Naar schatting leven er ongeveer 10.000 half-Duitse kinderen in Nederland. Kinderen die voortkwamen uit de relatie tussen een Duitse militair en een Nederlandse vrouw en geboren tijdens of vlak na de Tweede Wereldoorlog. Het aantal abortussen die illegaal gebeurden, is onmogelijk om vast te stellen. Schaamte of zwijgen omring(d)en deze kinderen.
Ikzelf ben een kind van een Nederlands-Duitse vader. Mijn oma heeft een verhouding met een Duitse onderofficier gehad. Deze man, mijn opa, verdween in 1944 en keerde nooit meer terug.
Mijn vader op zijn beurt wist niet beter dan dat zijn stiefvader zijn echte vader was. Pas toen mijn vader zich wilde verloven, kwam het geheim boven. Mijn vader was een halve Duitser. In de jaren die volgden, bleek dat mijn oma nooit gearresteerd was geweest, kaalgeschoren of buitengesloten was. Zij was een gunstige uitzondering op de regel. Vrouwen en meisjes die een verhouding met een Duitser hadden gehad, werden tijdens de bevrijding als ‘moffenhoeren’ weggezet. De kinderen werden meer dan eens bij een pleeggezin of in een gezinsvervangend tehuis geplaatst. De moeder was ‘fout’ geweest en kon dus ook niet voor het kind zorgen. Juist het predicaat ‘fout’ zorgde voor het zwijgen en de schaamte. Daar kwam de houding van verschillende Nederlanders nog eens bij. Hoewel de oorlog voorbij was, had de oorlog enorme littekens achter gelaten. Zowel de kinderen als de moeders werden met de nek aangekeken en zelfs jaren later nog op een vervelende manier lastig gevallen.
Laten we terug naar het begin gaan. In 1940 veroverde het Duitse leger Nederland. Nederlandse militairen gingen in krijgsgevangenschap. Duitse militairen kregen duidelijke instructies om vooral afstand te bewaren van de Nederlandse bevolking. Ondertussen werden de Duitse militairen in scholen, leegstaande gebouwen en bij gezinnen ondergebracht. Het opperbevel hamerde er meerdere malen op om vooral geen intieme relaties met de lokale bevolking aan te knopen. Dat kon uiteindelijk tot verraad leidden. Duits onderzoek, gedaan door de Noors-Duitse historica Ebba B. Drolshagen, wijst uit dat het merendeel van de militairen zich inderdaad aan deze voorschriften hield. Het initiatief kwam juist vooral van de vrouwen en meisjes af. Juist de aandacht van een bijna exotische man speelde een rol.
De gemiddelde Duitse soldaat was, net als vrijwel iedereen in Europa, nooit ver van zijn woonplaats geweest. Diezelfde soldaat kon tussen 1939 en 1941 in meerdere landen zijn geweest. Mijn opa bijvoorbeeld was in 1940 in Frankrijk, in 1941 in Polen en in 1941 in de Sovjet-Unie. Als bezetter, als militair. Hij legde afstanden af waar iemand voor de oorlog nog niet eens van had durven dromen. Soldaten die vervolgens ook nog eens onderscheiden waren door hun deelname aan gevechten, leken vaak nog interessanter. Deze mannen hadden niet alleen iets van de wereld gezien, zij hadden de dood in de ogen gekeken en droegen een medaille. Het kon niet anders dan dat zij verhalen konden vertellen. Verhalen die vele malen beter waren dan de lokale mannen die hun stad of dorp amper verlaten hadden. Het is een constante in de beschrijvingen over relaties tussen vrouwen en Duitse militairen. De mannen lijken over een bepaalde uitstraling te hebben beschikt. Een aureool dat deze jongens en mannen bovengemiddeld interessant maakte.
De situatie voor Nederlandse vrouwen werd vanaf 1943 een stuk anders. Vrijwel alle huwbare mannen verdwenen in werkkampen of gingen opnieuw de krijgsgevangenschap in. In Nederland ontstond (opnieuw) een vrouwenoverschot. Een vrouw of meisje dat op zoek wilde gaan naar een leuke man, kon niet anders dan uitkomen bij een Duitser. Nederland werd vanaf 1942 bezet gehouden door Bodenstädige Divisionen, divisies die niets anders deden dan wachten op een eventuele geallieerde inval. Mijn opa diende bij een dergelijke divisie, de 347. Infanteriedivision die Noord-Holland bezet hield. Dergelijke divisies werden doorgaans niet op grote schaal betrokken bij razzia’s. Politie-eenheden, bestaande uit zowel Duitse als Nederlandse agenten, en andere legeronderdelen deden aan dergelijke acties mee.
In 1943 leek het opperbevel klaar met het waarschuwen van de militairen. Er verschenen Duitstalige boekjes waarin melding gemaakt werd van de ervaringen van Duitsers met Nederlanders: beleefd en afstandelijk, of behulpzaam en vriendelijk. Dat beeld komt uit deze boekjes. Voor Nederlandse vrouwen en meisjes waren de soldaten bovenal mannen. Binnen mijn familie circuleert het beeld van opa als een vriendelijke man, die ook ‘moest’. Als dienstplichtige ging hij het leger in en vocht hij in een oorlog die hij ook niet waardeerde of had gewild. Mijn opa nam zelfs de moeite om Nederlands te leren.
Hitlers persoonlijk secretaris, Martin Bormann, maakte zich wel zorgen over het in zijn ogen toenemende aantal verhoudingen tussen Duitsers en ‘inheemse’ vrouwen. Hij vaardigde een order uit waarin hij regels formuleerde voor een eventueel huwelijk. Medio 1943-1944 nam het aantal aanvragen voor een dergelijk huwelijk hand over hand toe. Steeds meer militairen meenden dat ze zoveel van hun niet-Duitse vriendin hielden dat ze wilden trouwen. Bormann probeerde het tegen te gaan door een Ariërverklaring voor de vrouw te eisen, een verklaring van onbesproken gedrag, de mogelijkheid om haar in Duitsland te huisvesten en de bereidheid van de Duitse familie om de huwelijkskandidate op te vangen en te onderhouden. Volgens Bormann waren Nederlandse (maar ook Vlaamse, Deense of Noorse) vrouwen wel ‘rasverwant’, maar nog geen volledige Germanen. Daarom was het oppassen. Verder nam Bormann het Duitse vrouwenoverschot ook in ogenschouw. Dat was volgens hem ook zorgwekkend gegroeid.
Wat voor veel mannen en vrouwen overbleef, was een verhouding zonder een huwelijk. Ik stelde het al eerder, maar waarschijnlijk kwamen er 10.000 kinderen voort uit deze relaties. Toen Duitsland de oorlog onvermijdelijk ging verliezen, trok een deel van de vrouwen, al dan niet zwanger of met kind, naar Duitsland. Anderen, zoals mijn oma, bleven in de plaats waar ze altijd hadden gewoond. Mijn vader heeft geen enkel nadeel ondervonden van zijn afkomst. Wel heeft hij zijn hele leven een Duits geboorteakte gehad. Met een Nederlands paspoort en de naam van zijn stiefvader. En zijn vader? Die heeft hij nooit meer gezien. Net als de duizenden andere Duitse vaders verzweeg hij zijn kind in Nederland. Net als de Duitse overheid. Alleen de Noorse staat kreeg genoegdoening voor de Noors-Duitse kinderen. De Noorse regering dreigde in 1946 en 1947 de kinderen naar Duitsland uit te wijzen. Vervolgens betaalde de pas opgerichte BRD miljoenen…
~ Alex Dekker
Alex Dekker (1971) studeerde geschiedenis in Amsterdam. Hij woont met zijn gezin in Alkmaar. Momenteel werkt hij aan een boek over Nederlandse vrijwilligers bij het NSKK. Bij Just Publishers verschijnt 24 februari zijn boek Mijn opa was een Duitser waarin hij het familiegeheim rond zijn Duitse opa ontrafelt.