Nabestaanden van de katholieke Ieren die in 1972 tijdens Bloody Sunday om het leven kwamen, krijgen van de Britse overheid ieder elk 50.000 pond schadevergoeding. Omgerekend is dat bijna 60.000 euro. Dat meldde de BBC donderdag.
Dat de Britse regering schadevergoeding zou betalen, was al zo’n anderhalf jaar bekend. De vraag was alleen nog hoeveel er betaald zou worden.
Op zondag 30 januari 1972 werden dertien katholieke Ieren tijdens een vreedzame demonstratie in Derry gedood door leden van het Britse leger. Enige tijd later overleed nog een van de demonstranten waarmee het totale slachtofferaantal op veertien kwam. Het drama is de geschiedenisboeken ingegaan onder de naam Bloody Sunday.
De protestmars die de Ieren hielden was illegaal, protestmarsen waren destijds verboden. De door de Northern Ireland Civil Rights Association (NICRA) georganiseerde mars was dan ook onder meer gericht tegen dit verbod op protestmarsen.
Excuses en schadevergoeding
In 2010 bood de Britse premier David Cameron namens de regering zijn excuses aan voor de wijze waarop het leger zich tijdens Bloody Sunday had opgesteld. Hij deed dit kort nadat een onderzoekscommissie onder leiding van Lord Saville een rapport had gepresenteerd. Belangrijkste conclusie van de commissie, die maar liefst twaalf jaar onderzoek had gedaan, was dat de Britse militairen onterecht demonstranten hadden neergeschoten.
Volgens de BBC komen niet alleen nabestaanden van slachtoffers in aanmerking voor de schadevergoeding. Ook mensen die tijdens de demonstratie gewond raakten zouden aanspraak kunnen maken op het bedrag.
Of de zaak na het betalen van de schadevergoeding afgesloten kan worden valt te betwijfelen. Verschillende nabestaanden hebben namelijk te kennen gegeven soldaten te willen vervolgen die betrokken waren bij het bloedbad.