Een van de aanklachten die tegen Duitsland werden ingediend in het vredesverdrag van Versailles luidde dat:
“Troepen van het Duitse Rijk opzettelijk de neutraliteit van het Koninkrijk België hebben geschonden ofschoon die neutraliteit uitdrukkelijk door het Duitse Rijk was gegarandeerd”.
Men motiveerde die beschuldiging door vast te stellen dat de schending van de Belgische neutraliteit in strijd was met de verdragen van 1831, 1839 en 1870 die mede door Pruisen waren ondertekend.
Voorbereidingen inzake de Belgische neutraliteit
De London Conferentie van 4 november 1830
Naar aanleiding van de gewapende strijd tussen België en Nederland toen België zich wilde losmaken van Nederland, werd in Londen op 4 november 1830 een conferentie gestart tussen de Grote Mogendheden met als doel:
“to avert a general war, to maintain the balance of power, to prevent Belgium falling to France and to save Holland from being too much weakened”. (1)
De conferentie stelde een conceptverdrag op dat in eerste instantie 8 artikelen bevatte. Artikel 5 daarvan luidde:
“Belgium, within the limits that shall be determined and traced, conformably to the arrangements laid down in Articles 1. 2 and 4 of the present Protocol, shall form a perpetually neutral state. The five Powers guarantee it that perpetaul neutrality as well as the integrity and inviolability of its territory, within the above mentioned limits”.
…en artikel 6 stelde dat:
“By a just reciprocity, Belgium shall be bound to observe the same neutrality towards all other states, and not to make any attempt against their internal or external tranquility”.
In een volgende vergadering van 26 juni 1831 werden toch nog enkele wijzigingen in het conceptverdrag aangebracht. Artikel 5 werd nu artikel 9 en de tekst werd aangevuld tot:
Belgium, within the limits such as they shall be traced in conformity with the principles laid down in the present preliminaries, shall form a perpetually neutral state. The five Powers, without wishing to interfere in the internal administration of Belgium, guarantee to it that perpetual neutrality as well as the integrity and the inviolability of its territory within the limits mentioned in the present Article”.
…en artikel 6 werd eveneens aangevuld en luidde nu:
“By a just reciprocity, Belgium shall be bound to observe the same neutrality towards all other States and not make an attempt against their internal of external tranquility, reserving itself however, the right of defending itself against all foreign aggression”
Aldus het conceptverdrag.
Tijdens de opstelling van het definitieve verdrag van 15 november 1831 vinden we dan het conceptartikel 9 en een deel van conceptartikel 10, terug als artikel 7. Dit artikel heeft in het officiële verdrag een merkwaardige afwijking in de tekst ten opzichte van het voorstel zoals dat voorkomt in het conceptverdrag.
Artikel 7 luidt nu namelijk:
“Art.7: Belgium, within the limits specified in Art.1, 2 and 4, shall form an independent and perpetually Neutral State. It shall be bound to observe such neutraltiy to all other States” (2)
De zinsnede over de, in het concept opgenomen garantie luidende:
“The five Powers guarantee that perpetual neutrality as well as the integrity and inviolability of its territory, within the above mentioned limits”.
..is nu geheel verdwenen en komt in het hele verdrag van 1831 niet meer voor.
Het lijkt er dus op dat de “integrity”en “inviolability of its territory” bewust niet meer gegarandeerd werden door de Great Powers. Deze mening werd bevestigd door professor E. Nys, een van de voornaamste Belgische juristen en lid van het Internationaal Tribunaal in Den Haag. Men zou zich daarom kunnen afvragen of de stelling van professor Nys, luidende:
“since the treaty of 1839 did not cover the inviolability of Belgium’s frontiers, the German invasion was no violation of Belgium’s guaranteed rights”
…een juiste conclusie is. Dat neemt overigens niet weg dat de Duitse inval wel degelijk een schending van het internationale recht was, zoals Bethmann Hollweg in augustus 1914 ook zelf heeft toegegeven.
De positie van Groot-Brittannië
In augustus 1914 maakte de Britse regering publiekelijk bekend dat:
“Britain had gone to war to fulfil a solemn treaty obligation”
De Belgische neutraliteit zou volgens een verklaring van de Britse minister-president Asquith en zijn minister van Buitenlandse Zaken, Edward Grey, gegarandeerd zijn door de Grote Mogendheden (Groot-Brittannië, Oostenrijk, Frankrijk, Pruisen en Rusland) en daarbij werd verwezen naar de verdragen van 1831, 1839, en 1870. Zoals we hebben gezien was er in het verdrag van 1831 echter geen sprake van welke verplichting dan ook voor de ondertekenaars.
Dat het verdrag van 1831 geen verplichting voor de Great Powers bevatte wordt nog eens onderstreept door art. 2 uit het verdrag van 1839 waarvan de tekst luidt:
“the Treaty of the 15th November 1831, is declared not to be obligatory upon the High Contracting Parties”.
Terwijl in het Verdrag van 1839 ook nergens meer een verwijzing is te vinden naar een eventuele garantie van de Grootmachten met betrekking tot de Belgische neutraliteit.
Hiermee wordt nog eens uitdrukkelijk bevestigd dat in het verdrag van 1831 maar zeker ook in het verdrag van 1839 alleen aan België een verplichting met betrekking tot haar eeuwigdurende neutraliteit wordt opgelegd maar dat er geen verplichtingen bestaan voor de ondertekenaars van het verdrag (Great Powers) om die neutraliteit ook te garanderen of zelfs maar te helpen verdedigen.
Waar het de facto bij beide verdragen om ging was dat België zelf tot een eeuwige neutraliteit verplicht werd en dat stond geheel los van de eventuele garantie door de Great Powers. België had dus een verplichting en ze had die ook geaccepteerd, de ondertekenende Grootmachten hadden die verplichting niet zoals uit art.2 blijkt.
Dat de Grootmachten, dus ook Groot-Brittannië, niet verplicht waren om België gewapenderhand te verdedigen toen Duitsland dat land binnenviel was eerder al ook al de mening van verschillende Britse politici. Lord Stanley merkte op 14 juni 1867 in The House of Commons over het verdrag van 1839 op dat:
“The guarantee given is collective only, This is an important distinction.It means this, that in the event of a violation of neutrality, all the Powers who have signed the treaty may be called upon for their collective action. No one of those Powers is liable to be called upon to act singly or separately. It is a case, so to speak, of “limited liability”.
We are bound in honour – you can not place a legal construction upon it- to see in concert with others that these arrangements are maintained. But if the other Powers join us, it is certain that there will be no violation of neutrality. If they, situated exactly as we are, decline to join, we are not bound to single handed to make up the deficiencies of the rest. Such a guarantee has, obviously, rather the character of a moral sanction to the arrangements which it defends than that of a contingent liability
to make war. It would, no doubt give a right to make war, but it would not necessarily impose the obligation.
We have guaranteed Switzerland, but if all Europe combined against Switzerland, although we might regret it, we should hardly feel bound to go to war with all the world for the protection of Switzerland. We were parties to the arrangements about Poland, they were broken, but we did not go to war. I only name those cases as showing that it does not necessarily and inevitably follow that you are bound to maintain the guarantee under all circumstances by force of arms”. (4)
En de Earl of Derby verklaarde in “The House of Lords” dat:
“A several guarantee binds each of the parties to do its utmost individually to enforce the observance of the guarantee. A collective guarantee is one which is binding on all the parties collectively, but which, if any difference of opinion should arise no one of them can be called upon to take the task of vindication by force of arms. The guarantee is collective and depends upon the union of all the parties signing it; and no one of those parties is bound to take upon itself the duty of enforcing the fulfilment of the guarantee”. (5)
Uit een en ander blijkt dat Engeland het mogelijk wel noodzakelijk kon vinden om Duitsland de oorlog te verklaren na Duitslands aanval op België, of om welke andere reden dan ook, maar ze kon niet beweren dat zij daartoe volgens het verdrag verplicht was. Engeland was “not legally bound” om in actie te komen toen Duitsland België binnenviel. Het was wel zo dat Engeland juridisch gezien mogelijk de vrijheid had vanwege politieke redenen, tot actie over te gaan maar van een verplichting was geen sprake.
De Belgische neutraliteitsproblematiek
Bij het beoordelen van de vraag of België nu voor Duitsland een normale neutrale staat was of een speciale neutraliteit bezat vanwege Duitslands bevestiging respectievelijk ondertekening van het Verdrag van 1831 en 1839 – m.i. ten onrechte “Neutraliteitsverdrag” genoemd, want het ging hier om een: “Treaty between the Great Powers and Belgium, relative to the Separation of Belgium from Holland – moet dan toch de vraag gesteld worden of Duitsland zich kon beroepen op de door haar beweerde Noodtoestand respectievelijk “zelfverdediging” en of die “noodtoestand’ haar volgens het toen geldende oorlogsrecht dan zou hebben toegestaan een neutraal land binnen te vallen zoals ze in 1914 deed. Ik kom daar nog nader op terug.
Speciale neutraliteit
Opvallend is het feit dat België zelf nooit om die neutrale positie heeft gevraagd. Ze werd haar opgelegd door de vijf Grootmachten. Dat blijkt ook uit een artikel in de London Times van 12 oktober 1914 waarin werd opgemerkt:
“The last and greatest difficulty was the neutrality imposed upon Belgium against her will. A more fatal gift was never presented to any state. It prevented her from combining with the Netherlands for the defence of their common inseparable interests and worse than that, it made it impracticable for Belgium to enter into any conversation or arrangement, military or other, which would insure to her the rapid and effective support of her English friends.” (6)
De haar opgelegde perpetual neutrality had geleid tot grote consternatie bij de “voorlopige” Belgische regering. In een memorandum onder de titel “note verbale” werd gesteld dat:
“De Belgische regering niet van plan was zichzelf te binden aan de “Powers” door een regel die ze onder geen enkele omstandigheid kon ontbinden en dat ze zich het recht voorbehield om zich te verdedigen, desnoods met gebruik der wapenen, als de “laws of justice” zou worden geschonden.” (7)
Edoch, de Grootmachten negeerden deze “protestnota” en legden vast dat de “perpetual neutrality” een “condition sine qua non” ? was voor de losmaking van België van Nederland. Het heeft echter nog maanden geduurd voordat de Belgen zich bij deze opgelegde eeuwige neutraliteit neerlegden. Professor Lapradelle schreef hierover:
“Belgium did not, like Switserland, of her own accord ask for this neutrality. She was obliged to resign herself to accepting it against her will. It was for her the price of her independence, the reason of her liberty”.
Diegenen die vandaag de dag nog stellen dat een neutraal land niet alleen het recht- maar zelfs de plicht had om zich voor te bereiden op de verdediging van haar grondgebied als dat zou worden aangevallen en derhalve volkomen gerechtigd was om met andere landen besprekingen te voeren en afspraken te maken over assistentie in geval het land zou worden aangevallen zien dan ook kennelijk niet het grote verschil tussen een vrijwillige neutraliteit en een ‘perpetual’ en opgelegde neutraliteit zoals in 1839 met België het geval is geweest.
De Belgische situatie
De vraag dient dan nu te worden beantwoord of België zich inderdaad nauwlettend aan de eisen van de haar opgelegde ‘perpetual neutrality’ heeft gehouden. België had vanaf 1906 contacten onderhouden met de Britten over eventuele Britse militaire hulp voor het geval dat haar neutraliteit geschonden zou worden, bijvoorbeeld door een Duitse inval (de zogenaamde Bernadiston-Ducarne besprekingen). De vraag dient zich aan of dit een schending was van de neutraliteitsplicht. Overigens kan dat, bij een eventuele bevestiging van deze vraag, geen excuus vormen voor de Duitse inval want men was daarvan toen nog niet op de hoogte en dit kan dus ook niet als argument worden gebezigd.
Wat zegt het internationale recht? Schond België haar verdragsverplichting door de Bernadiston-Ducarne besprekingen? België was door de Grootmachten uitgeroepen tot een ‘perpetual neutral state en:
“It shall be bound to observe such neutraltiy to all other States”
Volgens het geldende internationale recht betekende dit dat ze:
“In times of peace should oppose the formation of any conventional bond as well as of any actual or legal situation, the consequences of which would be incompatible with the strict observation of their duties of neutrality. Perpetually neutral states must, in times of peace, abstain from calling into existence or from allowing to come into existence, juridical situations which would offer obstacles to the rigorous observation of the duties of neutrality in times of war.” (8)
Professor Oppenheim, de Britse autoriteit op het gebied van het internationaal recht, schreef:
“The condition of neutralization is that the neutralized state abstains from any hostile action and further from any international engagement which could indirectly drag it into hostilities against any other state” (9)
…en de Belgische professor Descamps meldde dat:
“Perpetual neutrality positively excludes from the sphere of licit action of the neutral state such an act, no matter whether it presents itself in the form of an alliance or in any other way. In this respect therefore, it puts a limitation on the sovereignty of that state, within a clearly defined sphere” (10)
De Franse professor De Lapradelle voegde daar nog aan toe:
“It seems at first sight not unnatural that Belgium, situated between three powerful rival neighbours, should resort to the means of a military convention to increase her capacity of defending her territory against hostile invasion. Whilst any really sovereign State has perfect liberty in this matter, the established doctrine of International Law absolutely forbids such a course of action to a neutralized country,. The perpetual neutral State renounces the right to make war, and, in consequence, the right to contract alliances, even purely defensive ones, because they would drag it into a war to succour an ally or would place it in a situation of political dependence toward such an ally if the neutral State’s ally should promise it succour without exacting reciprocity”. (11)
Gebaseerd op de meningen van voornoemde autoriteiten op het gebied van het internationale recht kom ik tot de conclusie dat:
“België, door haar militaire autoriteiten toestemming te verlenen om over te gaan tot de meest geheime en vertrouwelijke besprekingen met militaire autoriteiten van Groot-Brittannië, haar status als een “perpetual neutral country” heeft geschonden, of deze militaire besprekingen nu wel of niet gevolgd werden door een al dan niet formeel verdrag”.
Mijn mening wordt dan achteraf nog bevestigd door de vondst door Duitsland, van het volledige rapport waarin de generaal Ducarne verslag deed van zijn besprekingen met kolonel Bernadiston over militaire samenwerking met Engeland in geval van een Duitse aanval op België. Dit rapport werd aangetroffen op het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken in Brussel tijdens de Duitse bezetting en was een duidelijk bewijs dat de Belgische politieke autoriteiten volledig op de hoogte waren van deze besprekingen.
België, overeenkomstig de regels van het internationale recht, hield door het toestaan van de Ducarne-Bernadiston besprekingen, op te bestaan als een “Perpetual neutral country”.
De verdragen van 1870
In de aanklacht betreffende Duitslands schending van de Belgische neutraliteit werden naast de verdragen van 1831 en 1839, ook de met Pruisen en Frankrijk gesloten verdragen van 1870 genoemd. Het betreft hier twee afzonderlijke verdragen, een tussen Groot-Brittannië en Frankrijk, het andere tussen Groot-Brittannié en Pruisen.
De Britse minister-president Gladstone realiseerde zich dat de Belgische neutraliteit in gevaar kwam bij het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog, hetgeen overigens tevens bewijst dat hij ervan overtuigd was dat Groot-Brittannië niet zou kunnen terugvallen op een eventuele garantie van beide Grootmachten betreffende de Belgische neutraliteit. Hij kon dat niet omdat ook hij er van overtuigd was dat een dergelijke garantie niet bestond. Hij stelde beide landen nu voor om met Groot-Brittannië nieuwe verdragen te sluiten waarin die garantie wel duidelijk zou worden gegeven.
De Britse bedoeling was, duidelijk te maken dat als een van beide oorlogvoerenden de Belgische neutraliteit schond, ze de gehele Britse strijdmacht aan de zijde van de tegenpartij zou vinden. Verder werd vastgelegd dat het verdrag geldig zou zijn gedurende de gehele (Frans-Pruisische) oorlog en zou eindigen twaalf maanden na het beëindigen van die oorlog.
Aangezien de Frans-Pruisische oorlog eindigde met de Vrede van Frankfurt op 10 mei 1871, eindigde de geldigheidsduur van beide verdragen een jaar later, in 1872. (12) Uiteraard is bij het uitbreken van de oorlog in 1914 door velen de vraag gesteld waarom Engeland toen niet onmiddellijk soortgelijke verdragen sloot met respectievelijk Frankrijk en Duitsland. Het had de Eerste Wereldoorlog kunnen voorkomen!
De Duitse situatie
Was er sprake van zelfverdediging / noodweer toen het België binnenviel?
De vraag of Duitsland inderdaad redenen heeft gehad om zich te beroepen op noodweer toen de Russische algemene mobilisatie werd uitgeroepen is niet zo eenvoudig te beantwoorden. Duitsland vond zelf van wel. Ze beriep zich inderdaad op noodweer toen ze de beslissing nam België binnen te vallen om daarmee een tweefrontenoorlog te voorkomen.
Het recht op oorlogvoeren
Het recht op het voeren van oorlog is al eeuwen een erkend begrip. Hugo de Groot, vaak gezien als de ‘vader van het internationale recht’ schreef al in 1632 over het recht van een staat op oorlog. De Amerikaanse schrijver en jurist Wheaton (1785—1848) was van mening dat elke staat soeverein is en soevereine staten erkennen geen oppermachtige rechter. Iedere staat, zo vatte hij zijn mening samen, heeft het recht zelf te beoordelen of een aangedane belediging een oorlogsverklaring wettigt. En de jurist Hefter was van mening dat:
“de oorlog op juridische gronden gerechtvaardigd was en voortvloeide uit het soevereiniteitsrecht van staten die, omdat ze geen oppermachtige rechter erkenden, zelf konden beslissen of hun eigen belang het rechtvaardigde naar de wapens te grijpen als dat nodig was om hun rechten te doen eerbiedigen en te handhaven”.
Dr. R.A. Klerck beschreef in zijn ”De toepassing van het oorlogsrecht” (1878):
“dat oorlog op juridische gronden volkomen te verdedigen was”.
Uit zijn proefschrift uit 1878 citeren we, wellicht ten overvloede nog onder andere:
“..het rechtmatige van oorlog is niet alleen uit historisch oogpunt, maar vooral ook uit juridisch oogpunt volkomen te verdedigen. Staten toch zijn soevereine rechtspersonen, die zonder een macht boven zich te erkennen, gerechtigd zijn zelf te beoordelen wat hun belang meebrengt. Het Volkenrecht wordt door die soevereine rechtspersonen alleen daarom erkend, omdat ieder van hen er belang bij heeft dat er goede en onderling vredelievende betrekkingen tussen de verschillende staten bestaan. Zonder eerbiediging van het Volkenrecht zou de veiligheid van elke staat telkenmale verontrust worden en elk dier rechtspersonen in de onmogelijkheid zijn de plichten tegenover zijn onderdanen te vervullen.
Deze soevereiniteit ligt in de aard der zaak. Terwijl in het private recht de individuen aan een rechtbank onderworpen zijn, voor wie zij hun belangen moeten voordragen wanneer deze in botsing komen met die van andere personen, bestaat in het Volkenrecht zulk een opperste rechtbank niet”. (13)
Ook de Nederlander Mr. C. Beelaerts van Blokland schrijft in zijn “Internationale arbitrage” dat:
“Erkent men de soevereiniteit der staten, dan vloeit uit die soevereiniteit ook voort dat zij volkomen gerechtigd zijn, wanneer zij van mening zijn dat hun belangen benadeeld worden, eigenmachtig daartegen op te treden met die middelen die hen het meest doeltreffend voorkomen en als men daarvoor de oorlog kiest, dan is men daartoe volkomen gerechtigd.”
Hij voegde daar nog aan toe:
“daar er geen oppermachtige rechter aanwezig is, is elke staat dus zijn eigen rechter en is niemand anders bevoegd deze staat dat recht te betwisten”. (14)
Welnu, Duitsland was van mening dat er, toen ze België binnenviel, sprake was van een noodsituatie en dat het eigenbelang het noodzaakte tot oorlog over te gaan om te voorkomen dat ze onder de voet zou worden gelopen. Of ze met die gedachte juridisch uit de voeten kon komen is echter een ander verhaal waarop ik in een volgend artikel terug zal komen.
1 – Boulger., History of Belgium, Vol.2, p.271
2 – Key treaties for the Great Powers, 1814-1870, Vol 1 ,p.202 en p.249
3 – Le droit international, les principes, les théories, les faits. Bruxelles 1912, Vol.1, p.424.
4 – Hansard’s Parliamentary Debates, 3 series. Vol.187,p.1922
5 – Hansard, Vol.188,p.968.
6 – London Times, 12 October 1914
7 – Note Verbale,Furehr,A., The neutrality of Belgium)
8 – Wampag.G., ,La situation internationale des chemins de fer du Grand-Duché de Luxembourg in; revue de droit international public, V0l.12,(1905) p.429)
9 – Oppenheim, International Law (1905) Vol.1,p.142
10 – L’evolution de la neutralité en droit international, par M.le Chevalier Descamps, in the Bulletins de l’Académie Royale de Belgique. 3e ser, Vol,35, p.674.
11 – The neutrality of Belgium in; the North American Review, December 1914
12 – Key Treaties for the Great powers 1814-1870 Vol. i. p.455/457
13 – R.A.Klerck, De toepassing vand het oorlogsrecht. Proefschrift
14 – Beelaarts van Blokland.C., “Internationale arbitrage)