Vijftig jaar geleden stond Provo in het centrum van de publieke belangstelling. Met hun ludieke acties, happenings op het Spui en Wittefietsenplan trokken ze wereldwijd media-aandacht. In het boek Provo! Mediafenomeen 1965-1967 schetst historicus Niek Pas het ontstaan en de ontwikkeling van Provo, een anarchistische jongerenbeweging die met name in Amsterdam optrad. Hij beschouwt Provo vooral als een trendsettend mediafenomeen waarvan de doelstellingen eigenlijk nooit goed uit de verf kwamen.
Ontstaan
De anarchistische actiegroep Provo begon in mei 1965 heel klein, rond twee vriendengroepen van tien personen. Binnen die eerste groep waren de verschillen al groot, bijvoorbeeld tussen de twee belangrijke gezichten Roel van Duijn (1943) en Rob Stolk (1946-2001). Beide jongemannen groeiden op in de naoorlogse jaren van wederopbouw en zuinigheid, gevolgd door jaren van groeiende welvaart; dit alles tegen de achtergrond van de sluimerende dreiging van een derde wereldoorlog:
“Maar hier houdt iedere overeenkomst eigenlijk wel op. Stolk was afkomstig uit een Zaandams arbeidersgezin waar een ‘niet-praten maar poetsen’-mentaliteit heerste. Van Duijn maakte zijn eerste pasjes op het Haagse zand in een theosofisch middenstandsmilieu.” (11)
De feitelijke aankondiging van Provo vond plaats op 25 mei 1965 middels het tijdschrift Provo, ‘jongerentijdschrift ter vernieuwing van het anarchisme’. De verklaring was ondertekend door Roel van Duijn, Martijn Lindt en Robert Hartzema. Als beweegreden voor de oprichting van Provo schreven ze ook dat nu de Ban-de-Bombewging in het slop geraakt was, het tijd was om via nieuwe ‘metodes’ – de spelling van de Provo’s was ook ‘konsekwent’ provocerend – resultaten te bereiken.
Plastic-mens
Wat wilde Provo precies? In al haar diversiteit was Provo in elk geval een idealistische beweging van babyboomers die zich de toenmalige, in hun ogen sterk autoritaire maatschappij kritisch benaderde en wakker wilde schudden. Ze stonden onder meer kritisch tegenover het kapitalisme en maakten zich hard voor een beter milieu, met acties zoals het Wittefietsenplan.
In een lezing anno 1965 verwoordde de anarchist Roel van Duijn de doelstelling van Provo als volgt:
“Helaas zijn we niet meer in staat een revolutie door te voeren? Wat kunnen we nog doen? Provoceren. Deze autoritaire, kapitalistiese, burocratiese, militaristiese wereld te provoceren. Provoceren, omdat we weten dat we deze wereld niet meer veroveren kunnen. Kapitalisme en marxisme hebben deze wereld al te veel verziekt. Een atoom-oorlog kan er elk moment een einde aan maken. De mens als zelfstandig individu is prakties vermoord. Hij is een geleide, een onderworpene, een konsument, een plastic-mens.” (35)
Robert Jasper Grootveld: antirookmagiër
De Provobeweging kende veel excentriekelingen, onder wie de exhibitionistische ‘antirookmagiër’ Robert Jasper Grootveld. Vanaf eind 1961, ruim voor de oprichting van Provo dus, organiseerde hij rond het beeld Het Lieverdje op het Amsterdamse Spui zogenoemde ‘happenings’ – waar ‘ugge ugge’- en ‘imaazje imaazje’-scènes werden opgevoerd, rotaprenten van blote dames te koop waren en vuurtjes gestookt werden – en proclameerde hij Amsterdam tot ‘Magisch Centrum van de wereld’. Met name deze Grootveld trok de interesse van fotografen en journalisten, onder wie Wim Zaal van Elseviers Wekblad (die een reportage over hem maakte) en Henk de Mari in januari 1962 voor Panorama.
Video: Provo en de onstuimige jaren zestig
Over de motivatie om happenings te houden, zei Grootveld later in een interview het volgende:
“In het begin van de jaren zestig ben ik begonnen met het exhibitioneren van mijn eigen nicotine-verslaving. Ik ging rare dingen doen ten opzichte van mijn eigen nicotine-verslaving. Ik ging protesteren tegen het feit dat er in die tijd voor niets zóveel reclame werd gemaakt in kranten, als voor sigaretten. Rond 1960 waren er ongeveer tweehonderd sigarettenmerken te koop in de Nederlandse winkels. En sigarettenwinkels had je op elke hoek van elke straat in het land. Het was alsof er niets zoveel te koop was in Nederland als sigaretten.” (52).
Actieve euthanasie
Op zaterdag 13 mei 1967, binnen twee jaar na haar oprichting, verklaarden Van Duijn en Stolk in een persbijeenkomst in het Amsterdamse Vondelpark Provo als beëindigd. De belangrijkste reden om tot deze ‘actieve euthanasie’ over te gaan was het gegroeide zelfinzicht dat Provo materie was geworden, in plaats van een image. In de Elsevier van 20 mei 1965 lichtte de Provo Luud Schimmelpenninck de liquidatie als volgt toe:
“Provo is een image, een mentaliteit, een idee, maar iedereen dacht zo langzamerhand aan een organisatie, met een eigen pers, blad, telefoon, postbus.” (225)
Leider van het eerste uur Rob Stolk beklemtoonde op zijn beurt dat Provo een ‘bureaucratie’ dreigde te worden en daarom moest worden ‘vernietigd’ om weer plaats te maken voor ‘autonome guerrillagroepen’.
Concluderend stelt Pas het een en ander over de vraag hoe uniek Provo was en op welke manieren Provo gebruikmaakte van of gerepresenteerd werd in de nationale en internationale media.