Een opmerkelijk verhaal
Amsterdam, najaar 1944. Een inval op de Herengracht
In OpNieuw, krant voor de Nieuwmarkt in Amsterdam, verscheen in het voorjaar van 1995 een heel bijzonder interview, dat weer eens te meer aantoont hoe riskant het was om gedurende de Tweede Wereldoorlog aan verzetswerk te doen.

Eerst wil ik iets vertellen over de achtergrond van mijn ouders, Joop van Santen (1908-1992) en Joop Moes (1911-1998). Mijn ouders waren allebei vanaf het begin van de oorlog bezig met verzetswerk tegen de Duitsers. Ze waren communist, en in Amsterdam waren de communisten heel actief in het verzetswerk. Mijn vader was al vanaf 1930 lid van de Communistische Partij. Mijn moeder is, denk ik, pas in de oorlog lid van de CPN geworden. Ze waren allebei voor de oorlog al lid van Comité van Waakzaamheid en dus al vroeg politiek bewust. Het is mogelijk dat ze elkaar toen al hadden ontmoet.
Mijn moeder had voor de oorlog in Leiden medicijnen gestudeerd en werkte sinds haar afstuderen in Den Haag bij het ziekenhuis ‘De Volharding’. In het boek van Roxane van Iperen, ’t Hooge Nest wordt verslag gedaan van een van haar eerste verzetsactiviteiten in 1941. Een van de twee hoofdpersonen, Janny Brandes-Brilleslijper krijgt als ze hoogzwanger is te maken met een inval in haar huis in Den Haag van de Sicherheitsdienst (SD), de staatsinlichtingendienst van de nazi’s. Het huis van Janny is een broeinest van verzetsactiviteiten. Zij en haar man bieden onderdak aan onderduikers, zij bewaren het gehele partijarchief van de CPN en de sleutels van een illegale drukkerij, waar De Vrije Katheder werd gedrukt, liggen bij hen thuis. Janny is doodsbang en wendt op een goed moment het begin van de bevalling voor. Ze vraagt of ze haar behandelend arts mag bellen. Dat was mijn moeder Joop Moes. Zij komt en stuurt Janny met een recept naar de apotheek. Op die manier weet Janny haar man te waarschuwen, want die werkt vlak bij de apotheek en de mensen van de SD vinden het CPN-archief niet. De inval loopt zo met een sisser af.

In juli 1943 werd ik geboren en daarom was Adri Lugt aanwezig in ons huis om op mij te passen en om huishoudelijk werk te doen. In de herfst van 1944 vond toen het volgende voorval plaats:
Daar heb ik ook een inval meegemaakt, dat zal ik nooit vergeten. Ik zat in die hele grote keuken met Eefje, die was toen zo’n twee en een half jaar, komen die rotmoffen binnen, drie kerels, en gaan aan tafel zitten. Ik sta koekjes te bakken in raapolie en zie opeens op de schoorsteenmantel allemaal illegale krantjes liggen, opgerold. Ik dacht dat ik door de grond ging. Maar ja, die kerels hadden blijkbaar last van heimwee en keken alleen maar naar het kind, “wie süss” zeiden ze steeds maar, “wie ein goldenes Kind”. Ik dacht laat ze maar zwetsen, ze had ook van die rode krulletjes, het was een schatje om te zien. Na de raapkoekjes zijn ze weggegaan, niks gevonden maar ik kreeg van de zenuwen een darmkoliek, ik zag groen van ellende.
Verderop in het interview vertelt Adri Lugt over een voorval in hetzelfde huis, dat samenhangt met de honger die de winter van 1944/1945 Noord-Nederland teisterde.
Een beetje tegengif
“In de oorlog at je alles wat je maar krijgen kon, ik heb zelfs wel ’s een keer een kater gegeten. Er zat in de tuin op de Herengracht een grote mannetjes kat, die het elke keer weer lukte om naar binnen te glippen. Op een goed moment had Joop, die vrouwelijke arts, uit de Achterhoek eten gehaald, onder andere een pakje boter en dat heeft ze in de keuken laten liggen. Nou die kater had net zoveel honger als wij, die heeft dat hele pakje boter opgegeten. ’s Morgens kom ik daar aan en wie ligt er in de gang helemaal uitgestrekt en stijf, die kater. Ik zeg, Jezus wie heeft die kat doodgeslagen. Nou, ik heb in geen jaren zo gelachen als toen, dat klinkt misschien zot hoor maar het was echt wel goed dat je dat had, een beetje tegengif.
Joop, de arts, zou en moest hem opeten. Nou, jij bent de arts, vil ‘m maar, nee dat kon ze niet. Een van de onderduikers is met de kat in papier gestoken, je zag alleen het staartje eruit steken, geen gezicht, naar de slager in de Runstraat getogen. Het duurde lang voordat ie terugkwam, wij dachten al, oh god, die is opgepakt, maar wat bleek, hij was er bij alle slagers uit gedonderd. Toen heeft Joop een bevriende chirurg gebeld en ben ik er met de kat onder de snelbinders heen gefietst. De volgende dag haalde ik een beetje kleverig zakje op, maar goed. We hebben de kat in raapolie en wat ui gebakken. Eefje vond het heerlijk, maar man Joop moest er niets van hebben, de rest wel, het smaakte gewoon naar konijn, hè.
Zo heeft Adri Lugt het leven van mijn vader en moeder en van mij gered. Ze wist rustig te blijven en ze heeft die drie Duitse soldaten afgeleid. Ik ben haar heel erg dankbaar en betreur het dat ik haar niet meer kan bedanken.
Eva (Eefje) van Santen
April 2025