‘Papa Kaduk’
Toen Oswald Kaduk op 6 april 1964 een ‘varken’ werd genoemd, ging dat als spraakmakend nieuws de wereld over. Het was in een tot rechtszaal omgebouwde zaal in Frankfurt am Main waar de belediging geuit werd. Hier stonden tweeëntwintig mannen terecht voor misdaden die ze tijdens de Tweede Wereldoorlog gepleegd hadden in concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. De man die werd uitgescholden was een van de beschuldigden. Van 1942 tot 1945 ontpopte hij zich tot een van de wreedste en meest gevreesde kampbewakers van het nazikamp in Polen. ‘Outburst stirs Auschwitz Trial,’ meldde The New York Times de volgende dag. Volgens een verslaggever van de krant had iemand uit het publiek de rechtszaak verstoord door luidkeels op te roepen tot het doodslaan van ‘dat varken’. Hij bedoelde daarmee Kaduk.
Dit werd geroepen nadat een getuige had verklaard dat de SS-bewaker een groep van twaalf Joodse kinderen van tussen de vier en elf jaar oud onder bedreiging van een pistool naar de gaskamer had gedreven, waar ze allemaal zouden zijn vergast. De beklaagde ontkende deze beschuldiging direct. ‘Leugenaar, leugenaar!’ schreeuwde hij naar de getuige. Die liet zich niet onbetuigd en riep terug:
‘Nu heb je geen pistool en kunnen we eindelijk met elkaar spreken!’
Daarop volgde de eerdergenoemde belediging vanuit het publiek. Na een mislukte poging om, op verzoek van Kaduks advocaat, vast te stellen wie de kreet had geroepen, werd de rechtszaak voortgezet.
Een journalist van het Jewish Telegraphic Agency zou in zijn verslaglegging van het proces echter schrijven dat het niet de toeschouwer maar de getuige was, die de beklaagde voor varken had uitgescholden. De getuige deed dit nadat hij eerst had verteld hoe ‘een dozijn Joodse meisjes van drie tot elf’ hem had gesmeekt om hen te redden van de gaskamers. ‘Ze zeiden dat ze sterk waren en niet dood wilden,’ vervolgde de man zijn getuigenis.
‘Daar was Oswald Kaduk met een geweer in zijn hand. Die moordenaar Kaduk joeg ze weg naar de gaskamer.’
Daarop wees hij naar Kaduk in de beklaagdenbank die hem toen een leugenaar noemde. Daarna zou de getuige hem uitgescholden hebben voor varken. Het artikel vervolgde: ‘Toeschouwers riepen “sla hem dood!” Het kostte de rechtbankvoorzitter verschillende minuten om de orde terug te laten keren in de rechtszaal.’
De nieuwsberichten over het voorval verschilden in detail, maar zowel over de identiteit van de getuige als over de wreedheid van de aangeklaagde kunnen we zeker zijn. De getuige was Ludwig Wörl. Als hij degene was die Kaduk een varken noemde, dan had hij daar alle reden toe. De Münchenaar zat elf jaar lang gevangen in de concentratiekampen van nazi-Duitsland, bijna net zo lang als het Derde Rijk bestaan heeft. In die tijd moest hij de vernederingen, wreedheid en erbarmelijke omstandigheden doorstaan waar mannen als Kaduk verantwoordelijk voor waren. Kaduk en zijn medebeschuldigden waren voor Wörl de verpersoonlijking van het onrecht dat hem was aangedaan. Het was zijn missie om tijdens het zogenoemde Auschwitzproces in Frankfurt eraan bij te dragen dat er gerechtigheid zou geschieden en dat de beklaagden achter de tralies zouden belanden. De wreedheid van Kaduk kwam tijdens het proces als een paal boven water te staan. ‘Geen beschuldigde leek onaangepaster en bruter dan Oswald Kaduk,’ aldus historicus Rebecca Wittmann in haar studie Beyond Justice over het West-Duitse Auschwitzproces.
Aan de hand van diverse getuigenissen van oud-gevangenen, waaronder die van Ludwig Wörl, ontstond tijdens de rechtszaak het beeld van een sadistische beul, die vele doden op zijn geweten had. Wörl verklaarde dat hij had gezien hoe de SS’er op dinsdagen veelvuldig had deelgenomen aan executies bij de zogenoemde ‘zwarte muur’ tussen Block 10 en 11 (respectievelijk de barak waarin medische experimenten werden uitgevoerd op gevangenen en de kampgevangenis). Naar zijn zeggen werden 26.000 gevangenen vanuit Block 11, waar hij zelf ook enkele maanden gevangen zat, geëxecuteerd. ‘Ik kan met zekerheid verklaren dat Kaduk meegewerkt had,’ verklaarde Wörl hierover tijdens een getuigenverhoor. ‘Hij had ook schoten op gevangenen gelost die niet meteen dodelijk waren geweest.’
Behalve door middel van executie en vergassing had Kaduk zijn slachtoffers ook gedood door ze te verdrinken, te wurgen en op te hangen. Wanneer hij, vaak in beschonken toestand, ten tonele verscheen met zijn zweep bij de hand, dan wisten gevangenen dat ze zich uit de voeten moesten maken. Had hij een slechte bui, dan kon hij willekeurig een of meer gevangenen eruit pikken om zijn wreedheid op te botvieren. Met name berucht was zijn voorkeur gevangenen te doden met behulp van een wandelstok die hij, terwijl zijn slachtoffers op de grond lagen, op hun nek legde om er vervolgens op te gaan staan, net zolang tot ze stikten. De beschrijving van deze en andere gruweldaden van de kampbewaker besloegen niet minder dan vijftig pagina’s in de aanklacht tegen hem.
Kaduk was een van de vele nazioorlogsmisdadigers die zowel voor als na zijn carrière als bewaker een doodgewoon leven had geleid. Op 26 augustus 1906 werd hij geboren als een van zeven kinderen van een smid in Königshütte in de steenkoolregio Opper-Silezie. Tegenwoordig behoort het grootste deel van het gebied tot Polen en is Kaduks geboorteplaats op de kaart te vinden als Chorzow. Op ongeveer 40 kilometer afstand van het toenmalige Duitse stadje bevond zich de locatie waar in 1940 concentratiekamp Auschwitz in gebruik zou worden genomen. Voordat Kaduk hier in dienst genomen werd als kampbewaker, werkte hij na afronding van de Volksschule eerst als slagersknecht. In 1924 behaalde hij hiervoor zijn diploma. Na in een lokaal slachthuis gewerkt te hebben, was hij vervolgens in dienst bij de beroepsbrandweer in de stad en bij een chemiefabriek.
Nadat Kaduk eind 1939 lid was geworden van de Allgemeine-SS, volgde hij in 1940 in de 15. Totenkopfstandarte in Oranienburg een basisopleiding bij de Waffen-SS. Strijdend aan het Oostfront raakte hij besmet met malaria, waardoor hij langdurig in een legerhospitaal verbleef en daarna geen frontdienst meer kon verrichten. Eind 1942 werd hij overgeplaatst naar Auschwitz, wat volgens hem werd omschreven als een troepentrainingskamp. Tegen hem zou zijn gezegd dat hij na een opleiding van een half jaar hiervandaan weer zou terugkeren naar het front. In een interview met een Duitse documentairemaker in 1978 verklaarde Kaduk dat hij geschokt was toen hij in het kamp arriveerde. Vooral het grote aantal gevangenen overviel hem. In plaats van dat hij in Auschwitz een militaire training zou volgen, werd hij in dienst genomen als kampbewaker.
Na eerst gewerkt te hebben als gewone bewaker, werd Kaduk gepromoveerd tot Blockführer en daarna Rapportführer. In die laatste functie was hij onder andere verantwoordelijk voor de dagelijkse tellingen van gevangenen op de appelplaats. De hoogste rang die hij zou behalen was die van SS-Unterscharführer. Na de evacuatie van Auschwitz in januari 1945 was hij werkzaam in concentratiekamp Mauthausen, waar hij en andere bewakers zich uit de voeten maakten, voordat het kamp op 5 mei 1945 bevrijd werd door eenheden van het Amerikaanse 3rd Army van generaal Patton. Na de Duitse capitulatie wist de voormalige kampbewaker langer dan een jaar onopgemerkt op te gaan in de Duitse samenleving. Hij werkte in een suikerfabriek in Lobau in de Duitse deelstaat Saksen in de Sovjet-bezettingszone, totdat hij in december 1946 door een voormalige Auschwitzgevangene werd herkend en vervolgens werd opgepakt door een patrouille Sovjet-soldaten.
Na door een Sovjet-rechtbank op 25 augustus 1947 tot vijfentwintig jaar dwangarbeid veroordeeld te zijn, werd hem in 1956 gratie verleend. Op 26 april van dat jaar kon hij het tuchthuis Bautzen als vrij man verlaten. Hij vertrok uit de DDR en ging in West-Berlijn werken als ziekenverpleger. Terwijl de voormalige kampbeul zich als zorgmedewerker geliefd maakte bij zijn patiënten, kregen Fritz Bauer, openbaar aanklager in Hessen en Hermann Langbein, voorzitter van het Internationaal Auschwitz Comité (IAC), het in 1959 voor elkaar dat de rechtbank in Frankfurt am Main begon met het voorbereiden van de strafzaak tegen voormalige SS-personeelsleden van Auschwitz.
Voordat het Auschwitzproces in 1963 van start ging, werd Oswald Kaduk in juli 1959 in voorarrest genomen. Dat hij al eerder veroordeeld was door een Sovjet-rechtbank deed niet ter zake, want de Bondsrepubliek accepteerde Sovjet-vonnissen niet. Op 20 december 1963 begon de rechtszaak tegen hem en twintig andere SS’ers en een Kapo (een gevangene die toezicht hield op medegevangenen). De voormalige Rapportführer werd onder meer aangeklaagd voor het uitvoeren van selecties voor vergassingen en het slaan en wurgen van gevangenen met de dood tot gevolg. Hij ontkende alle aanklachten en beschouwde zichzelf als slachtoffer, omdat hij naar eigen zeggen tijdens zijn gevangenschap in Bautzen vijfentwintig kameraden had zien sterven. Het overlijden van gevangenen in Auschwitz was volgens hem vergelijkbaar met de burgerdoden die vielen bij geallieerde luchtbombardementen op Duitse steden. Dat hij zelf gevangenen had neergeschoten, was volgens hem niet waar; hij had zijn pistool slechts twee keer gebruikt en dan alleen maar om waarschuwingsschoten af te vuren.
Tegenover al Kaduks ontkenningen stonden vele getuigenissen van voormalige gevangenen. De kampbeul had zijn misdaden namelijk in alle openheid gepleegd. Een voorbeeld dat in Frankfurt ter sprake kwam, was het spel ‘pet-gooien’, waar Kaduk meestal nieuwe gevangenen voor had uitgekozen. Hij dwong zijn slachtoffers daarbij om hun pet in het verboden terrein langs de kampomheining te gooien, wetende dat ze door de wachtposten vanuit de wachttorens neergeschoten zouden worden als ze hun pet weer op zijn bevel ophaalden. Gevangenen die nog maar kort in Auschwitz waren, wisten niet dat ze gevaar liepen bij het ophalen van hun pet en liepen zo in de door Kaduk opgezette val. Ondanks dat hij niet de schutter was, zou hij ook voor deze door hem uitgelokte moorden veroordeeld worden.
Ludwig Wörls getuigenis, die behalve tegen Kaduk ook tegen andere beklaagden was gericht, werd door de rechtbank als niet volledig betrouwbaar beoordeeld. Tijdens een eerste verhoor met de aanklager had de oud-gevangene beweerd dat verdachte Emil Hantl bij verschillende gevangenen een dodelijke injectie had toegediend, maar later verklaarde hij tegenover de onderzoeksrechter dat hij Hantl slechts gezien had in de injectieruimte, niet wetende of hij daar eigenhandig injecties had toegediend. Het vermoeden rees dat Wörl verhalen verzon of aandikte om de verdachten veroordeeld te krijgen. Bij de veroordeling van Kaduk speelde de twijfel over Wörls betrouwbaarheid geen rol. Gebaseerd op alle bewijzen werd de oud-bewaker op 19 augustus 1965 schuldig verklaard aan tien moorden en deelname aan moord in minstens duizend gevallen. Hij werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf.
Behalve aan de ordeverstoring tijdens de getuigenis van Wörl gaven de media veel ruchtbaarheid aan alle excessen die tijdens het proces ter sprake kwamen. De wreedheden die iemand als Kaduk op eigen initiatief met ogenschijnlijk plezier pleegde, waren gemakkelijker te veroordelen dan de collectieve deelname van de bewakers aan de door de overheid opgedragen massamoord. Met betrekking tot Kaduk toonden journalisten grote verbazing over een brief die naar de rechtbank gestuurd werd ter verdediging van het ‘monster’ Kaduk. Patiënten van het hospitaal in West-Berlijn waar hij werkte, uitten in hun schrijven hun sympathie voor de zorgzame en vriendelijke verpleger, in welke hoedanigheid zij de voormalige kampbewaker hadden leren kennen. In het ziekenhuis werd hij zelfs ‘papa Kaduk’ genoemd. Hoe kon het dat een wrede kampbeul zich na de oorlog ontpopte tot een modelburger, zo vroegen journalisten zich af.
Voor getuige Ludwig Wörl moet het haast onmogelijk zijn geweest om zich de SS’er voor te stellen als gewaardeerde ziekenverpleger. In Auschwitz had hij Kaduk immers leren kennen als gewetenloze sadist. Zelf had hij zich gedurende een groot deel van de jaren die hij in de concentratiekampen verbleef, juist wel gewijd aan de zorg voor medegevangenen. Zonder een medische beroepsopleiding gevolgd te hebben, begon hij in concentratiekamp Dachau te werken als ziekenverpleger in het kamphospitaal. In Auschwitz kreeg hij later zelfs de leiding over het complete kamphospitaal. In deze rol wist hij vele levens te redden, onder wie die van Joodse medegevangenen. Erkenning voor zijn heldendaden in zijn eigen land zou pas na afloop van het Auschwitzproces volgen. In 1963 was hij de eerste Duitser die door Yad Vashem in Israël werd benoemd tot Rechtvaardige onder de Volkeren.
Van Dachau naar Auschwitz
Ludwig Worl werd in juni 1958 geïnterviewd door de Duits-Poolse journaliste Wanda Pampuchi. Het gesprek vond plaats in de achterkamer van een levensmiddelenwinkel waar hij werkte. Tussendoor werd het gesprek af en toe onderbroken omdat de oud-kampgevangene klanten moest helpen. Dat hij zijn verhaal wilde vertellen, kwam voort uit zijn behoefte om het wantrouwen tegen niet-Joodse kampgevangenen uit de weg te ruimen. In de concentratiekampen van de nazi’s werden gevangenen ingedeeld in categorieën, herkenbaar aan de kleur van de driehoek die ze droegen op de borst van hun gestreepte gevangenenuniform. Politieke gevangenen bijvoorbeeld droegen een rode driehoek, misdadigers een groene en homoseksuelen een roze. Het waren in de kampen vaak de ‘roden’ en de ‘groenen’ die de dienst uitmaakten. Zij namen posities in als die van blokoudste of Kapo en droegen in die hoedanigheid niet zelden bij aan de onderdrukking en uitbuiting van hun medegevangenen.
Edward Bednarek was een voorbeeld van een politieke gevangene wiens wreedheid, als zogenoemde Funktionshäftling (gevangene met een functie), nauwelijks of niet onder deed voor die van SS-bewakers. Hij was de enige gevangene die tijdens het Auschwitzproces in Frankfurt am Main aangeklaagd zou worden voor de misdaden die hij had gepleegd gedurende de tijd dat hij blokoudste was in Auschwitz. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat hij zijn door de SS opgedragen taken op meedogenloze wijze uitvoerde en er graag een schepje bovenop deed. Bednarek ‘beperkte zich niet tot het slaan, mishandelen en kwellen’ van medegevangenen, maar maakte zich ook schuldig aan het eigenhandig vermoorden van ernstig verzwakte gevangenen, die in het kamp bekend stonden als Muselmänner. Verschillende van zijn slachtoffers verstikte hij onder lakens. Schuldig bevonden aan veertien gevallen van moord, werd hij veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf.
Op het moment dat Wörl sprak met de journaliste lag het Auschwitzproces nog in het verschiet, maar de kwalijke rol die sommige Funktionshäftlinge in de concentratiekampen hadden gespeeld was al wel bekend. Wörl ervoer dat hij gewantrouwd werd, vanwege de langdurige tijd dat hij gevangen had gezeten.
‘Wie langer dan drie maanden in KZ Auschwitz overleefde, kan dat slechts ten koste van zijn kameraden (hebben gedaan)’
…was volgens hem het vooroordeel, ook bij de geallieerde overwinnaars.
In het naoorlogse West-Duitsland kwam daarbij ook, dat linkse politieke oud-gevangenen konden worden beschouwd als sympathisanten van de communistische vijand. Wörl was echter net zomin een bevlogen aanhanger van de Sovjet-Unie als een wrede kampbeul.
Boek: In de schaduw van Schindler
Ook interessant: De Holocaust, uitroeiing van de Europese Joden door de nazi’s