Onderduiken in Amsterdam

Lotty’s bankje. Stilstaan bij de vervolging van Amsterdamse Joden – Gerben Post
6 minuten leestijd
Een van de meest iconische onderduikfoto's ter wereld van Cas Oorthuys
Een van de meest iconische onderduikfoto's ter wereld, van Cas Oorthuys. Bron: Lotty's bankje

Lotty's bankje - Gerben Post

Op 26 augustus 1945 komt Lotty Veffer aan in Amsterdam. Als enige van haar gezin heeft zij de oorlog overleefd. Haar ouders en zusje Carla zijn in Sobibor vergast. Van een warm welkom is geen sprake en noodgedwongen brengt zij haar eerste nacht ’thuis’ in Amsterdam door op een bankje aan de Apollolaan. In september 2017 wordt de dan 96-jarige Lotty geëerd met haar eigen monument, een bankje op de plek waar zij die eerste nacht doorbracht. Het is slechts één van de vele plekken in de hoofdstad die ons vandaag de dag nog steeds herinneren aan de Jodenvervolging. In het boek Lotty’s bankje, dat volgende week verschijnt bij LM publishers, worden naast het verhaal van Lotty nog talloze verhalen verteld over de Jodenvervolging in Amsterdam. Op Historiek een aantal fragmenten over onderduiken in Amsterdam.


Onderduiken

‘Als ik hier nog langer blijf word ik gek. Ga nog liever naar Polen als dat ik hier blijf.’
Abraham Drukker zat samen met zijn vrouw Juliette en hun dochter Marjan ondergedoken in een kleine kamer ergens in de Czaar Peterstraat. In zijn dagboek beschrijft hij de kamer als een van een ‘ongekende vuiligheid en slordigheid’. Het was voor het nette gezin uit de provincie erg moeilijk zich aan te passen aan het andere milieu waarin zij terecht was gekomen. Liegen en bedriegen bleken aan de orde van de dag te zijn en het gezin werd vooral als bron van inkomsten gezien.

Voor Joden die niet van plan waren zich naar een ‘werkkamp’ in Polen te laten deporteren, bleven er eigenlijk slechts twee opties over: naar het buitenland vluchten of onderduiken. Beide mogelijkheden betekenden dat alle banden met het dagelijks leven, het verleden, familieleden en vrienden moesten worden verbroken. Voor veel Joden was de vlucht naar het buitenland een te gevaarlijke of kostbare onderneming. Onderduiken bleef dan over en het nemen van die beslissing was ongelooflijk moeilijk. De persoonlijke identiteit moest worden afgelegd. Vaders, moeders, grootouders of kinderen behoorden niet meer tot het dagelijkse leven en zelfs de eigen naam kon vaak niet meer worden gebruikt. Anderen, met grote regelmaat onbekende, kregen bijna de volledige zeggenschap over het leven van de onderduikers, en eenmaal ondergedoken werd het bestaan vaak gevuld met leegte en verveling en dat alles onder de constante dreiging ontdekt of verraden te worden.

Concentratiekamp Mauthausen - cc
Concentratiekamp Mauthausen – cc

Voor zowel onderduikers als hun niet-Joodse onderduikgevers dreigde gevaar. Op 9 augustus 1942 werd bekend gemaakt dat Joden die in de onderduik ontdekt zouden worden, naar Mauthausen gestuurd zouden worden. Mauthausen stond gelijk aan de dood. Toch waagde een aantal zich hier aan. De leefomstandigheden in Polen zouden ongetwijfeld bijzonder slecht zijn en die situatie wensten zij te voorkomen.

Ongeveer 24.000 Joden hebben uiteindelijk een onderduikadres gevonden. Het was moeilijk om een betrouwbare schuilplaats te vinden en er was regelmatig veel geld nodig om langere tijd verzorgd te kunnen worden door de onderduikgevers. 24.000 is een relatief laag aantal op een groep van 140.000. Pas in 1943, nadat de bezetter was begonnen met het oppakken van niet-Joodse jongemannen voor de arbeidsinzet in Duitsland, kwamen er meer schuilplaatsen beschikbaar. Helaas was het voor de meeste Joden toen al te laat.

Van de 12.000 ondergedoken Amsterdamse Joden heeft een derde de oorlog alsnog niet overleefd. Landelijk gezien gaat hetzelfde percentage op. 16.000 Joden overleefden de oorlog in de onderduik, 8000 werden ontdekt, veelal door verraad, en zouden de kampen niet overleven. Onder hen ook Abraham Drukker en zijn gezin. Na het vreselijke adres in de Czaar Peterstraat is de familie ondergedoken in Warmenhuizen. Abraham, Juliette en de veertienjarige Marjan zijn daar verraden en via Westerbork naar Polen gedeporteerd. Op 1 oktober 1944 zijn ze alle drie in Auschwitz om het leven gebracht.


Artis

Artis tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bron: Lotty's bankje
Artis tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bron: Lotty’s bankje

Misschien wel de meest bijzondere onderduikplek van Amsterdam, is de dierentuin Artis. Op sommige momenten, vooral ’s nachts, waren er wel tientallen onderduikers aanwezig, Joden maar ook verzetsmensen of jongemannen die zich aan de arbeidsinzet probeerden te onttrekken. Het totale aantal onderduikers dat kortere of langere tijd in Artis gezeten heeft, wordt geschat op 200 tot 300 personen. De meeste van hen zaten ondergedoken op de hooizolder boven de roofdieren, in de volières bij de ibissen of in het nachtverblijf van de ijsberen. De directeur van de dierentuin, Armand Sunier, wist alles, maar sprak er nooit met iemand over.

Tijdens een razzia liet de oppasser van het apenhuis Van Schalkwijk een paar vluchtende Joodse jongens de dierentuin binnen, legde snel een plank over het water rondom de apenrots, liet de jongens snel onderduiken bij de apen en haalde de plank weer weg. Door het water om de rots heen, hadden de Duitsers er geen erg in dat de jongens juist daar verstopt zaten.

De onderduiker die het langst in de dierentuin heeft gezeten – een aantal jaren – was Duif van der Brink. Ze sliep in het wolvenhuis. Iedere ochtend liep ze naar het apenhuis om daar iets te eten en te drinken, om vervolgens het park in te gaan. Vaak zat ze overdag – uiteraard zonder ster – op een bankje bij de apen met mensen te kletsen, ook met Duitsers. Niemand had door dat Duif Joods was. Hierdoor is ze de oorlog veilig doorgekomen.

Verder lezen: Artis in oorlogstijd

Onderduikfoto

Coen en Ella van Eekeres woonden boven de tabaksfirma Entcomayer aan de Nes op nummer 118. Op de benedenverdieping waren de ruimtes ingericht om klanten van de firma met de verschillende soorten tabak kennis te laten maken en daaronder bevond zich de kelder. Deze kelder werd door het echtpaar ingericht als schuilplaats voor uiteindelijk dertien onderduikers.

De onderduikers mochten ’s avonds, wanneer het donker was, naar boven komen om op de eerste verdieping van het pand, in de woonkamer van Coen en Ella te komen ‘luchten’. Wanneer de deurbel ging, werd de persoon die had aangebeld lang genoeg aan de praat gehouden om de onderduikers de kans te geven terug te keren naar de schuilplaats in de kelder.

‘(Joodse) onderduikers’. Foto:  Cas Oorthuys. Bron: Lotty's bankje
‘(Joodse) onderduikers’. Foto: Cas Oorthuys. Bron: Lotty’s bankje

Op 7 mei 1945 maakte fotograaf Cas Oorthuys een foto die een van de meest iconische foto’s over de onderduik ter wereld zou worden. In de kelder van Nes 118 is een kalende man met snor te zien die een pijp rookt en zittend in een stoeltje een boek leest. Naast hem een vrouw die geknield een kachel lijkt aan te maken. De foto zou het symbool van de Nederlandse onderduiker worden, altijd voorzien van de tekst ‘(Joodse) onderduikers’. De onderduikers van het echtpaar Van Eekeres wilden echter meteen na de bevrijding absoluut niet op de foto. De poserende dame en heer op de wereldberoemde foto zijn dan ook Coen en Ella van Eekeres, de onderduikgevers zelf.


’t Mandje

Bet van Beeren
Bet van Beeren. Bron: Lotty’s bankje

Bet van Beeren was tijdens haar leven al een legende. De uitbaatster van het eveneens legendarisch geworden café ’t Mandje op de Zeedijk maakte geen onderscheid tussen haar gasten. Prostituees, politici, zakenmensen of mensen uit de buurt waren allemaal welkom. Bet was lesbisch, vandaar dat ook homoseksuelen zich op hun gemak voelden in het café. Op feestdagen mochten mannen met mannen dansen, en vrouwen met vrouwen.

Tijdens de bezetting lagen op de zolder van het café wapens van het verzet verborgen en in de kelder hield Bet een aantal Joodse onderduikers verborgen, waaronder Hermine Heijermans, de dochter van de toneelschrijver Herman Heijermans. Hermine zat regelmatig in het café. Bijna niemand wist dat zij noodgedwongen onder het café woonde. Tijdens een razzia op de Zeedijk staat er plotseling een Duitse politieman in het café. Bet gooit in een klap alle lichten uit om tijd te rekken zodat een paar mensen ongemerkt via de achterdeur het pand kunnen verlaten. ‘Liecht kapoet, liecht kapoet,’ roept ze in steenkolen Duits, ‘nicht schietzen!’ Zodra de onderduikers eenmaal weg zijn, gaan de lichten weer aan en worden de overige cafégasten gefouilleerd. Bet wordt naar boven gesommeerd. Daar aangekomen draait ze zich om, steekt haar arm in de lucht en brengt de Hitlergroet:

‘Heil Hitler! Niemand hier beneden mag dit weten, Heil Hitler!’

De Duitser ontspant. Alles is goed, dit had hij niet geweten en of ze nog iets nodig heeft. ‘Natürlich,’ zegt Bet, ‘Snaps!’. De jenever wordt een week later bij ’t Mandje afgeleverd. In de daaropvolgende maanden zijn er nog verschillende razzia’s op de Zeedijk. Bij Bet zijn ze nooit meer langsgekomen.

~ Gerben Post

Boek: Lotty’s bankje – Stilstaan bij de vervolging van Amsterdamse Joden
Ook interessant: “Bevrijd Nederland was autoritair en hardvochtig”

Bekijk dit boek bij:

0
Reageren?x
×