Vaccinatiebewijs: het pokkenbriefje (19e eeuw)

…en het verzet tegen de verplichte vaccinatie
4 minuten leestijd
Vaccinatiebewijs - Een pokkenbriefje uit later tijden: 1919 (CC BY 3.0 - Museon - Europeana)
Vaccinatiebewijs - Een pokkenbriefje uit later tijden: 1919 (CC BY 3.0 - Museon - Europeana)

Toen eind achttiende eeuw een vaccin tegen de pokken werd ontwikkeld, bleek deze vaccinatie het aantal dodelijke slachtoffers dat jaarlijks aan de ziekte bezweek aanzienlijk te verminderen. In 1823 besloot de Nederlandse overheid de koepok-vaccinatie daarom voor kinderen indirect verplicht te stellen. Wie naar school wilde moest vanaf dat moment een bewijs van vaccinatie kunnen overleggen, het zogenoemde pokkenbriefje.

Aangezien de pokken vooral gevaarlijk was voor kinderen, stond de ziekte bij ons ook wel bekend als de kinderpokken. Met een verplichte vaccinatie wilde de overheid het aantal slachtoffers drastisch verminderen. De inenting bewees zijn nut, maar was niet zonder gevaren. Sommige kinderen kregen na de inenting bijvoorbeeld ernstige bijwerkingen, waaronder soms zelfs een fatale hersenontsteking (encephalitis).

De vaccinatie was in 1796 ontdekt door de Engelse plattelandsarts Edward Jenner. Toen hij een achtjarige jongen infecteerde met wat vocht uit een koepok, bleek de jongen daarna immuun te zijn voor het veel gevaarlijkere menselijke pokkenvirus.

Poster uit de laat negentiende eeuw - Edward Jenner vaccineert een jong kind
Poster uit de laat negentiende eeuw – Edward Jenner vaccineert een jong kind (CC BY-SA 3.0 – Wellcome Library – wiki)

In 1808 had koning Lodewijk Napoleon de inenting al voor Nederlandse schoolgaande kinderen verplicht. Ook werden er allerlei campagnes opgezet om de inentingen te promoten. In 1823 volgde de nationale verplichtstelling voor alle schoolgaande kinderen en kwam dus ook het pokkenbriefje in omloop. Ouders die hun kinderen niet wilden inenten konden met hun kroost vanaf dat moment dus niet meer op de scholen terecht. Men moest dan thuis zelf maar voor onderwijs zorgen.

Tegenstanders

Sinds de opkomst van de pokkenvaccinatie waren er in Nederland ook mensen die het helemaal geen goed idee vonden om gezonde kinderen tegen de pokken in te enten. Dat de vaccinatie aardig wat bijwerkingen had speelde hierbij ook een rol. In de ogen van sommige tegenstanders was het verwerpelijk om een gezond lichaam ziek te maken, ook al werden de kinderen hierdoor beschermd tegen een ernstige ziekte.

Abraham Capadose - Gefotografeerd door David Octavius Hill.
Abraham Capadose – Gefotografeerd door David Octavius Hill.
Een bekende ‘anti-vaxxer’ was begin negentiende eeuw de Amsterdamse onderwijzer, arts en Réveil-man Abraham Capadose. In 1823, het jaar dat de overheid de verkapte vaccinatieplicht instelde, publiceerde hij een geschrift getiteld ”Bestrijding der vaccine of de vaccine aan de beginselen der godsdienst, der rede en der ware geneeskunde getoetst”. De bezwaren van Capadose waren religieus gemotiveerd. De arts meende dat vaccineren getuigde van wantrouwen ten opzichte van God, alsof die niet te hulp zou kunnen schieten in geval van ziekte… Nadat een kind van Isaäc da Costa, een geestverwant van de arts, aan de kinderpokken stierf, werd Capadose wat milder en stelde hij dat iedereen voor zichzelf moest uitmaken of er gevaccineerd werd of niet. Van verplichting moest hij nog steeds niet hebben.

Er waren meer tegengeluiden te horen en niet alleen vanuit religieuze hoek. Zo bestempelde de beroemde dichter Willem Bilderdijk de vaccinatie bijvoorbeeld als een teken van ‘verdierlijking’.

In 1881 werd de Bond tegen de Vaccinatiedwang opgericht, met als voorzitter Levinus Wilhelmus Christiaan Keuchenius, tevens Tweede Kamerlid namens de Anti-Revolutionaire Partij (ARP).

Handtekeningen

Titelblad van een anti-vaccinatie geschrift van Capadose
Titelblad van een anti-vaccinatie geschrift van Capadose
De verplichte vaccinatie voor schoolgaande kinderen werd in 1857 onder druk van christelijke partijen afgeschaft. Na een pokkenuitbraak vanaf 1870, die aan circa 23.000 mensen het leven kostte, werd de inenting echter weer verplicht gesteld en mochten kinderen dus alleen nog naar school als ze daar een pokkenbriefje konden overleggen. Dit werd vastgelegd in de Wet op de Besmettelijke Ziekten (1872). Hierin werd ook bepaald dat kinderen uit gezinnen met cholera, tyfus, pokken, roodvonk, difterie of mazelen, pas acht dagen nadat een arts het gezin had bezocht weer naar school mochten. Als de arts tenminste had geconstateerd dat de ziekte was geweken. Opnieuw was er verzet tegen de verplichte vaccinatie. ARP-leider Abraham Kuyper stemde met zijn partij tegen de wet. Volgens de protestants-christelijke politici was de indirecte ‘vaccine-dwang’ in strijd met de gewetensvrijheid. Bovendien zou de regel vooral de ‘kleine luyden’ met gewetensbezwaren treffen omdat die over onvoldoende financiële middelen beschikten om hun kinderen thuis te houden en huisonderwijs te geven. Kuyper verzamelde ongeveer 43.000 handtekening tegen de wet in de hoop koning Willem III zover te krijgen dat hij de wet niet zou ondertekenen. Tevergeefs. De koning zette zijn handtekening onder de wet.

Vanaf 1912 werd het mogelijk om wegens gezondheidsredenen een vrijstelling te krijgen voor de vaccinatieplicht. Voor de ARP en andere tegenstanders was dit echter nog niet genoeg. In een artikel op Onderwijsmuseum.nl schrijft John Exalto, universitair docent historische pedagogiek, daarover:

“De Anti-Revolutionaire Partij (ARP) vond dat daarmee de indirecte vaccinatiedwang gehandhaafd bleef: ‘een ongeoorloofde aantasting van de persoonlijke vrijheid’ die gemakkelijk in consciëntiedwang zou kunnen ontaarden.”

Vaccinatie-set uit ca.1925-1928
Vaccinatie-set uit ca.1925-1928 (CC BY 4.0 – Wellcome Images- wiki)

In deze periode verzette ook Gerrit Hendrik Kersten, een van de oprichters van de Staatkundig Gereformeerde Partij, zich fel tegen de vaccinatieplicht. Net als Kuyper lanceerde hij verschillende handtekeningenacties. Politiek boekte hij daarmee geen succes, maar Kersten wist met zijn acties wel de aandacht van de media te vestigen op de vaccinatieplicht. Het was overigens niet zo dat alle tegenstanders ook tegen vaccinatie waren. Verplichting ging hen echter een brug te ver. Mensen dienden vrij te kunnen beschikken over het eigen lichaam.

Inentingswet

In 1928 werd de verplichte vaccinatie voor drie jaar opgeschort, naar aanleiding van de acties van gewetensbezwaarden én kritische geluiden uit de medische hoek, waarbij gewezen werd op gevaarlijke bijwerkingen van de inenting. Na herhaaldelijke nieuwe opschortingen werd in 1939 de Inentingswet aangenomen. De regering wilde met een nieuwe verplichting de inmiddels gedaalde vaccinatiegraad weer wat opkrikken. Dit keer werd er echter rekening gehouden met ‘gewetensbezwaarden’. Ouders die hun kinderen niet wilden laten inenten konden bij de burgemeester een uitzonderingspositie krijgen. Deze nieuwe situatie bleef van kracht tot 1975. Kort daarna verklaarde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de wereld ‘pokkenvrij’. Ook het pokkenbriefje was daarmee definitief geschiedenis geworden.

Bronnen

-https://www.onderwijsmuseum.nl/nieuws/thuisonderwijs-afl-5-het-pokkenbriefje
-Vaccinatie – Simon Rozendaal (Amsterdam University Press, Amsterdam, 2014)
-https://www.rd.nl/oud/series/uitvindingen/000125gezo06.html
-https://www.trouw.nl/nieuws/inenting-tegen-pokken-is-geen-pretje~b57cf7f3/
-https://books.google.nl/books?id=hARbAAAAcAAJ&hl=nl&pg=PR3#v=onepage&q&f=false
-https://www.trouw.nl/nieuws/pokkenprik-in-1800-eveneens-omstreden~bcd4f2f1/
-https://historiek.net/edward-jenner-vaccinatie-pokken-geschiedenis/139068/

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×