In Rotterdam wordt maandag voor het eerst een officiële krans gelegd bij het monument op de Parkkade ter herdenking van de razzia van 10 en 11 november 1944 waarbij 52.000 mannen uit Rotterdam en Schiedam werden opgepakt en gedeporteerd door de Duitse bezetter. Dit was de grootste razzia in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De herdenking wordt bijgewoond door onder meer de burgemeesters van Rotterdam en Schiedam en vicepremier Eddy van Hijum.
De razzia van Rotterdam begon in de nacht van 9 op 10 november 1944, toen ongeveer 8.000 Duitse soldaten zowel Rotterdam als Schiedam omsingelden en pleinen, bruggen en wegen afsloten. Tijdens deze campagne, die van de Duitsers de codenaam Aktion Rosenstock kreeg, werden in alle woningen pamfletten door de brievenbus gedaan. Vervolgens werd op deuren gebonkt en werden woningen doorzocht op mannen. Dat veel mannen zich uiteindelijk meldden bij de bezetter had volgens het Stadsarchief Rotterdam verschillende redenen:
Uit angst voor represailles door de Duitsers en verraad van de buren gingen de meeste mannen mee. Daarnaast waren er ook praktische bezwaren: arbeidersgezinnen woonden vaak met grote gezinnen in kleine huizen, er was gewoon geen mogelijkheid om succesvol onder te duiken.
Bovendien was de sociale controle in de verschillende buurten vrij groot, waardoor het ingewikkeld was om thuis te blijven. De kans op verraad was dan simpelweg te groot.
Reden razzia
De mannen, allemaal tussen de zeventien en veertig jaar oud, werden bijeengebracht op verschillende verzamelpunten om vervolgens voor dwangarbeid naar Duitsland en Oost-Nederland te worden afgevoerd. Velen van hen kwamen om door uitputting, ziekte of oorlogsgeweld. Van de mannen die terugkeerden, spraken de meesten nauwelijks over de traumatische ervaringen die ze hadden meegemaakt, wat ervoor zorgde dat het leed van de razzia doorwerkte in latere generaties.
Vaak wordt gedacht dat de grote razzia van november 1944 bedoeld was om dwangarbeiders voor de Duitse oorlogsindustrie te werven. In werkelijkheid wilde de bezetter echter zoveel mogelijk weerbare mannen uit West-Nederland verwijderen om te voorkomen dat zij zich tijdens de geallieerde opmars tegen de Duitsers zouden keren.
Monument
Het razziamonument op de Parkkade, dat vorig jaar door toenmalig burgemeester Aboutaleb is onthuld, markeert een van de verzamelplekken van de razzia. Dit jaar is er extra aandacht voor de herdenking, omdat het precies tachtig jaar geleden is dat deze plaatsvond. Naast de officiële ceremonie zijn er door heel Rotterdam verschillende activiteiten, zoals toneelvoorstellingen, muziekoptredens en tentoonstellingen. Stadsarchief Rotterdam heeft daarnaast 1.360 minibiografieën gepubliceerd van slachtoffers van de razzia, waarmee de persoonlijke verhalen van de opgepakte mannen worden belicht.
In stadsdeel Charlois, bij de busgarage aan de Sluisjesdijk die in 1944 als verzamelplek diende, wordt dit jaar een geveltekst onthuld. De tekst maakt deel uit van het project ‘Verhaal van mijn vader’, waarin verhalen van slachtoffers en achterblijvers worden gedeeld. De busgarage, die destijds nog in aanbouw was, staat symbool voor de herinneringen aan de razzia die in het stadsdeel leven.