Herinneringen aan de ‘moffenmeid’ van het verzet

Het jochie Gustaaf en verzetsvrouw Thea Hoogensteijn
4 minuten leestijd
Gustaaf Simons als jochie
Gustaaf Simons als jochie

Het in 2016 verschenen boek De wedergeboorte van een moffenmeid gaat over Thea Hoogensteijn, die in de oorlog als typiste werkte bij de Sicherheitsdienst in de Amsterdamse Euterpestraat. Zij was daar onder meer secretaresse van de beruchte Sturmbannführer Willy Lages, verantwoordelijk voor de deportaties van duizenden joden.

Portret van Thea Hoogensteijn uit 1942 toen ze voor de Duitsers ging werken.
Portret van Thea Hoogensteijn uit 1942 toen ze voor de Duitsers ging werken.
Onder de schuilnaam ‘Elly’ werkte zij in het diepste geheim voor het verzet. Zij speelde onder andere Duitse dienstberichten en documenten door en waarschuwde voor op handen zijnde razzia’s. Daarmee redde zij het leven van talloze Nederlanders. Hoewel haar naam voorkomt in de registers van ‘Het Grote Gebod’, het gedenkboek van het Nederlands verzet, bleef zij jarenlang een vergeten verzetsvrouw. Tot verbijstering van de 85-jarige Gustaaf Simons uit Hilversum…

Toen die onlangs een groot artikel in de Gooi- en Eemlander over het boek had gelezen (met als kop ‘Thea spil tussen goed en kwaad’) kwamen verdrukte beelden ineens naar boven. Het was vooral de afgedrukte foto van de knappe donkerharige jonge vrouw, om wie alles in het boek draait, die bij hem veel emotie losmaakte. Gustaaf was toen elf jaar.

Gustaaf Simons, inmiddels 85 jaar, maakte op zijn elfde kennis met Thea Hoogensteijn.
Gustaaf Simons, inmiddels 85 jaar, maakte op zijn elfde kennis met Thea Hoogensteijn.
“Het was Thea. Ik ontmoette haar in 1943 bij mijn oom de notaris, die in een villa op het Museumplein nummer zes woonde. Museumplein nummer acht was in beslag genomen door ortskommandant Schröder van de Wehrmacht. Mijn ouders woonden in Den Haag en als jochie van elf werd ik diverse keren uit logeren gestuurd naar mijn kinderloze oom en tante in de hoofdstad. Het was de bedoeling dat ik me op mijn autoped op straat liet zien en rondjes reed tussen de villa van mijn oom en die van Schröder. Veel later ben ik erachter gekomen waarom. Mijn aanwezigheid moest bij de Duitsers de indruk wekken, dat het keurige Hollands echtpaar met het vriendelijk blond arisch zoontje naast de ortskommandant van onverdacht gedrag was. Wat die echter niet wist was dat in het huis van zijn buurman het verzet over de vloer kwam. Dat notaris jonkheer mr. Paul Graafland onder andere meewerkte aan een miljoenenfraude bij de Nederlandse Bank en dat diens vaste bezoeker ‘Wally’ Walraven van Hall als bankier van het verzet daarbij de hoofdrol speelde.”

Simons stamt uit een deftige familie. Net als zijn oom, die door zijn autoritaire houding ook wel Napoleon werd genoemd, was zijn moeder van adellijke komaf.

“Zij groeide op in Maastricht, sprak vloeiend Duits en beschikte over een imponerend soort arrogantie waarvoor de Duitsers ontzag hadden. Ons gezin met vier kinderen woonde in Den Haag, in de Bezuidenhout, dat op 3 maart 1945 weggebombardeerd zou worden. Mijn vader was KNO-arts in het ziekenhuis Westeinde. Op zolder hielden we twee joodse jongens verborgen en toen de Gestapo bij ons aanbelde, speelde mijn moeder met succes haar rol van een hooghartige jonkvrouw met overmacht op de situatie, terwijl mijn vader achter haar rug doodsangsten uitstond. Haar oudste broer stierf op 3 februari 1945 in het concentratiekamp Sachsenhausen. Het idee om regelmatig in Amsterdam te logeren kwam van mijn oom de notaris. Omdat mijn moeder een grote hekel had aan de moffen werkte zij graag mee.”

In de woning van zijn oom de notaris (Museumplein 6) kwam het verzet bijeen.
In de woning van zijn oom de notaris (Museumplein 6) kwam het verzet bijeen.
Zo werd Gustaaf Simons op zijn autoped de ‘jongste verzetsheld van Nederland.’

“Mijn oom had een enorm groot huis. Ik sliep op een kamer op zolder. Daar lagen duizenden rollen toiletpapier die hij al voor de oorlog had ingekocht. Waarschijnlijk was dat zijn vooruitziende blik, want later ruilde hij ze om voor pakjes boter. Met regelmaat verschenen op vreemde tijden mensen van het verzet. Ik mocht hen niets vragen, nergens over praten en doen alsof ze niet bestonden. Vanwege hun spontaniteit vormden kinderen zeker in die dagen immers een groot risico.”

Walraven van Hall was mede-oprichter van het Nationaal Steun Fonds (NSF). Om uit de handen van de Duitsers te blijven, regelde hij op wisselende plekken in West-Nederland allerlei financiële zaken. Door zijn inspanningen en mede met hulp van betrouwbare notarissen als Graafland werd de Nederlandse Bank voor zo’n 83 miljoen gulden (omgerekend naar nu: 450 miljoen euro) opgelicht. Geld dat verdeeld werd onder onderduikers, verzetsgroepen en slachtoffers van de bezetter.

Thea Hoogensteijn

“Thea kwam meestal na kantoortijd. Ik was aanvankelijk bang voor haar omdat zij Nederlands sprak met een Duits accent. En iedereen die Duits sprak of er als Duitser uit zag was in mijn kinderogen verdacht. Bovendien werkte zij als secretaresse op het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst in de Euterpestraat.”

“Mijn tante noemde haar ‘onze Thea’ en zei me dat ik niets hoefde te vrezen en haar kon vertrouwen. Anders had het verzet haar allang geliquideerd. Wat zij precies kwam doen, is me nooit duidelijk geworden. Totdat ik dat artikel in de Gooi- en Eemlander las. Wat toen boven kwam was een gevoel van spanning en angst en de constatering dat ik veel indrukken van toen jarenlang heb verdrongen. En ook dat ik op een te jonge leeftijd betrokken werd bij een levensgevaarlijk spel. Gelukkig liep het allemaal goed af maar eigenlijk was het vragen om narigheid.”

De wedergeboorte van een moffenmeid
De wedergeboorte van een moffenmeid
“Over de oorlog werd nadien bij ons thuis niet gesproken. Het onderwerp was taboe en dat kwam omdat mijn ouders zich diep schaamden voor wat de joden was aangedaan. Ze hadden geen enkel begrip voor het wegkijken van een groot deel van het Nederlands volk toen duizenden joden in veewagens werden afgevoerd naar de concentratiekampen. De politie, het ambtelijk apparaat en niet te vergeten de Spoorwegen, die de joden voor het transport ook nog lieten betalen. Mijn oom heeft er na de oorlog dan ook niet over gepeinsd om een onderscheiding in ontvangst te nemen. Dat was zijn eer te na.”

“Volgens mij is Thea Hoogensteijn een slimme en uitgekookte verzetsvrouw geweest die enorme risico’s nam en het hart op de juiste plek had zitten. Het is daarom onbegrijpelijk dat er pas naar aanleiding van een boek over haar leven aandacht in de krant aan haar dappere rol in de oorlog wordt besteed. Dat is eenenzeventig jaar te laat.”

De villa Museumplein nummer zes bestaat niet meer. Op die plek bevindt zich inmiddels een deel van het Van Goghmuseum.

Boek: De wedergeboorte van een moffenmeid

0
Reageren?x
×