Sportbestuurder Karel Lotsy (1893-1959) is ten onrechte uitgemaakt voor een collaborateur. Dat beweert Frank van Kolfschooten in zijn boek De Dordtse magiër. De val van volksheld Karel Lotsy dat over enkele dagen verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam.
Lotsy kan gezien worden als één van de belangrijkste bestuurders uit de Nederlandse sportgeschiedenis. Onder zijn leiding begon het succes van het Nederlands voetbalelftal toe te nemen en driemaal was hij voor Nederland chef de mission tijdens de Olympische Spelen. De persoon Karel Lotsy is echter niet geheel onomstreden. Volgens sommigen collaboreerde hij tijdens de Tweede Wereldoorlog met de Duitsers en was hij een antisemiet.
Hoewel Lotsy in 1945 door de zuiveringscommissie voor de sport was vrijgesproken van collaboratie werd hij lang na zijn dood alsnog tot collaborateur en antisemiet bestempeld. Dit onder meer in publicaties van de toenmalige Vrij Nederland-journalisten Frits Barend en Henk van Dorp en van historicus André Swijtink van de Vrije Universiteit. Er werd hem onder meer verweten dat hij zich als voorzitter van de KNVB niet had verzet tegen het ontslag van joodse scheidsrechters. In reactie daarop ondernam VVD-politicus Ruben Vis actie om de in Nederland naar Lotsy vernoemde straten van naam te veranderen. In Amsterdam Buitenveldert vond hij gehoor, wat in 1998 leidde tot de omdoping van de Karel Lotsylaan in de Gustav Mahlerlaan.
Volgens journalist en auteur Frank van Kolfschooten is Lotsy het slachtoffer geworden van “journalistieke, wetenschappelijke en politieke dwalingen”. In zijn biografie over Lotsy schrijft hij onder meer dat Barend en Van Dorp, Swijtink en Vis zich baseerden op onbetrouwbare getuigenissen en onzorgvuldig bronnenonderzoek. Ook ontdekte hij dat sportkoepel NOC*NSF de herinneringstekens voor Lotsy op het nationale sportcentrum Papendal – dat op initiatief van Lotsy werd opgericht – stilzwijgend heeft verwijderd.
De biografie van Karel Lotsy verschijnt op 27 april aanstaande bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. Het boek kwam tot stand met subsidies van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten, het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Stichting Dordtse Academie.