Volgens archeoloog Miko Flohr van de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) was het werk van textielarbeiders in Rome, Ostia en Pompeii in de eerste eeuwen na Christus een stuk grootschaliger en efficiënter dan tot nu toe werd gedacht.
Flohr promoveert op 22 maart op zijn onderzoek naar het werk van zogenaamde fullones of vollers, textielarbeiders in het Romeinse Rijk in de eerste eeuwen na Christus. Hij bestudeerde schriftelijke bronnen en archeologisch materiaal uit de periode uit de steden Rome, Ostia en Pompeii.
De archeoloog richtte zich op het werk van de fullones. Deze textielarbeiders maakten kleding schoon, ruwden het oppervlak, polijstten het en brachten vervolgens een vleug aan. De kleding werden tevens gevold waardoor die dikker, compacter en steviger werd. Deze gevolde kleding was prijzig. Klanten van de zogenaamde fullones waren daardoor de rijkere Romeinen voor wie aanzien en mooie kleding belangrijk was.
Over het werk van de fullones was al aardig wat bekend. Miko Flohr ontdekte echter dat in Rome en de nabijgelegen havenstad Ostia in de eerste eeuwen na Christus grote werkplaatsen bestonden. Volgens de archeoloog hadden deze werkplaatsen een formaat en organisatie van een voor die tijd ongekende omvang. “We wisten dat de Romeinen nadachten over efficiënte organisatie van werk, maar dat het zo ver uitgewerkt was, is nieuw”, aldus de archeoloog.
Flohr vond vollerijen waar vijftig tot honderd man op de werkvloer moeten hebben gestaan. “Als je de opgravingen goed bekijkt, zie je: hier woonden voor het eerst mensen niet meer bij hun werk, maar daar moesten ze van huis naar toe komen.” In deze vollerijen werden de taken opgesplitst en was de ruimte ingericht naar de opeenvolgende delen van het arbeidsproces. Flohr: “Arbeiders stonden in rijen naast elkaar, waardoor onderlinge communicatie bemoeilijkt wordt. Mensen konden elkaar niet in de ogen kijken en het was erg moeilijk, zo niet onmogelijk om een gesprek te voeren met collega’s die niet direct of vrijwel direct naast je stonden. Dit leidde tot een nogal anonieme sfeer.”
Vaak is aangenomen dat het op de verschillende vollerijen erg moet hebben gestonken. Dit vanwege het gebruik van urine bij het productieproces. Volgens Flohr viel het mee met die stank. Sommige werkplaatsen bevonden zich aan de rand van de stad, maar dat had volgens hem meer te maken met de grondprijs dan met stankoverlast. In Ostia bevonden de werkplaatsen zich in het centrum van de stad.
Volgens de onderzoeker was het werk van de fullones niet overal zo goed georganiseerd als in de grote werkplaatsen. “In Rome en Ostia zijn een paar van dit soort ‘fabrieken’ terug te vinden, maar vollerijtjes aan huis, vaak in combinatie met een winkel, bleven ook bestaan”, aldus Flohr. De archeoloog noemt zijn ontdekking uniek. Volgens hem komen vergelijkbare rationele productieprocessen niet voor tot aan de industriële revolutie. Toch houdt hij een slag om de arm. Hij is bijvoorbeeld benieuwd hoe het in de oosterse Han-dynastie toeging.
- Boek: De Romeinse keizers