Romeinen rondom het Domplein
Er zijn vele boeken verschenen over het Domplein, maar nog nooit over de eerste bewoners van deze plek; de Romeinen. Het boek gaat meer dan 2000 jaar terug en begint bij de stichting van de stad Utrecht. Los van een paar boerenakkers, moerasbossen en een rivier was de huidige stad, een dunbevolkt gebied. De Romeinen kwamen hier tijdens keizer Caligula, rond het jaar 40. Op bevel van de keizer werd een reeks van forten langs de Rijn gebouwd. Het fort Traiectum dat op de plek van het Domplein stond, kende vijf bouwfasen. De eerste vier forten werden opgetrokken in hout en de laatste werd gebouwd van steen.
In Utrecht is nog maar weinig te zien van wat de Romeinen achterlieten, en toch zijn er aardig wat sporen te vinden. Elke archeoloog die een spade in de grond zet, stuit op Romeinse resten. Iedereen die vanaf het Centraal Station richting de Domtoren fietst of loopt ziet dat het iets omhoog gaat. Hier lag waarschijnlijk al een natuurlijke verhoging in het landschap, ontstaan door rivierafzettingen, maar deze ‘berg’ in Utrecht is door mensenhanden, Romeinse handen welteverstaan, opgehoogd. Waarom ze precies voor deze plek kozen, is niet bekend. Traiectum werd niet als speciale plaats gesticht, maar was een klein onderdeeltje van een groter geheel. In Nederland zijn er ongeveer twintig forten (castella) geweest, die bijna letterlijk op loopafstand van elkaar lagen. Van een ervan vinden we de resten terug op het Domplein.
Ver(stand)houding
Na de bouw van het castellum Traiectum ontstonden al snel contacten tussen het Romeinse leger en de waarschijnlijk boerenbevolking van de omliggende omgeving. Romeinse luxeartikelen deden hun intrede, zoals voorwerpen van glas en brons, aardewerk in de keuken, voorraadpotten van Romeinse makelij. Het aardewerk, ook al resten ons niet meer dan enkele scherfjes, was zo te zien heel mooi en verfijnd. Bij diverse opgravingen op en rondom het Domplein zijn er legio van die scherfjes gevonden. Meer verfijning, meer luxe, mooie spullen. Leuk hoor, die Romeinen. Luxegoederen zoals wijn, kleding, gebruiksvoorwerpen en bovendien die glanzende gouden schijfjes moeten de lokale bevolking hebben gefascineerd. De regionale economie veranderde. Zo werden landbouwoverschotten verkocht aan de Romeinse manschappen die in de castella gelegerd zaten. Kortom, de lokale bevolking in de wijde omtrek moet baat hebben gehad bij de komst van de Romeinen. Ze verdienden aan het Romeinse leger en leverden het de producten die het nodig had.
Nadat het castellum Traiectum was gebouwd, ontstond er een nederzetting langs de toegangswegen. De bewoning was in tegenstelling tot die van het castellum, niet militair. Tegelijkertijd of vlak nadat het castellum was opgetuigd, vestigden zich hier mensen in het kampdorp (vicus). Mensen, zonder militaire rang, maar die op een of andere wijze verbonden waren met het leger, of er (goed) aan verdienden. Het was de woonplek voor mensen uit de wijde omgeving die met de Romeinse soldaten van het castellum een relatie hadden. Dat kon zoals hierboven genoemd, een zakelijke of politieke relatie zijn, maar ook een liefdesrelatie. In het kampdorp vestigden zich kroegbazen, handelaren, ambachtslui en vrouwen en kinderen van de soldaten.
Mengen van menu’s
Ook binnenshuis traden veranderingen op, bijvoorbeeld in het menu. Bessen en graan aten de lokale bevolking al. Er werd vooral gerst en emmertarwe verbouwd. Spelt kwam hier weinig voor en daar waren de Romeinen juist weer gek op. Het is bekend dat ook emmertarwe erg geliefd was bij de Romeinen. Voor zover bekend verbouwden ze het niet zelf. De soldaten in Traiectum kochten het waarschijnlijk van de lokale bevolking of ze importeerden het. Immers, over de Rijn voeren schepen af en aan voor de toevoer van eten, eten en nog eens eten.
Het Romeinse leger in het Kromme Rijngebied was geen bezettingsleger, dat zou anders zijn georganiseerd. Het was een leger om de grenszone te bewaken en het buffergebied open te houden. In de Romeinse geschiedschrijving wordt de Kromme Rijnstreek alleen genoemd als er gevochten werd. Kennelijk was er verder niet veel vermeldenswaard van dit gebied en het castellum Traiectum. Naast het bewaken van de rivier werden er door de soldaten allerlei klussen gedaan. Ze hebben het fort waarschijnlijk zelf moeten bouwen. Bij opgravingen op het Domplein zijn dakpanfragmenten met een stempel COH II HIS PED PF. Ofwel: Cohors 2 Hispanirum Peditata pia fedelis, vrij vertaald: de tweede cohorte infanterie van Hispanië, voetvolk.
Wat bezielde die Romeinse soldaten toch? Dienst nemen, voor twintig jaar risicovol leven? Het zal aantrekkelijk zijn geweest om dienst te nemen bij de hulptroepen. Het betaalde aardig, je leerde lezen en schrijven, je zag wat van de wereld en na afzwaaien kreeg je het Romeins burgerrecht, een pensioen en een diploma in de vorm van een koperen plaat, als bewijs van goede dienst (fragmenten van een dergelijke plaat zijn onder andere gevonden bij Bunnik). Dit diploma was erg gewild.
Afgezwaaide soldaten werden dus nieuwe Romeinse burgers. Na hun diensttijd vestigden deze mannen zich nabij de legerplaats, wellicht bij hun vriendin in de vicus, met wie ze, nu ze geen soldaat meer waren, in het huwelijk mochten treden, of ze keerden terug naar hun geboortegrond, waar ze konden genieten van hun oude dag. Er waren cruciale verschillen tussen de legionairs en de hulptroepen, het voetvolk, die van essentieel belang zijn geweest voor de ontwikkeling van Utrecht als stad. Het boek gaat uitgebreid in op het soldatenleven.
Soldaten kookten eigen kost…
Iedere dag kookten de soldaten hun eigen eten in een aardewerken potje. De strijdmakkers aten gezamenlijk. Het menu van een Romeinse soldaat bestond uit graanpap (puls), brood en vlees (voornamelijk rund) veel vis en wat wild, daaraan toegevoegd wat kruiden zoals dille, karwijzaad, koriander, peterselie, selderij en venkel.
Dankzij archeologisch onderzoek weten we wat de Romeinen aten. We mogen ze ook wel dankbaar zijn, want heel wat kruiden die wij nu kennen, strooiden de Romeinen al door hun eten. Om meer van de Romeinse keuken te weten te komen, moeten we recepten zien te achterhalen. Gelukkig zijn er recepten uit de Romeinse tijd overgeleverd. Dat hebben we te danken aan onder andere Marcus Gavius Apicius, een kok die in de tijd van keizer Tiberius leefde. Tiberius werd geboren in 42 voor Chr. en stierf in het jaar 37 van onze jaartelling. Hij stierf dus kort voordat het castellum Traiectum werd gebouwd.
Meer gerei dan wij
De inwoners van het Romeinse Rijk, ook onze soldaten en officieren die op het Domplein gelegerd waren, aten met één hand. Voorzichtig namen ze het eten tussen twee of drie vingers, en hoewel het eten altijd werd voorgesneden alvorens het werd opgediend, kenden de Romeinen meer besteksoorten dan de gemiddelde Nederlander. Lepels en messen kenden ze, vorken niet, maar ze hadden bijvoorbeeld zilveren peuterstokjes om slakjes en kreeftjes mee los te halen. Messen aan tafel waren thuis niet gebruikelijk, in de eethuisjes daarentegen kwam het mes vaker op tafel. Ze kenden speciale roerstaafjes en prikkertjes (rudix). Dit soort bestek is ook in Utrecht teruggevonden. Kasten vol stokjes liggen uitgestald in de vitrines van het Centraal Museum.
In het boek zijn recepten verwerkt van gerechten die de Romeinse soldaten op het Domplein gegeten zouden kunnen hebben. Hier volgt er eentje. Wie het boek aanschaft, kan een heerlijk en gezond menu op snelle en eenvoudige wijze bereiden en komt te weten hoe groot de Romeinse invloeden nog zijn op onze keuken.
Mosselwachters, die soldaten
De soldaten in Traiectum aten onder andere mosselen. In Utrecht zijn bij de wachttorens in Leidsche Rijn, in het castellum Traiectum en in de vicus op het Pieterskerkhof sporen teruggevonden van mosselschelpen. Romeinen vonden mosselen lekker. Apicius heeft een recept aan ons overgeleverd.
Mosselen koken, een moderne bewerking voor vier personen:
2 ½ kg mosselen; ½ liter water; 1 gehakte sjalot; 2 el kruiden : lavas, dille, karwij, bonekruid, selderij; 2 el gehakte prei (maar een hele prei is ook erg lekker); 1 el garum; 1 glas witte wijn; 1 el honing; 1 el olijfolie
Alle ingrediënten gaan in een grote kookpot, samen met de uitgezochte en goed gewassen mosselen. Verwijder beschadigde mosselen, ook de Romeinen wisten dat je daar ziek van kunt worden. Hoog vuur, gesloten deksel, inhoud van de pan regelmatig omschudden en de mosselen koken. Mosselen die niet open zijn gegaan, weggooien. Het kookvocht werd als soep gegeten met brood, bij de mosselmaaltijd. Heerlijke smaakverrukking. (Coppoolse, A. Romeinse vleesgerechten en andere heerlijkheden (Archeon, 1995) 153)
Klein percentage, grote vondsten
Tot 1929 werd er sterk getwijfeld aan het Romeinse verleden van Utrecht, wat – gezien de vondsten – nogal verbazend is. Er is bijvoorbeeld een houten, met leer bespannen schild en een umbo (schildknop) gevonden. Het verleden geeft zich bloot: gespen, stukje sandaal, heel veel spijkers voor zoolbeslag, paardentuig, en… een vrouwenschoen. Het boek gaat hier verder op in. Toen de eerste Romeinse resten van het castellum Traiectum in 1929 werden opgegraven, bestond er geen twijfel meer over het Romeinse verleden van Utrecht.
Geschiedenis, culinair genot en archeologie zijn in dit boek met elkaar verweven. De lezer krijgt bewondering voor de Romeinse geschiedenis in Utrecht, die uiteindelijk toch een behoorlijke periode (van 40 tot 275 na Chr.) duurde.
Achterin het boek staat een wandeling beschreven. De wandeling, leuk voor jong en oud, voert langs plekken waar de Romeinse geschiedenis door archeologen aan het licht is gebracht. Tevens gaat de wandeling langs het museum waar de opgegraven objecten te bewonderen zijn. Tenslotte is er de mogelijkheid om de Romeinse geschiedenis van Utrecht ondergronds te bewonderen, in het pas geopende DOMunder.
Het boek is uitgegeven in eigen beheer door Op avontuur met geschiedenis, en is rijk geïllustreerd met afbeeldingen van Romeinse objecten uit Utrechtse en Nederlandse bodem, de recepten zijn toegepast op hedendaagse maten en hoeveelheden. (140 pagina’s, rijk geïllustreerd.)
Het boek bestellen kan via [email protected]