Eind achttiende eeuw stonden de Zuidelijke Nederlanden al enige tijd onder het gezag van de Oostenrijkse Habsburgers. Hoewel keizer Jozef II (1741-1790) als een progressief iemand bekend stond, lokten zijn economische en religieuze hervormingen hevig protest uit. In zoverre zelfs dat in verscheidene steden van de Zuidelijke Nederlanden een heuse opstand uitbrak.
De voorgeschiedenis

Het nieuws dat op 27 oktober 1789 de stad Turnhout door een handvol vrijwilligers was veroverd op een Oostenrijks garnizoen verspreidde zich razendsnel en luidde het begin in van wat de geschiedenis zou ingaan als de Brabantse omwenteling. Eén voor één werden de andere steden door de patriottische burgermilities ingenomen. Op tien januari 1790 verlieten Albrecht van Saksen Teschen (1738-1822) en zijn vrouw, aartshertogin Maria-Christina (1742-1798), die door keizer Jozef II aangeduid waren als onze landvoogden halsoverkop Brussel en namen de vlucht naar Wenen.
Tweespalt en de gevolgen
Nadat de Oostenrijkse troepen voor het plotse geweld gevlucht waren, werden door Van der Noot de “Verenigde Nederlandse Staten” uitgeroepen. Vrij snel doken er tussen de aanvoerders van de revolte ideologische meningsverschillen op. De Vonckisten waarbij ook Verlooy zich intussen had aangesloten, pleitten voor een totaal nieuw politiek bestel met meer democratie en een absolute scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. De clerus alsook de adel en de bourgeoisie steunden dan weer de conservatieve politiek die Van der Noot vooropstelde.
Religieuze volkswoede zonder weerga

In oktober 1790 was een zekere Willem Van Criekinge bij toeval aanwezig in Brussel toen een Mariaprocessie door de stad trok. Temidden van een devote menigte had hij het ongelukkige idee om de priester die voorop aan stoet liep te beledigen. Vrijwel onmiddellijk keerden de omstaanders zich woedend tegen hem. Hij probeerde nog aan zijn belagers te ontsnappen, maar werd door enkele heethoofden vastgegrepen en ernstig toegetakeld. De inmiddels uitzinnig geworden mensenmassa voerde hem onder het schreeuwen van allerlei verwensingen naar de nabij gelegen Grote Markt met de bedoeling hem aan een lantaarn naast het stadshuisportaal op te knopen. De lynchpartij mislukte echter doordat in het gewoel en getrek het touw brak. Men probeerde dan maar hem met een sabel te onthoofden, maar ook dat liep mis. Uiteindelijk werd een houtzaag gevonden waarmee men het hoofd van de ongelukkige jongeman van zijn romp afzaagde, waarna deze in triomf op een staak door de stad werd gedragen. De beulen, hoewel bekend bij de autoriteiten, werden nooit vervolgd.

Eén en ander toont wel aan dat religieuze gewelddaden zelden los te koppelen zijn van politieke spanningen en fanatiek geïnspireerd populisme. De Vonckisten namen het voorval te baat om Van der Noot verantwoordelijk te stellen voor de moord op Van Criekinge, maar moesten het onderspit delven voor het heersend conservatief ideeëngoed. De polemiek tussen beide partijen bleef voortduren en vormde zo de basis van het nakende einde van de onafhankelijkheidsrevolte.
De Oostenrijkers stellen orde op zaken

Ook interessant: De Boerenkrijg (1798)