Zoektocht naar een grootvader
Het jaar 1996 was een verdrietig jaar, omdat mijn moeder op eenenvijftigjarige leeftijd overleed. Op haar sterfbed deed zij uitspraken waarmee ze iets wilde vertellen, dingen die ze tijdens haar leven niet had durven en kunnen uiten, zaken waarover ze niet kon spreken. Ze sprak pas toen ze daartoe fysiek al bijna niet meer in staat was. Haar uitspraken, cryptisch en raadselachtig, werden voor mij enkele jaren na haar dood het begin van een zoektocht. Een zoektocht om mijn moeders laatste woorden te kunnen plaatsen en een zoektocht naar haar vader, mijn grootvader: een Duitse soldaat.
Den Helder 1944
Die geschiedenis begint in Den Helder, dat in de Tweede Wereldoorlog vanwege zijn marinehaven een stad van strategisch belang was voor de Duitse bezetter. Om die reden werd de stad door de geallieerden herhaaldelijk gebombardeerd — zozeer, dat Den Helder na Rotterdam de meest gebombardeerde Nederlandse stad in de Tweede Wereldoorlog was. Vanwege het gevaar en de verwoestingen werd het grootste deel van de bewoners geëvacueerd. Onder de minderheid die bleef, bevond zich het personeel van nutsbedrijven, havenwerkers, vissers, politie en medisch personeel. Wie ook bleven: bewoners die er vrijwillig voor kozen om voor de Wehrmacht te gaan werken, mensen zoals mijn oma.
Mijn oma was twintig jaar toen de oorlog begon. Ze woonde toen nog samen met haar vier jaar jongere halfzusje bij haar moeder, voor zover ik weet in de Anemonestraat in Den Helder. Haar middelste halfzus was al getrouwd — met een man die een connectie scheen te hebben met het Helders Verzet — en was dus al het huis uit.
In de buurt waren Duitse soldaten ingekwartierd. Zo ontmoette mijn oma ‘Walter/Walther’, een soldaat die wat ouder was dan zij en diende bij de infanterie op een radarstelling ten behoeve van de kustverdediging met de codenaam Salzhering. Ik weet niet wanneer zij hem precies heeft ontmoet, en waar, maar het is duidelijk dat de liefde tussen hen al snel serieuze vormen aannam. Ook weet ik dat hij plotseling als sneeuw onder de zon verdween, in de nazomer van 1944. Tijd om afscheid te nemen had hij niet, zijn eenheid vertrok in allerijl naar het front om de opmars van de geallieerden te stuiten. “Het was een mooie zomerdag, we liepen langs het spoor en jouw oma was al behoorlijk zwanger”, vertelde mijn hoogbejaarde oudtante mij in 2019.
Ik heb nooit begrepen waarom hij geen gedag is komen zeggen.
Hij verdween, de soldaat die mijn grootvader zou worden. Geen enkel beeld is er van hem. Staat hij überhaupt wel op foto’s? Beelden zijn er genoeg, want de Duitsers maakten veel (amateur)foto’s in de oorlog. Maar van hem is geen foto, geen portret bekend. Ook geen brief. Wel was er nog één belangrijke primaire bron: mijn bovengenoemde oudtante.
In 2019 kreeg ik via de zoon van mijn oma’s halfzusje, iemand die ik al minstens vijfendertig jaar niet meer had gezien, de mogelijkheid om zijn toen eenennegentigjarige moeder te spreken. Zij had Walter nog gekénd! Naast mijn oma zelf, die in 2002 was overleden en die ik nooit veel vragen heb gesteld over mijn opa, is dit de beste bron die ik heb kunnen vinden. Mijn oudtante herinnerde zich de soldaat nog, kon mij vertellen dat hij Walter heette en wist hem ook nog te beschrijven: een vrij kleine man met blond haar, gekleed in een groen uniform van de infanterie.
Wegmoffelen
Binnen mijn familie werd er over deze Walter dus nooit gesproken. Door de boeken die ik over het onderwerp las, beginnend bij Kinderen van Duitse Militairen van Monika Diederichs — zelf ook kind van een Duitse vader — begreep ik wat het onthullen van zo’n familiegeheim zelfs decennia later nog voor gevolgen kon hebben. Dat je er tot in de jaren zevenrig, tachtig en zelfs de jaren negentig op kon worden aangekeken, en nog erger: erom kon worden buitengesloten.
Ik denk dat mijn oma en mijn moeder hebben geprobeerd mijn broer en mij daartegen te beschermen. Dat is enerzijds goed. Anderzijds kon niemand in mijn familie vermoeden dat dit verzwijgen, dit wegmoffelen om maar een passend woord te gebruiken, voor mij als kind zo zichtbaar en voelbaar zou zijn. Ik was té nieuwsgierig, heb ik wel eens gehoord, maar dat kwam omdat ik voelde dat er iets verborgen werd gehouden. “Je moet niet zo veel vragen”, zeiden mijn opoe en oma dan.
Ik kon toen uiteraard nog niet vermoeden dat ik van die verborgen geschiedenis zoveel jaren later bewust een thema zou maken in mijn beeldende werk, en dat hij zo’n centrale plaats zou gaan innemen in de psychologische zoektocht naar mijn ‘zelf’. Toch waren er in de jaren negentig al wel signalen. Misschien is dat niet zo vreemd, omdat mijn moeder mij enkele jaren daarvoor had verteld dat haar vader een Duitser was.
Maar er blijven vragen. Waarom ik bijvoorbeeld mijzelf als jong kind door voor mij onverklaarbare gevoelens van schaamte en verlegenheid in de buitenwereld wegcijferde, niet volledig tot mijn recht kon komen. Waarom thuis wel veilig was, maar de buitenwereld niet. En mijn oma zo gek was op mijn broer, terwijl ze van mij niet veel moest hebben? Was het omdat hij haar eerste kleinkind was? Of was het omdat hij misschien wel op Walter leek?
En waarom leek mijn moeder geestelijk zo vaak ergens anders te zijn dan de plekken waar ze fysiek aanwezig was? Waarom wilde ze altijd alle kranten helemaal lezen? Was ze op zoek naar informatie waarmee zij haar zoektocht naar haar vader kon inzetten? Ze bleek die zoektocht al te hebben ingezet, vertelde ze. Maar ze stopte op verzoek van mijn oma met zoeken toen ze heel dicht bij het antwoord was op de vraag wat er van mijn opa geworden was. Liever leefde mijn oma in onwetendheid, ook al ontzegde ze daarmee mijn moeder het recht om te weten wie haar vader was — en om hem wellicht nog te kunnen opzoeken, mocht hij nog hebben geleefd.
Moffenmeid?
Mijn oma heb ik in 2001 nog wel wat vragen kunnen stellen over Walter, ongeveer een jaar voordat zij overleed. Ik zal nooit vergeten hoe ik, na een bezoek aan haar, op briefjes snel notities maakte, omdat ik voelde dat die belangrijk zouden kunnen worden in mijn latere leven. Die briefjes heb ik daarna zorgvuldig opgeborgen, om ze pas enkele jaren geleden weer tevoorschijn te halen. Ik las dat ik haar de vraag heb gesteld: bent u ook kaalgeschoren?
Ze vertelde, met enige schroom, dat ze vanwege haar omgang met de Duitsers wel werd nagewezen. De dreiging om als ‘moffenmeid’ te worden kaalgeschoren is er wel geweest, maar uiteindelijk werd ze ontzien. Dat kwam omdat haar werk in de keuken bij de Wehrmacht haar in staat had gesteld eten mee te smokkelen voor anderen en omdat ze niet egoïstisch was geweest. Over Walter zei ze slechts:
Hij was ook maar een jongen die in dienst moest.
Ik kan me herinneren dat wij op 4 of 5 mei wel altijd naar mijn oma en opoe gingen, maar er nooit werd deelgenomen aan de herdenkingen of feesten in de stad. Dat ze waarschijnlijk een hekel had aan Bevrijdingsdag, begrijp ik nu. Wat viel er te vieren voor haar? En voor mijn moeder? Een kind van een Duitser én van een ongehuwde moeder. Een dubbele schande.
Dat was zestien jaar na het einde van de oorlog helemaal zo. Toen mijn vader vol trots aan een tante vertelde dat hij een lief meisje had leren kennen en dat ze verkering hadden, reageerde zijn tante afkeurend: “Weet je wel dat zij van een Duitser is?!” De afkeer die deze woorden in mijn vader voedde, gold echter niet mijn moeder, maar zijn tante. Haar woorden gaven hem een extra reden om bij mijn moeder te blijven. Hij bleef met haar samen totdat ze overleed.
Haar grote liefde
Nadat Walter was vertrokken naar het front heeft mijn oma nog met hem gecorrespondeerd. In een van de brieven vraagt hij haar hem mede te delen of hun kindje een jongen of een meisje is. Die brief ontving zij pas negen maanden nadat zij hem voor het eerst had geschreven. Op zijn schrijven heeft zij hem nog een brief teruggestuurd, maar ze heeft nooit meer iets van hem vernomen. Dat is wat mijn oma met mij heeft willen delen in 2001, een jaar voordat zij zelf overleed.
‘De Oorlog Was De Beste Tijd Van Haar Leven’ kopte het artikel van Jannetje Koelewijn in het NRC van 4 mei 2013 over mijn oma, mijn moeder en mij. Ik denk dat dat inderdaad zo was, hoe wrang en treurig dit ook klinkt. Mijn oma werd als meisje mishandeld door haar stiefvader en had het thuis dus niet makkelijk. Dat dit veranderde toen zij Walter leerde kennen. Hij was haar grote liefde.
Zoektocht
Als beeldend kunstenaar in opleiding in de jaren negentig was ik onbewust al bezig met het thema Afwezigheid. Deze geheimzinnige figuur in de familie, deze ‘afwezige’, verscheen toen al langzaam maar zeker in mijn fotografische werk. Ongemerkt, niet letterlijk als figuur, maar eerder in duistere sferen en mysterie.
Nu, vijfentwintig jaar later, blijkt dat het thema in ál mijn werk verscholen ligt. Pas in 2013, nadat het artikel van Jannetje Koelewijn was verschenen en ik mijn zoektocht naar mijn grootvader was gestart in 2019, ben ik langzaam maar zeker toe gaan werken naar wat nu mijn project is geworden. De titel Reise Nach Jerusalem verwijst naar de Duitse benaming voor het kinderspel Stoelendans.
In mijn zoektocht, begonnen in het Nationaal Archief om te achterhalen welke divisie van het Duitse leger er in Den Helder zat, kwam ik vrij spoedig Stichting Werkgroep Herkenning op het spoor. De mensen daar hebben mij verder op het spoor gezet in deze moeilijke speurtocht. Helaas kon het Bundesarchiv in Berlijn mij niet helpen omdat ik geen geboorteplaats en datum heb van mijn grootvader. Ik heb hem nog steeds niet gevonden, ondanks alle hulp van veel mensen, die ik daarvoor erg dankbaar ben.
Reise Nach Jerusalem
Van 15 september tot en met 27 oktober 2024 zal ik mijn project voor het eerst tonen in de vorm van een kunst/foto-installatie in Den Helder bij Kunsthal45. In de installatie verbeeld ik hoe transgenerationele overdracht als gevolg van een oorlog/de oorlog tot schaamte- en schuldgevoelens kan leiden bij volgende generaties. Dat het verzwijgen van een beladen familiegeschiedenis de volgende generaties uiteindelijk eerder tekort doet of zelfs schaadt dan ze ertegen beschermt.
Foto’s, fotokopieën, alledaagse objecten voorzien van nieuwe betekenissen binnen de context van het thema, audiovisueel werk, tekeningen, teksten en persoonlijke documentatie vormen de onderdelen van de installatie. Een labyrint waarin je zelf je weg kunt zoeken. Ik wil met het tonen van mijn installatie openheid creëren en anderen aanmoedigen ook hun verhaal naar buiten te brengen.
Ik hoop Reise Nach Jerusalem na Den Helder op meer plekken te tonen, mijn grootvader achterna reizend. In het slechtste geval eindigde zijn leven al in september 1944 in Arnhem, twee maanden voor de geboorte van mijn moeder. Wat bij mij een nog altijd onbeantwoorde vraag oplevert of een brief er negen maanden over heeft kunnen doen. Gezien de erbarmelijke omstandigheden en chaos vermoedelijk wel…