Dark
Light

De Frans-Russische militaire conventie 1892/1893

16 minuten leestijd
De Pont Alexandre-III in Parijs, een symbool van het Frans-Russische bondgenootschap
De Pont Alexandre-III in Parijs, een symbool van het Frans-Russische bondgenootschap

In de historiografie van de Eerste Wereldoorlog wordt veelal opgemerkt dat het feit dat Duitsland als eerste tot de aanval overging en België en Luxemburg binnentrok, overduidelijk aantoont dat Duitsland zonder meer schuldig moet worden geacht aan het begin van de Eerste Wereldoorlog en dat de bewering dat het de Russische algemene mobilisatie daarvan de reden was onjuist is. Men zegt dan:

“Mobilisatie was mogelijk historisch gezien de trigger, maar niet juridisch. Men dient te kijken naar de rechtsfeiten in plaats van naar de facto situatie”.

Ik vroeg me af of dit wel is vol te houden. Immers, hoe dienen we dan bijvoorbeeld het juridisch onweerlegbare feit te interpreteren dat het Groot-Brittannië in 1914 was dat Duitsland officieel de oorlog verklaarde en niet andersom? Was hier Groot-Brittannië dan de schuldige?

En als Groot-Brittannië van mening zou zijn geweest dat het Duitsland was die het voor Groot-Brittannië noodzakelijk maakte dat land de oorlog te verklaren, kon Duitsland dan niet met evenveel recht een zelfde redenering volgen en zich beroepen op de offensieve Frans-Russische militaire conventie, waarin al in 1894 vermeld stond dat het doel van deze conventie de vernietiging van de Duitse legers was?

Kon Duitsland zich beroepen op het toenmalige internationale recht waarvan Hugo de Groot al in 1625 in zijn “De Jure Belli ac Pacis” schreef:

“The right to make war even exist when the threat is not actual, but appears imminent, for if a Man takes Arms, and his intentions are visibly to destroy another, the other may very lawfully prevent his Intentions-“

En wat waren nu precies de intenties, vastgelegd in de Frans-Russische militaire Conventie, met de daarbij behorende opeenvolgende protocollen?

De Frans-Russische militaire conventie van 1892/1893

Allereerst citeer ik de artikelen van deze militaire conventie tussen Frankrijk en Rusland. Ze luiden:

Artikel 1
“If France is attacked by Germany or by Italy supported by Germany, Russia shall employ all her available forces to attack Germany. If Russia is attacked by Germany, or by Austria supported by Germany, France shall employ all her available forces to fight Germany.

Artikel 2
In case the Forces of the Triple Alliance, or of one of the Powers composing it, should mobilize, France and Russia, at the first news of the event and without the necessity of any previous concert, shall mobilize immediately and simultaneously the whole of their forces and shall move them as close as possible to their frontiers.

Artikel 3
The available forces to be employed against Germany shall be on the part of France 1.300.000 men, on the part of Russia 700.000 or 800.000 men. These forces shall engage to the full, with all speed, in order that Germany may have to fight at the same time on the east and on the west.

De Andere Waarheid – Hans Andriessen
De Andere Waarheid – Hans Andriessen
In mijn boek “De andere Waarheid” (2007, 3e druk) heb ik betoogd dat deze Russische algemene mobilisatie, dus de mobilisatie tegen Ootenrijk-Hongarije én Duitsland, beschouwd moest worden als een absolute oorlogsverklaring. Hierdoor bleef Duitsland niets anders overbleef om zelf ook te gaan mobiliseren. En het land moest, gezien haar positie op de “binnenlijnen”, wel tot de aanval overgaan op, straffe van vernietiging. Ik maakte de vergelijking met de positie waarin Israël zich bevond tijdens de vijfdaagse oorlog in 1967 toen het zich geplaatst zag voor de keuze zelf als eerste aan te vallen of de kans te lopen door de haar omringende Arabische staten te worden vernietigd. Verder stelde ik dat al in de militaire conventie van 1892/93 tussen Frankrijk en Rusland was vastgelegd dat beide landen, als de tijd rijp zou zijn, een oorlog met Duitsland zouden gaan voeren om dit land, als grootmacht, uit te schakelen.

Van de zijde van sommige deskundigen op het gebied van het internationale recht is met betrekking tot deze opvatting negatief gereageerd.

Men verwees daarbij naar deze Frans-Russische militaire conventie waarbij werd opgemerkt dat deze zuiver defensief moest worden gezien en zeker niet offensief. De ‘verkeerde’ veronderstelling over een eventueel offensief karakter van de conventie zou zijn ontstaan omdat art. 3 van dit verdrag zou zijn gelezen alsof het aansloot bij art. 2. Dat zou dan betekenen dat mobilisatie eo ipso ? zou leiden tot een aanval (de gemobiliseerde strijdkrachten ‘s’engageront à fond’).

Deze opvatting zou, aldus deze deskundigen, het verdrag echter tot een volstrekt onlogisch en onbegrijpelijk geheel maken; wat zou dan immers nog de functie van art. 1 zijn? Men stelde dan ook vast dat art. 3 niet zou aansluiten bij art. 2, maar bij art.1. Zo gelezen zou het verdrag dan ook, zoals ook in de considerans werd vermeld, een louter defensief, en allerminst een offensief karakter dragen. Het standpunt, dat de Frans-Russische militaire conventie van 1892/93 het voor Duitsland derhalve – militair gezien – noodzakelijk zou hebben gemaakt om zelf tot de aanval over te gaan (‘military necessity’), zou, volgens deze deskundigen, dan ook moeten worden verworpen.

Ik vraag mij af of deze redenering wel juist is

Allereerst merk ik op dat praktisch alle destijds gesloten verdragen tussen de landen die later aan de Eerste Wereldoorlog deelnamen, de diverse allianties dus, openden met de vaststelling dat ze werden gesloten om de vrede te bewaren of bevorderen. De volgorde waarin men de artikelen van de militaire conventie van 1892 echter zou moeten lezen maakt mijns inziens niets uit. Wel is het zo dat groot belang moet worden gehecht aan de inhoud van artikel 2, of die nu vóór of na artikel 3 gelezen wordt.

Het verdrag staat verder ook niet op zich zelf en mag mijns inziens dan ook niet als een onafhankelijk op zich zelf staand document worden gezien. Het moet integraal met de daarbij behorende notulen worden gelezen en dat is iets dat door veel historici gemakshalve over het hoofd wordt gezien!

Wat was het geval? Vanaf de ondertekening tot en met 1914 kwamen de beide generale staven van Frankrijk en Rusland namelijk jaarlijks in de maanden juli of augustus beurtelings te Parijs en Sint-Petersburg bijeen. Aan de hand van de artikelen van de Conventie ging men na op welke wijze er verbeteringen respectievelijk aanvullingen of veranderingen moesten worden aangebracht. Uit deze protocollen blijkt zeer duidelijk de verandering van een defensieve naar een strikt offensieve politiek.

De notulen van deze besprekingen of delen daarvan zijn terug te vinden in het “Proces verbal de l’entretien du 1911, 1912, 1913 entre les Chefs d’Etat Major des armées francaise et russe” en verder in het “un livre noir II”, in de “Süddeutsche Monatsheft” (Juli nummer 1922), in “Suchomliov’s ‘Errinnerungen” en ook uitgebreid, in de rede voor het Amerikaans Congres over de “Schuldvraag” uitgesproken in 1923 en in zijn boek “The Russian Imperial Conspiracy” (1926) door senator Robert Owen, lid van het “Foreign Relations Committee” van de USA.

Uit de protocollen van genoemde vergaderingen kan men duidelijk de ontwikkeling zien van een in eerste instantie mogelijk defensieve, naar een duidelijk offensieve militaire conventie.

De notulen

Bericht over de viering van het verdrag in Let Petit Journal, 1893
Bericht over de viering van het verdrag in Let Petit Journal, 1893
Om de verandering van defensieve, naar offensieve aard van de militaire conventie te schetsen citeer ik hier delen van de protocollen van 18 (31) augustus 1911, 11 juli 1912 en van augustus 1913.

“Protokoll über die Verhandlungen der französischen und russischen Generalstabchefs zu Krasnoje Selo, 18 (31) August 1911. In Anendung des par.1 des Artikels 4 der Mititärconvention von 17 August 1892 sind die Generalstabchefs der russischen und französischen Armeen am 18./31 August 1911 zu einer Konferenz zusammengekommen.

Einleitung:
Die beiden Generalstabchefs erklären einstimmig, dasz die Worte ‘Defensiv-
Krieg” nicht in dem Sinne eines Krieges ausgelegt werden können, den man in defensiver Weise führen wird.
Vielmehr erklären sie mit Bestimmtheit, dasz für die russischen und französischen Armeen die unbedingte Notwendigkeit besteht, eine kraftvolle Offensive zu ergreifen und zwar soweit als möglich zur gleichen Zeit gemäsz dem Wortlaute des Artikel 3 der Konvention, wonach “die Streitkräfte der beiden vertragschlieszenden Mächte mit allem Nachdruck und gröszter Besleuchnigung einzusetzen sind”.

In de notulen van de vergadering tussen beide ‘generalstabchefs’ van 11 juli 1912 (8e conferentie) in Parijs leest men onder andere:

“Der Plan der Verbündenten musz im Gegeneil darin bestehen, bestrebt zu sein, im gleichen Zeitpunkte von beiden Seiten zugleich einen Angriff zu führen, der die Höchstleistung der gemeinsamen Anstrengungen darstellen soll”………….Es ist also die völlige Vernichtung der deutschen Streitkräfte welche im jeden Preis erstrebt werden musz. Zu diesen Zwecke ist es Von Wichtigkeit die Fristen für die Mobilmachung und den Aufmarsch der Armeen auf ein Mindestmasz zu beschränken”. (Owen, Rede, p.22)

In de notulen van de 9e conferentie van augustus 1913 leest men:

“De russische und französische Regierung haben bereitseitig anerkannt, dasz der Artikel 5 die Vertragschlieszenden verpflichtet, getrennt wieder die militärischen Operationen eizustellen noch einen Waffenstlilstand abzuschlieszen”. (ibid.p.28)

Dit alles is geheel in lijn met de ontwikkeling van de verslechterende verhoudingen tussen Frankrijk en Rusland met het Duitse Rijk waarbij voor Frankrijk de beide Marokkocrises (1905-1911) en voor Rusland de annexatie van Bosnië-Herzegovina door Oostenrijk-Hongarije, belangrijke redenen vormden.

Uit dit alles volgt naar mijn mening dat, hoe men de volgorde van de artikelen ook wil lezen, in artikel 2 klip en klaar wordt vastgelegd dat als de landen van de Triple Alliance, of één van die landen, gaan mobiliseren, Frankrijk en Rusland dat onmiddellijk en gelijktijdig eveneens zullen doen en hun troepen dan direct naar de grenzen zullen sturen.

Nu zou men misschien kunnen stellen dat uit dit artikel 2 nog steeds niet kan worden opgemaakt dat dit zou betekenen dat deze Franse en Russische troepen dan ook Duitsland en Oostenrijk-Hongarije meteen zouden aanvallen.

Die mening is echter in strijd met de inhoud van bovengenoemde protocollen van de jaarlijkse besprekingen tussen de Franse en Russische generale staven die vanaf 1893 het bestaande verdrag evalueerden en waarin hun offensieve intenties steeds duidelijker waarneembaar werden.

Maar als men desondanks toch zou willen volhouden dat mobilisatie nog geen oorlog betekent dat verwijs ik, wellicht ten overvloede, naar het bevel van de tsaar die nog op 11 april 1912 een oekaze ondertekende waarin te lezen stond dat:

“Zodra de troepen in de Europese districten het telegrafisch mobilisatiebevel zullen ontvangen wegens politieke verwikkelingen aan de westgrenzen, dan moet dat bevel tegelijkertijd worden beschouwd als een bevel tot het openen van de vijandelijkheden tegen Duitsland en Oostenrijk.” Bron: Snijders.C.J. & Dufour.R., De mobilisatiën van de Grote Mogendheden (Leiden 1927) .p.24., Hóniger,S., Allerhoogste Bepalingen voor de commandanten der (Russische) troepen. dd. 14-5-1912, p.5-7

Dit bevel van de tsaar sloot aan op wat door beide generale staven eerder al was vastgesteld en maakte de verandering van defensieve naar offensieve aard van het verdrag duidelijk en definitief. Hier wordt de inhoud van artikel 2 van het verdrag, waarin wordt vastgelegd dat indien de Triple Alliantie of één der daartoe behorende landen mobiliseren, Frankrijk en Rusland dit eveneens doen, als het ware aangevuld door het bevel van de tsaar om in aansluiting op die mobilisatie dan onmiddellijk tot de aanval over te gaan en wordt de offensieve context van het verdrag in samenhang met de daarop volgende jaarlijkse vergaderingen van beide generale staven duidelijk.

Duitse troepen vertrekken naar het front
Duitse troepen vertrekken naar het front

Uit de in mijn bezit zijnde documenten wordt verder ten overvloede duidelijk dat het in het toenmalige Europa een axioma was dat de algemene mobilisatie van een der grootmachten de meest beslissende stap tot oorlog betekende. Dit werd nog eens onderschreven door de Franse generaal Boisdeffre die de tsaar, nadat het verdrag door deze was ondertekend, mededeelde dat:

‘Mobilisatie is hetzelfde als een oorlogsverklaring. Mobiliseert men dan dwingt men de vijand hetzelfde te doen. Men kan de vijand niet toestaan een miljoen man aan de grenzen te laten mobiliseren zonder dat zelf ook te doen op straffe van de onmogelijkheid zichzelf nog te kunnen verdedigen of het initiatief te nemen” – (Doc.Diplomatique.Francais 1871-1900. Vol.9. no 461)

Deze mening werd gedeeld door de Russische generaal Obruchev die op 7 mei een nota aan zijn minister van Buitenlandse Zaken zond, waarin hij onder andere schreef dat “gezien de zeer geavanceerde bewapening waarover de Europese landen thans beschikten”, men niet meer kon spreken van mobilisatietijden van weken maar van dagen of uren. ‘Succes op het slagveld was’, zo schreef hij:

“…afhankelijk van wie het snelst, de grootste hoeveelheid manschappen op het slagveld kon brengen. Degene die het eerst de vijand kan aanvallen maakt de grootste kans op een overwinning’.
‘Derhalve kan de mobilisatie niet langer worden gezien als een handeling om de vrede te bewaren, maar moet integendeel beschouwd worden als de meest duidelijke oorlogsdaad.
De term ‘mobilisatie’ dient gezien te worden als het begin van de oorlogshandelingen zelf en heeft tot gevolg dat zodra tot mobilisatie wordt besloten, verdere diplomatieke acties uitgesloten zijn omdat dit tot vertraging kan leiden hetgeen men zich niet meer kan permitteren.
De minister moet zich dan ook realiseren dat gezien de huidige spanningsvelden in Europa, het praktisch onmogelijk zal zijn een oorlog op het continent nog gelokaliseerd te houden. Zodra een oorlog op het punt van uitbreken staat, is er onder politici altijd een tendens waar te nemen om zo’n conflict te lokaliseren en de gevolgen te limiteren, maar in de huidige situatie moet Rusland lokalisatie van de oorlog met de uiterste scepsis beoordelen, omdat dit de vijand ten voordele zou zijn. – (Memorandum gen.S.Obruchev en brief P.S.Vannovski aan minister van Buitenlandse Zaken Giers 7/19.05.1892)

Maar ook de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, generaal Snijders, schreef in zijn boek: “De mobilisatiën der groote Europesche Mogendheden in 1914” (1927, p.48):

“Algemeen heeft immer het denkbeeld gegolden dat wanneer de regering ener Grote Mogendheid de Algemene Mobilisatie afkondigt, dit oorlog betekent.”

Mobilisatie van één der landen van de Driebond, betekende dus dat Rusland en Frankrijk ook meteen zouden gaan mobiliseren (art.2) en daarna onmiddellijk zouden aanvallen. Mocht men aan deze stelling nog hebben getwijfeld, dan maakt voornoemd bevel dat de tsaar op 11 april 1912 uitvaardigde aan deze twijfel wel een eind. Nogmaals, mobilisatie betekende dus het meest definitieve besluit tot oorlog. De conclusie, destijds door iedereen gedeeld, moet dan ook zijn dat Rusland definitief tot oorlog besloot toen het in 1914 als eerste grote mogendheid tot de Algemene Mobilisatie overging. Dat blijkt tenslotte ook zonneklaar uit de aantekening van de Russische generaal, belast met de uitvoering van de mobilisatieplannen, Dobrorolski, die schreef:

“Der Krieg war bereits beschlossene Sache und die ganze Flut von Telegrammen zwischen der Regierungen Ruszlands und Deutschlands stellte nur eine mis en scene eines Historischen Dramas vor”. – ( Dobrorolski. Gen. Die Mobilmachung der Russischen Armee 1914, (Berlin 1922) p.21.)

Het was voornoemde uitleg van de generaals aan de politici, die duidelijk maakte hoe gevaarlijk het Frans-Russische verdrag voor de wereldvrede was en hoe nauw het was verbonden aan het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog. De Frans-Russische geheime militaire conventie en de verdere uitbouw van dit verdrag tijdens de jaarlijkse vergaderingen van de generale staven van Frankrijk en Rusland, legde de grondslag voor de Europese Oorlog en moet gezien worden als de ‘guideline’ voor de regeringen en militairen van beide landen voor de te volgen politiek, de ontwikkeling van de gezamenlijke strategie en de vaststelling van het ultieme doel was namelijk “de vernietiging van de voornaamste vijand, Duitsland”. – (notulen vergadering 31-8-1911)

Ten slotte citeer ik nog uit “The Fateful Alliance” van professor George F.Kennan, (p.250 e.v.):

“Plainly, the heart of this document (het verdrag) lay in the second article, relating to mobilization. Bearing in mind that both, the general staffs not only viewed mobilization as an outright act of war but insisted that all normal operational decisions be based on that assumption, it is clear that this article effectively eclipsed the first one, addressed to the contingency of an attack; for there was unlikely to be any attack without some form of preceding mobilization.
It also largely eclipsed the terms of the exchange of notes of 1891. These latter had called for consultation in the case of a threat to the peace of Europe or danger of military aggression. Here however, by the terms of the military convention, the Franco-Russian response, in the event of mobilization by any of the parties to the Triple Alliance, was the immediate inauguration of hostilities “at the first announcement of the event and without necessity of any previous concerting of policy between them”, Nothing could have been clearer than this; and it is no wonder that poor Giers (Russische min. van BtZ) saw in this provision the destruction of his last great effort to continue the Franco-Russian rapprochement to limits within which Russia would retain some flexibility of decision in the face of contingencies then impossible to foresee.

Beyond that, the text of the convention required France and Russia to respond in this way- that is, by entering immediately into war with Germany along with the others- to a mobilization by any of the parties to the Triple Alliance, even a mobilization with which Germany might be in no way associated.
And it was not just a general mobilization by one or another of those parties to which the French and the Russians bound themselves to react, but a partial one as well,
A curious feature of that crucial article 2 is that while it made it incumbent upon the two contracting parties to respond by an immediate general mobilization- by the mobilization “de la totalité de leurs forces”- to any mobilization move by members of the Triplice, it applied no such criterion when it came to the hostile mobilization to which they would presumably be reacting.
If we are to take the wording of the convention at its face value, any sort of mobilization by any of the parties to the Triplice, even a partial one by Italy or Austria acting alone, would suffice to trigger a general mobilization on the Franco-Russian side and thus to assure the inauguration of hostilities against Germany as well as the others. Nor did the document even prescribe that the mobilization to which the contracting parties thus bound themselves to react would be one directed against a third party. A partial Austrian mobilization against Serbia, for example (and one has only to recall the events of 1914 to understand the potential significance of this circumstance), could alone become the occasion for the launching of a European war………….This particular point, was of great importance for it would not have been difficult (zoals ook is gebleken) for the Russians to provoke a partial Austrian mobilization whenever it might suit them to do so”.

Military Necessity

Uit wat ik naar voren bracht met betrekking tot de evaluatie van de militaire conventie van 1892 en de daarmee gepaard gaande beslissingen genomen tijdens de generale stafbesprekingen van 1911, 1912 en 1913 (zie notulen) kan men zich afvragen: was dit alles nu voor Duitsland een gerechtvaardigde reden om tot de aanval over te gaan? (military necessity) Het antwoord daarop moet mijns inziens luiden:

“Ja, voor een land op de ‘binnenlijnen’ bleef er voor Duitsland inderdaad niets anders over om onmiddellijk eveneens tot de aanval te besluiten”.

Nogmaals, de situatie kan worden vergeleken met de Israëlische vijfdaagse oorlog in 1967 tegen de Arabische staten waarbij Israël de keus had om zelf de eerste klap uit te delen of hoogstwaarschijnlijk zelf het onderspit te delven. Destijds werd op de Israëlische actie door de VN positief gereageerd.

In 1914, gezien de heersende situatie, de gevolgen van de militaire conventie tussen Frankrijk en Rusland, de algemene mobilisatie van Rusland hetgeen de meest definitieve beslissing tot oorlog betekende, de eveneens vijandige houding van Frankrijk en Groot-Brittannië, de verdragsverplichtingen van Frankrijk alsmede de consequenties verbonden aan de militaire afspraken tussen Frankrijk en Groot-Brittannië, kon Duitsland zich niet veroorloven rustig af te wachten op wat komen ging. Het zou zeer zeker de vernietiging van het Duitse Rijk tot gevolg hebben gehad. Dit feit werd door vriend en vijand destijds algemeen erkend. Zo schreef de Britse ambassadeur in Rusland, op 18 maart 1914 aan zijn staatssecretaris Nicolson:

“Als de Duitsers hun legerbegroting nog verder verhogen, zal Rusland daarbovenuit gaan en deze race kan Duitsland niet winnen. Kan Duitsland zich echter nog wel veroorloven om te wachten tot Rusland de dominante macht in Europa is geworden of zal ze toeslaan zolang er voor haar nog een mogelijkheid tot overwinning is?”. – (Koch.p.42)

En de Russische ambassadeur in Berlijn rapporteerde op 12 maart 1914:

“De groeiende militaire kracht van Rusland veroorzaakt een toenemende ongerustheid hier in regeringskringen. Zij zijn van mening dat als onze nieuwe zware artillerie in 1916 gereed zal zijn wij bovenaan de lijst van meest gevaarlijke tegenstanders behoren te staan. Het is dan ook geen wonder dat de Duitsers er alles aan doen om op een eventuele oorlog met ons voorbereid te zijn. Leest men de Duitse dagbladen goed dan ziet men tussen de regels door dat de angst voor Rusland overheersend is. De opwinding en oorlogsgeruchten alhier zijn voornamelijk te wijten aan onze militaire en economische macht.”

Terwijl de Chief Operations van de Britse Generale Staf, sprekende over de groei van de Russische strijdkrachten, opmerkte:

“Het is gemakkelijk te begrijpen waarom Duitsland zo bevreesd is voor de toekomst
en waarom ze denkt dat er sprake is van een ’n u of nooit’ situatie”. – (Koch, p.78)

De Duitse keizer deed nog een laatste poging om de tsaar tot andere gedachten te brengen en hem van een algemene mobilisatie te doen afzien. Op 18/31 juli 1914 zond hij een telegram aan de tsaar luidende:

Berlin, New Palace, 2.15 p.m. (received at Peterhof at 5.35 p.m)
Telegram no 8 from Kaiser Wilhelm to the Tzar.

His Majesty the Tzar.
On your appeal to my friendship and your call for assistance I began to mediate between your and the Austro-Hungarian Government. While this action was still proceeding, your troops were mobilized against Austria-Hungary, my Ally, thereby, as I have already pointed out to you, my mediation has been made almost illusory. I nevertheless have continued my action. I now receive authentic news of serious preparations for war on my eastern frontier. Responsibility for the safety of my empire forces preventive measures of defence upon me. In my endeavours to maintain the peace of the world I have gone to the utmost limit possible. The responsibility for the disaster which is now threatening the whole civilized world will not be laid on my door.
In this moment it still ,lies in your power to avert it. Nobody is threatening the honour or power of Russia, who can well afford to await the result of my mediation. My friendship for you and your empire transmitted to me by my grandfather on his dead-bed, has always been sacred to me and I have honestly backed up Russia when she was in serious trouble, especially in the last war. The peace of Europe may still be maintained by you if Russia will agree to stop the military measures’ which threaten Germany and Austria-Hungary”. – (diary of the Russian Foreign Office published by the Red Archives, dept of the Russian Soviet Government in “Historical Journal, Vol. 4 ,1923)

De Duitse regering zond daarop een ultimatum aan Rusland, inhoudende dat Duitsland werd gedwongen door de Russische algemene mobilisatie (gericht tegen Oostenrijk en Duitsland) de toestand van “dreigend oorlogsgevaar” uit te spreken en dat de mobilisatie daarop moest volgen als Rusland niet binnen twaalf uur elke oorlogsmaatregel tegen Duitsland en Oostenrijk zou staken. (Deutsche Dokumente III, No,490, 31 july 1914)

Nadat Rusland niet reageerde op dit ultimatum, trad de situatie als hierboven omschreven in en was oorlog onvermijdelijk geworden. Voor Duitsland was hiermee de toestand van “Military Necessity” een onvermijdelijk feit geworden.

Tenslotte: het was niet voor niets dat de “Commission on the responsibility of the authors of the War and the enforcement of Penalties” de Britse minister-president Lloyd George in 1919 adviseerde af te zien van de aanklacht Duitsland te veroordelen voor het starten van een agressieve oorlog met als motivatie dat dit internationaalrechtelijk gezien een onhaalbare zaak zou zijn.

~ Hans Andriessen

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Donateurs ondersteunen ons project en dragen direct bij aan de uitbreiding van ons archief.

Meer informatie

×