De meeste mensen denken bij de ontwikkeling van de atoombom aan de wetenschappers van het Manhattan Project, onder leiding van J. Robert Oppenheimer. Maar voor het idee en de naam van het wapen dat op 6 en 9 augustus 1945 twee Japanse steden verwoestte, komen we bij twee negentiende-eeuwse sciencefictionschrijvers terecht.
De datum 30 juni is in 2016 door de Verenigde Naties uitgeroepen tot ‘Internationale Dag van de Planetoïde’ of, korter, internationale asteroïdendag. Op deze dag wordt de beruchte Toengoeska-explosie in Siberië uit 1908 herdacht.
Onder de codenaam “Operation Crossroads” voerde de Amerikaanse marine in de zomer van 1946 een eerste reeks kernproeven uit bij het Bikini atol in de Stille Zuidzee. Het was het begin van een nucleaire wedloop zonder weerga.
De Sovjet-Unie voerde op 30 oktober 1961 een grote kernproef uit. Boven Nova Zembla werd de zogeheten Tsar Bomba tot ontploffing gebracht. Deze bom zou een kracht hebben gehad van ongeveer 50 megaton en daarmee ruim 3500 keer sterker zijn geweest dan de bom die in 1945 door de Amerikanen werd gebruikt bij de aanval op de Japanse stad Hiroshima.
Hoe is het zover gekomen? Dat is de vraag waarmee we allemaal zouden rondlopen als zich een kernoorlog had voorgedaan en honderden of duizenden kernwapens waren gebruikt.
Tsar Bomba zou een kracht hebben gehad van ongeveer 50 megaton en daarmee ruim 3500 keer sterker zijn geweest dan de bom die in 1945 door de Amerikanen werd gebruikt bij de aanval op de Japanse stad Hiroshima.