Dark
Light

De angst voor de ‘imbiciele’ vrouw en de strijd om de broek

Feminisme – Els Kloek
Auteur:
6 minuten leestijd
De strijd om de broek, door Montbéliard (ca. 1800), uit: Emancipatie, Emancipation, Emanzipation (1980)
De strijd om de broek, door Montbéliard (ca. 1800), uit: Emancipatie, Emancipation, Emanzipation (1980) . Uit: Feminisme
Is het feminisme een denkrichting, een levenshouding, een emancipatiebeweging, een tegencultuur, of alles tegelijk? In het nieuwe ‘elementaire deeltje’ Feminisme (Athenaeum) beschrijft historica Els Kloek de lange geschiedenis van het verzet tegen de ondergeschikte positie van vrouwen, in Nederland en daarbuiten. Van de middeleeuwse ‘strijd om de broek’ tot de ‘querelle des femmes’ en de ‘vrouwenquaestie’. En van de suffragettes en Dolle Mina’s tot intersectionaliteit en MeToo. Op Historiek een fragment uit Kloek’s boek, over het negatieve vrouwbeeld in de Middeleeuwen en de zogeheten ‘strijd om de broek’.


Wetten en gewoonten

Het negatieve vrouwbeeld, en vooral de haar toegeschreven imbecillitas (zwakheid of onnozelheid, red.), werkte uiteraard ook door in de manier waarop de samenleving was georganiseerd. Formeel stonden vrouwen onder het gezag van de man. Ze waren in juridische zin ‘handelingsonbekwaam’: vrouwen konden – uitzonderingen daargelaten – in principe nooit rechtshandelingen verrichten zonder een voogd. Ongetrouwde vrouwen stonden onder voogdij van hun vader of een ander mannelijk familielid, getrouwde vrouwen onder voogdij van hun echtgenoot.

Onvruchtbaarheid van de vrouw kon volgens het gewoonterecht reden zijn voor een echtscheiding. In dat geval was immers niet voldaan aan het doel van het huwelijk: het creëren van nageslacht voor het in stand houden van het familiebezit. Die nadruk op bezitsoverdracht via de mannelijke lijn verklaart waarom overspel van vrouwen niet werd getolereerd, terwijl mannen in dat opzicht wel hun gang konden gaan.

Een 14e-eeuwse afbeelding van het huwelijk
Een 14e-eeuwse afbeelding van het huwelijk

Behoorden bruid en bruidegom tot de gegoede stand, dan sloten de families voorafgaand aan de bruiloft een overeenkomst met elkaar. Dat noemde men ‘huwelijkse voorwaarden’. Zo werd er door de families uitgebreid onderhandeld over de bruidsschat die het meisje bij haar huwelijk mee zou krijgen en over de huwelijksgeschenken (‘morgengave’) van de bruidegom. Ook het mogelijke vruchtgebruik (‘douarie’) dat de bruid zou krijgen als haar man voortijdig kwam te overlijden werd vastgelegd, evenals een jaargeld voor de eventuele weduwnaar. Als er geen noemenswaardig bezit in het geding was, waren dat soort formaliteiten niet nodig en was het sluiten van huwelijken een stuk eenvoudiger.

Een keur (verordening) uit de stad Enkhuizen kan dat illustreren. Die bepaalde dat ‘wie een vrouw neemt of ontvoert beneden de leeftijd van veertien jaar, en dit doet buiten toestemming van degene onder wiens gezag zij staat’ strafbaar was. Met andere woorden: was de aanstaande bruid eenmaal vijftien jaar oud, dan vond het stadsbestuur kennelijk dat zij zich zonder toestemming van haar familie mocht laten ‘nemen’ of ‘ontvoeren’.

‘Volgens de advocaat kon een boer zijn vrouw beschouwen als een stuk vee’

Een ander voorbeeld van de rechteloosheid van vrouwen in huwelijkse zaken is te vinden in een verzameling van oude gerechtelijke stukken uit de stad Aardenburg. Rond 1340 werd ene Jan Coc beschuldigd van het doden van zijn eigen vrouw – hij had haar zo vaak mishandeld dat ze zich had opgehangen. De advocaat van Jan Coc rechtvaardigde het gedrag van zijn cliënt door te zeggen dat een man zijn vrouw zoveel mag slaan als hij wil, want zij is ‘des mans cateyle’ (denk aan het Engelse cattle: roerend goed, stuk vee). Volgens de advocaat kon een boer zijn vrouw dus beschouwen als een stuk vee.

Troubadours in Berlijn in de veertiende eeuw.
Troubadours in Berlijn in de veertiende eeuw.
Maar er klonken ook andere geluiden. Vanaf de twaalfde eeuw waren er troubadours die vrouwen op een voetstuk plaatsten. In hun liederen over de hoofse liefde kreeg de vrouw een superieure positie: zij was mooi en goed, maar onbereikbaar voor haar aanbidder, die alles over had voor één kus van zijn geliefde. Eindelijk leek hier een vrouwbeeld te ontstaan dat niet berustte op minderwaardigheid. Maar de hoofse lyriek ging niet over het wezen van de vrouw. De kern ervan was de spanning tussen het huwelijk (een zakelijke overeenkomst) en de lichamelijke liefde (hartstocht). De ware liefde kon binnen het huwelijk niet worden gevonden, aldus het uitgangspunt van de troubadours. Daarom bezongen zij vrouwen als een onbereikbaar object van liefde – een actieve rol was voor hun ‘voortreffelijke’ dames niet weggelegd.

De negatieve typeringen van het vrouwelijk geslacht bleven al met al dominant: de vrouw was ijdel, gevaarlijk, onbetrouwbaar en bedrieglijk. Met haar verleidingskunsten kon zij mannen betoveren, maar eenmaal getrouwd ontpopte zij zich maar al te vaak als een feeks. Er werd dan ook de draak gestoken met mannen die zich door hun vrouw op de kop lieten zitten.

Strijd om de broek

In 1550 verscheen in Antwerpen het boekje Vanden hinnen tastere, een rijmtekst over een ‘hennentaster’: een oude aanduiding voor mannen die zich met alle mogelijke kleinigheden van het huishouden bezighouden, en zich zodoende als een ‘jansul’ of ‘janhen’ gedragen. Het gaat over een boer die boos is op zijn vrouw. Hij is moe thuisgekomen van het land en het eten staat nog niet klaar. Wat denkt ze wel niet! Hij heeft de hele dag lopen zwoegen op het veld, in regen en wind, terwijl zij lekker thuis heeft gezeten. Dan kan ze toch op zijn minst zorgen dat het eten klaarstaat als hij thuiskomt? Als hij is uitgeraasd stelt zijn vrouw voor om voor één dag de rollen om te draaien. Ze vertelt hem wat hij moet doen: de beesten verzorgen, boter karnen, brood bakken, bier brouwen, het kind te eten geven, wassen en eten koken. De boer stemt daar gretig mee in, want hij heeft wel zin in een dagje lekker thuis. Zo gezegd zo gedaan. De volgende dag trekt de boerin met haar dochter in de vroege ochtend de velden in. Ze hebben een heerlijke dag in de buitenlucht en keren aan het einde van de dag moe maar voldaan naar huis. De boer is het heel wat minder goed vergaan. De vrouwen treffen hem aan in grote chaos: het kind was niet opgehouden met krijsen en jengelen, de emmer met melk was omgevallen, de koe had hem in het gezicht gepiest en de luiers waren bij het wassen in de rivier weggedreven. Aan koken, zoveel is duidelijk, was hij nog lang niet toegekomen. Hij belooft zich nooit meer te bemoeien met het werk van zijn vrouw. De moraal van het verhaal: er komt alleen maar narigheid van als de rollen worden omgekeerd.

Hennentaster, Julius Goltzius, ca. 1560 - 1595
Hennentaster, Julius Goltzius, ca. 1560-1595. Bron: Rijksmuseum

Dit is een van de talloze voorbeelden van ‘de strijd om de broek’, een satirische traditie in woord én beeld waarin de rolverdeling tussen man en vrouw wordt omgedraaid. Het is niet bekend hoe oud deze traditie is, maar de overvloed ervan sinds de uitvinding van de boekdrukkunst en de verwijzing naar overgeleverde verhalen maken het aannemelijk dat men voortborduurde op orale tradities die veel verder teruggaan in de tijd.

Op prenten zien we mannen en vrouwen die elk aan een broekspijp trekken (zie openingsafbeelding), sullige mannen die hun broek uit moeten trekken of een kindje wiegen, bazige vrouwen die hun man bedreigen met pantoffel of spinrokken, vrouwen die op een man zitten alsof hij een rijdier is, et cetera. Even talrijk zijn de gedrukte verhalen – vaak gaat het om kluchten – over deze omgekeerde wereld. Het zijn variaties op hetzelfde thema: de vrouw speelt de baas en de man zit onder de plak. In sommige versies weet de man – vaak met de hulp van een vriend of buurman – zijn vrouw te temmen. The Taming of the Shrew van Shakespeare is hiervan het bekendste voorbeeld. Maar er zijn ook varianten waarin de mannen het onderspit delven. ‘The Wife of Bath’ uit de Canterbury Tales (1386) van Geoffrey Chaucer is daar een mooi voorbeeld van: deze weduwe van vijf mannen liet zich erop voorstaan dat ze over al haar echtgenoten de baas was geweest.

Feminisme - Els Kloek
 
Satire zal ongetwijfeld hebben gefunctioneerd als een soort uitlaatklep, want het lucht op om grappen te maken over intermenselijke verhoudingen: echtelieden dienen de onderlinge taakverdeling te respecteren en bemoeizucht leidt maar tot echtelijke ruzies. Het feministische tintje dat deze traditie van ‘de strijd om de broek’ soms lijkt te hebben, is echter maar schijn. De boodschap van deze verhalen is toch vooral dat een getrouwd man zich dient te houden aan zijn positie als hoofd van het gezin en in die rol gezag uitoefent over zijn vrouw, een getrouwde vrouw dient haar plaats te kennen en zich aan dat gezag van haar echtgenoot te onderwerpen. Met die boodschap is de satirische traditie van rolomkering de volkse tegenhanger van de kerkelijke en wetenschappelijke geschriften waarin het axioma van de onderworpenheid van de vrouw aan de man werd verkondigd.

Boek: Feminisme – Els Kloek

Historica Els Kloek (1952) heeft jarenlang gedoceerd en ge­publiceerd over vrouwen in de Nederlandse ge­schiedenis. Tussen 2003 en 2022 was ze projectleider van het Digitaal Vrouwenlexicon van Neder­land, een project dat resulteerde in de bestseller 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (2013). Foto: CC BY-SA 4.0 - Monique Kooijmans

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×