim. Ze liet wel in haar huwelijkscontract noteren dat ze…
…de regie, de leiding en het beheer zal verderzetten zowel wat haar eigendommen betreft als die van de eigendommen van haar kinderen uit haar eerste huwelijk.
Pas op 4 maart 1777 werd het huwelijk openbaar gemaakt. Enkele weken later verduidelijkte de graaf van Lannoy bij een notaris dat zijn echtgenote de beheerder bleef van haar roerende en onroerende goederen en dat hij elke zakelijke of juridische actie die ze in het verleden had genomen of in de toekomst nog zou nemen, bij voorbaat goedkeurde. Zo zorgde Marie Catherine ervoor dat ze ook als gehuwde vrouw handelingsbekwaam bleef. Chretien Louis respecteerde dat, bemoeide zich niet met haar zaken en gaf haar de nodige volmachten telkens dat nodig was.
Het einde
Marie Catherine stond bijna dertien jaar lang aan het hoofd van de familie Merode-Westerlo-Rubempré. In 1785 gaf ze de fakkel door aan haar zoon Charles, wat het patrimoniumbeheer van de tak Merode-Westerlo betreft. Charles was toen 22 jaar oud en dus nog steeds minderjarig, maar moeder en zoon sloten een akkoord om hem te laten emanciperen. Marie Catherine deed dat echter niet zomaar. Ze koppelde die emancipatie aan een totaalproject waarmee haar zoon zich engageerde om ook na haar dood in te staan voor het onderhoud van alle leden van het gezin. Zo zorgde ze ervoor dat niet enkel haar erfgenaam, maar ook haar tweede man en haar vier dochters ook na haar dood voldoende inkomsten zouden hebben om rijkelijk te kunnen leven. De gravin bleef tot aan haar dood wel actief en zelfstandig de goederen van de tak Merode-Rubempré beheren.
Marie Catherine stierf op 26 maart 1794 na een slepende ziekte in haar stadspaleis in Brussel. Ze had jarenlang aan het hoofd gestaan van de adellijke familie Merode. Na de dood van haar echtgenoot had ze haar autoriteit gevestigd en in de volgende jaren werd duidelijk dat ze over alle nodige zakelijke, financiële en juridische talenten beschikte om deze complexe en delicate taak tot een goed einde te brengen. Ze beheerde een gigantisch patrimonium alsof ze nooit iets anders had gedaan. Ze had een neus voor zaken, hield consequent haar boekhouding bij en was niet vies van de macht die bij haar positie als familiehoofd hoorde. Ze hield haar tweede huwelijk jarenlang geheim totdat ze zeker was dat het geen invloed zou hebben op haar handelingsbekwaamheid.
Uit veel van haar acties blijkt dat de langetermijnbelangen van het adellijk geslacht waarin ze was geboren, voor haar op de eerste plaats kwamen. Het is mede door haar zorgvuldig beheer, haar nauwgezette boekhouding en haar intelligent huwelijksmanagement dat de familie Merode financieel gezond de negentiende eeuw inging. Het levensverhaal van Marie Catherine, gravin van Merode en prinses van Rubempré en Everberg toont zo aan dat ook in de Nederlanden hoogadellijke dames voldoende autoriteit, autonomie en juridische rechten konden bezitten om een bepalende rol te spelen binnen het patrimoniumbeheer van hun familie.
Boek: Hoog geboren, ambitieus en eigenzinnig
– F. De Meyer, Hoog geboren, ambitieus en eigenzinnig. Marie Catherine Josephe, gravin van Merode en prinses van Rubempré en Everberg (1743-1794). Gorredijk, 2023.
– B. D’hoore, Inventaire des archives de la famille de Merode Westerloo. 1. Papiers personnels de la famille de Merode. Brussel, 2014.
– B. McDonagh, Elite Women and the Agricultural Landscape, 1700-1830. Abingdon, 2017.
– B. McDonagh en J. Aston (red.), Women and the land 1500-1900. Woodbridge, 2019.
– J. Verberckmoes (red.), Vermogende vrouwen in Brabant. Themanummer van het Tijdschrift voor Brabantse Geschiedenis, jaargang 107 (2024/1).