Ik kijk er ieder jaar reikhalzend, maar tegelijkertijd met een bijzonder oncomfortabel en ietwat beschaamd gevoel, naar uit: de presentatie van de Quote 500. Vol verbazing – en verbijstering – bestudeer ik het lijstje met de vijfhonderd rijkste Nederlanders. In 2018 voerde wederom Heinekenchef Charlene de Carvalho-Heineken met het astronomische bedrag van 12,8 miljard euro de lijst aan, HEMA-investeerder Marcel Boekhoorn tikt de negende plaats aan met een vermogen van 1,9 miljard euro en prinses Mabel van Oranje doet haar intrede in de lijst op plaats 149 met een slordige 240 miljoen euro.
De familie Brenninkmeijer is met 22 miljard euro op de bank veruit de rijkste familie van Nederland. De koninklijke familie, in de Quote 500 op plek elf met een geschat vermogen van 1 miljard, hoeft zich, wat betreft financiën althans, ook weinig zorgen te maken. Kortom, duizelingwekkende bankrekeningen en vermogens – voor veel historici een ver van hun bed show.
Behalve voor Marcel Metze, historicus en onderzoeksjournalist, en zijn collega Jos van Hezewijk, sociaal geograaf en directeur van Elite Research. Niet omdat beide heren miljarden op de bank hebben staan, maar omdat het duo zich heeft verdiept in rijkdom in de Lage Landen. In hun nieuwe boek Superrijk in de lange landen – waarbij genoemd moet worden dat Van Hezewijk de hoofdauteur is – onderzoekt het tweetal de mechanismen waarmee rijkdom ontstaat, wordt doorgegeven en verloren gaat. Die nieuwsgierig makende speurtocht wordt geïllustreerd door tientallen portretten van superrijke families en individuen. Een soort Quote 500 of all time dus!
Literatuur
In het boek worden een tiental relaties rondom rijkdom onderzocht. Denk daarbij aan geopolitiek en rijkdom; transport en handel als route naar rijkdom; en rijk worden door te netwerken of te trouwen. Al deze relaties vormen het fundament waarop (super)rijkdom tot stand komt of wordt doorgegeven. Die mechanismen, zo verklapt Van Hezewijk in de inleiding van zijn boek, zijn niet alleen op vandaag de dag van toepassing, maar zijn al eeuwen van kracht.
Belangrijk is dat Van Hezewijk, als sociaal geograaf, zich niet waagt aan nieuw, historisch bronnenonderzoek. Dat lijkt uw recensent, zonder al te pendant te willen klinken, een verstandige keuze: doe waar je zelf goed in bent, en laat ander werk – ofwel omwille van de efficiency ofwel omwille van de kwaliteit – aan een deskundige over. Voor zijn boek heeft Van Hezewijk dus vooral veel literatuur bestudeerd. De omvangrijke literatuurlijst aan het slot van zijn boek onderschrijft de grondigheid waarmee Van Hezewijk dat heeft gedaan.
Succesfactoren
Van Hezewijk hakt de eerder genoemde succesfactoren voor (super)rijkdom in allerlei stukjes: hij spreekt in het ene hoofdstuk over de relatie tussen rijkdom en macht, terwijl in een later hoofdstuk de invloed van het financiële systeem op het geldelijk gewin wordt onderzocht. Dat opknippen van succesfactoren vergroot weliswaar de leesbaarheid van het boek, maar het voelt tegelijkertijd enigszins kunstmatig aan. Juist de overlap tussen die succesfactoren is, de basis voor (super)rijkdom: iemand die geboren is in een rijke familie, over een goede hersenpan beschikt, baat heeft bij het financiële systeem en dan ook nog eens het geluk aan zijn zijde heeft – ja, dan pas kom je als beginnend miljardair ergens. Die verwevenheid tussen factoren noemt Van Hezewijk natuurlijk wel, maar het had explicieter gemogen.
Soms voelen de blootgelegde relaties ook enigszins aan als het intrappen van een open deur. Ja, natuurlijk zijn rijk trouwen, een gunstig financieel systeem, en het bedenken van innovatieve uitvindingen goede ingrediënten voor rijkdom. Maar dat de mechanismen heel vanzelfsprekend aanvoelen, is ook een verdienste van Van Hezewijk: zijn onderzoek, zijn vlotte manier van schrijven en de vele aangedragen voorbeelden, maken de patronen van rijkdom kraakhelder.
De familie Pon
Neem het verhaal van de familie Pon. De gebroeders Ben en Wijnand Pon namen in de jaren dertig van de twintigste eeuw een goedlopende rij- en automobielhandel van hun vader langzaam over. Ben, als geniale verkoper, leverde in de oorlogsperiode producten en diensten aan de Duitse bezetter. Na de oorlog wist hij – bewust van het feit dat de burgerauto een hoge vlucht zou nemen – het Nederlandse importeurschap van de Volkswagen Kever zeker te stellen. Of hem dat lukte doordat hij een Brits officiersuniform droeg en zo de Britse autoriteiten in Duitsland wist te paaien, of doordat hij met een schets voor het latere ‘hippiebusje’ kwam, of doordat hij met aanbevelingsbrieven van het Nederlandse Militaire Gezag – dat laten we even in het midden.
Ben wist in ieder geval het importeurschap van de Kever binnen te halen, waarna de auto een groot succes werd. Later volgde het importeurschap van Porsche. Tegelijkertijd bewaakte broer Wijnand, als strenge boekhouder, het vergaarde familiefortuin met de grootste zorgvuldigheid. Onder de zonen van Ben en Wijnand werd het importeurschap van de Audi, de Seat en de Skoda binnengehaald. De zonen leidden het miljardenimperium als koopmannen – zonder enige interesse in auto’s. Met de vergaarde rijkdom wisten de zonen nog diverse andere succesvolle activiteiten te ontplooien: wijnboerderijen, jachthavens, musea, modernistische kerken, een bedrijf in stierensperma, rolstoel- en scootmobielfabrieken en melkveehouderijen – de Pons hadden ongetwijfeld een brede interesse. En nog geen tien jaar geleden keerden nazaten van de broers Pon terug naar het product, waarmee het vroeger allemaal begonnen was: ze kochten fietsenfabrikant Gazelle op.
Keihard zakeninstinct, een goed stel hersens, een periode van economische groei, geboren worden in een gegoede familie, de juiste connecties hebben en een beetje mazzel op de handelsmarkt – dankzij de combinatie van deze factoren, groeide de familie Pon uit tot een miljardenimperium.
Onmisbare portretten
Het portret van de familie Pon, dient, net als alle andere portretten van exorbitant rijke figuren, slechts “ter onderbouwing van de inhoudelijke thema’s”, zoals Van Hezewijk dat zelf stelt. Ik durf een iets stelligere uitspraak wel aan: de portretten zijn eerder een onmisbare toevoeging aan zijn boek. Ze wekken nieuwsgierigheid op en zorgen, bij vlagen, voor een prettige verbazing – of zelfs verbijstering. Ook verlevendigen de portretten de beschreven mechanismen voor rijkdom, die vrij voor de hand liggen. Kortom, de portretten geven een prachtige kleur aan het boek – en zijn daarom onmisbaar.
Onhandigheid
Enige, vanuit historisch oogpunt, onhandige uitspraken vergeven we Van Hezewijk. Dat hij “de Nederlanden tot het eind van de middeleeuwen onderontwikkeld en leeg” noemt, is enigszins kort door de bocht. Voorbeelden te over van culturele, wetenschappelijke, politieke en architectonische bloei tijdens de Middeleeuwen – enige nuance bij die stereotypering was dus wel op zijn plaats geweest.
Voor de uitspraak dat de “Gouden Eeuw een import-rijkdom” was, puur en alleen te danken aan geopolitieke ontwikkelingen en migrantenstromen, valt zeker iets te zeggen, maar ook daarbij had enige nuance niet misstaan. Innovatie in de land- en scheepsbouw en het aanzwengelen van de economie door de overheid waren evengoed belangwekkende factoren voor de bloei tijdens de Gouden Eeuw. Dan laten we de discussie óf de Gouden Eeuw überhaupt een periode van collectieve rijkdom was of een tijd van monopolisering van het kapitaal door de graaiende elite zelfs buiten beschouwing.
Recept voor rijkdom
Verwacht niet dat Van Hezewijk in dit boek een makkelijk te reproduceren recept voor (super)rijkdom aanlevert. Helaas zal het overgrote deel van de lezers niet delen in de (super)rijkdom van de besproken figuren. Maar dat is niet erg: Van Hezewijk schetst een vermakelijk en smakelijk beeld van vergaarde, maar zeker ook van verloren rijkdom.
Ach, geld maakt toch niet gelukkig.
Boek: Superrijk in de lage landen – Met 500 rijksten aller tijden