Donker versus Thorbecke
Waarom raakte Dirk Donker Curtius zo snel op de achtergrond? Thorbeckes overheersende natuur verdroeg lastig anderen naast hem en Donker had niet de minste behoefte om zich aan de hoogleraar te onderwerpen. De verschillen tussen beiden laten zich samenvatten aan de hand van hun verschillende karakters, hun perceptie van verandering en de opvattingen over hun rol in de geschiedenis.

Verschillende visies
Daarnaast verschilde hun visie op hervorming. Waar Thorbecke zijn staatkundige ideeën in de jaren dertig en veertig ontwikkelde, is Donker gedurende zijn leven grotendeels consistent gebleven in zijn opvattingen. De hervormingen die hij tijdens zijn ministerschappen doorvoerde, waren dezelfde waar hij al vanaf de jaren twintig voor pleitte. Hoewel de uitwerking van hun ideeën in grote lijnen dezelfde was, haalden beide mannen de basis hiervoor uit andere bronnen. Donker, als praktisch ingesteld advocaat, articuleerde het door hem gesignaleerde onrecht in hervormingsvoorstellen die hij als een soort mantra in brochures, kranten en pleidooien consequent herhaalde. Thorbeckes ideeën waren het resultaat van een half leven academische beschouwing en reflectie en zijn organische visie op de samenleving en de plaats van de staat hierin. Donker was bij uitstek de man die het moment wist aan te grijpen en doortastend kon zijn als de situatie daarom vroeg. Thorbecke toonde zich gereserveerder en nam besluiten meer weloverwogen. Mede hierdoor zette Donker wetgeving in als oplossing voor problemen die hij tegenkwam, zoals zijn wet die vacatures in rechtbanken onvervuld liet. Voor Thorbecke was dit onbestaanbaar. Zijn organische, liberale visie zag wetgeving in samenhang. In dit grotere verband kregen wetten hun betekenis. Het verschil kwam ook naar voren in hun visie op de grondwet. Voor Donker vormde de geschreven constitutie een juridische vastlegging van de vrijheden en verantwoordelijkheden waar hij al ruim twintig jaar voor ijverde. Thorbecke beschouwde de grondwet als een raamwerk en de hierin vervatte principes het vertrekpunt voor nadere uitwerking in een wetgevingssysteem.
Plek in de geschiedenis

Is het nu terecht dat Donker zo lang als conservatief is versleten? Veel historici – niet alleen Van Welderen Rengers en Oud, maar ook Boogman, Fasseur en anderen – hebben voetstoots aangenomen dat hij voor 1848 radicaal was en daarna behoudender werd, zonder hier nader onderzoek naar te doen of verder op in te gaan. Donkers plaatsing als conservatief in de publieke opinie begon al bij de grondwetswijziging in 1848, die vaak geheel op het conto van Thorbecke geschreven is. Het beeld dat Thorbecke de leidende figuur is geweest met betrekking tot de grondwetsherziening dient te worden herwaardeerd. De rol van Donker hierin is, enkele uitzonderingen daargelaten, tot nu toe onderbelicht geweest. Weliswaar heeft Thorbecke het grootste deel van het ontwerp dat de commissie op 11 april aan de koning aanbood geschreven, maar zowel bij de instelling van de commissie als voorafgaande aan de oplevering van het ontwerp is over de afzonderlijke artikelen door de leden gesproken. Bij de laatste behandeling zijn er nog onderdelen aangepast, zodat het ontwerp zeker niet alleen Thorbeckes werk was, maar dat van de gehele commissie. Bovendien was er in liberale kring nauwelijks discussie over de belangrijkste elementen van de nieuwe grondwet: directe verkiezingen, ministeriële verantwoordelijkheid, koninklijke onschendbaarheid, uitbreiding van rechten van de Tweede Kamer en vrijheid van drukpers, vereniging en vergadering. De werkelijke verdienste van Donker lag in de periode hierna, op het moment dat het ontwerp in de ministerraad, Raad van State en de beide Kamers verdedigd moest worden toen Thorbecke al uit beeld was verdwenen.

Hij ontmoette aanvankelijk oppositie van de meerderheid van het kabinet, toch lukte het Donker, door het aftreden van twee ministers en de ommezwaai van twee andere bewindspersonen, van de herziening een ministerieel ontwerp te maken. Met hulp van de koning kreeg hij de voorstellen snel door de Raad van State. Donkers grootste verdienste in 1848 is ongetwijfeld het behendige optreden in Tweede Kamer, Eerste Kamer, Dubbele Kamer en ten slotte nogmaals de Eerste Kamer, waardoor de herziening uiteindelijk succesvol was. De Tweede Kamer beriep zich aanvankelijk op de reactie van 16 maart en wilde verkiezingen met één trap. De echte doorbraak was dat Donker de Kamer van dit denkbeeld af wist te krijgen. Niet alleen had Thorbecke in dit proces geen rol, ook inhoudelijk raakte hij van het herzieningsvoorstel verwijderd. In een tijdens de parlementaire behandeling gepubliceerde brochure had hij weinig goede woorden over voor hetgeen Donker en de overige ministers van ‘zijn’ ontwerp hadden gemaakt. Belangrijke onderdelen, niet alleen de verkiezing van de Eerste Kamer, maar ook bepalingen over vrijheid van vereniging en vergadering, en drukpers- en godsdienstvrijheid, waren op cruciale punten gewijzigd. Het ontwerp dat de Kamers behandelden, beschouwde Thorbecke niet meer als zijn geesteskind. Zijn naam viel in de debatten als grondwetsdeskundige, maar zijn politieke rol was vooralsnog uitgespeeld. Pas in 1849, toen Donker al was afgetreden en De Kempenaer de situatie niet langer het hoofd kon bieden, kwam Thorbecke, nota bene door toedoen van Donker, als minister terug op het politieke toneel.
Persoonlijk monument

De historicus Van Sas heeft gesuggereerd dat het Donker vooral te doen was om tegen de macht te schoppen en Thorbecke om deze macht te krijgen en te houden. Donker was weliswaar voor 1848 van beiden het meest uitgesproken in zijn kritiek op regering en parlement, maar wilde na 1848 zeker ook wetgeving tot stand brengen. Hun uitgangspunt was echter anders. Donker werkte de grondwet uit in een aantal algemene wetten, terwijl Thorbecke de constitutie zag als een startpunt en wetgeving veel meer in detail wilde regelen. Donker leek inderdaad wel minder aan het ministerspluche gehecht: zijn veelvoudig dreigen met aftreden en zijn daadwerkelijke ontslag in mei 1849, toen hij merkte weinig voor elkaar te krijgen, getuigen hiervan. Donkers loyaliteit lag ergens anders. Hij was onafhankelijk, individualistisch en wars van partijschappen en was hierin, zoals Van den Berg betoogde, meer representatief als liberale politicus dan Thorbecke. Als hij zich al als dienaar beschouwde, dan toch van de koning, die hem zowel in 1848 als in 1853 expliciet voor een ministerspost vroeg. Daarnaast was hij toch vooral een dienaar van zijn eigen opvattingen, een eigenschap die hij overigens met Thorbecke deelde en die zeker een bron van botsingen is geweest. Hoewel hij zijn opvattingen af en toe als onfeilbare waarheid wist te presenteren, werd zijn optreden gekenmerkt door een zeker pragmatisme – meer in daad dan in woord overigens – dat nog het duidelijkst naar voren kwam toen hij met Van Hall in een kabinet zitting nam. Dat, en het feit dat hij zestien jaar voor Thorbecke van het politieke toneel verdween, deed hem vergeten en Thorbeckes ster rijzen.
Wegbereider

‘Met volle recht kan dan ook gezegd worden dat hij den weg effende voor Thorbecke, van wien hij een waardig voorganger was en op wiens zienswijze hij grooten invloed heeft gehad, en niet minder dan deze verdiende hij door een standbeeld in de herinnering der Nederlanders en in de belangstelling van vreemdelingen levendig te worden gehouden. Wie zal het initiatief nemen tot voorbereiding van een plan om, zij het dan ook een halve eeuw na zijn dood, een gedenkteeken te doen herrijzen, als een hulde aan de verdienste van een man aan wien Nederland zoo veel te danken heeft?’
Dit standbeeld heeft Donker nooit gekregen, in tegenstelling tot Thorbecke, die in Amsterdam, Den Haag en zijn geboorteplaats Zwolle monumenten heeft. Toch heeft er in de afgelopen jaren wel een zekere herwaardering plaatsgevonden voor Donkers bijdrage tot het liberalisme en de grondwet van 1848.
Van papier naar parlementaire praktijk
