Toen 24 september 2017 vanaf zes uur ’s avonds de exitpolls bekend gemaakt werden, bleek Alternative für Deutschland (AfD) niet alleen voor het eerst in de Bondsdag, het Duitse parlement, te komen, maar ook nog eens de derde partij te zijn geworden. Bij de Belgische omroep VRT wisten de journaals en duidingsprogramma’s meteen hoe ze dit moesten omschrijven: “Zwarte Zondag in Duitsland!”
Daarmee werd verwezen naar de uitslag van de Belgische verkiezingen van november 1991, eveneens op zondag de 24e. Maar liefst 32 procent van de kiezers was van partij veranderd, waarbij de bestaande politieke partijen fors verlies leden of anders nauwelijks winst boekten. Grote schok was dat dat bijna een kwart van de kiezers hetzij niet gestemd had (ondanks de stemplicht), hetzij op twee nieuwe, extremistische partijen. Eén daarvan, ROSSEM, verdween snel van het toneel. De andere partij, het Vlaams Blok, behaalde 12 Kamerzetels.
Vlaams-nationalisme was geen nieuw verschijnsel in de Belgische politiek, maar rond 1980 ontstond een tweedeling. Naast de Volksunie ontstond een beweging die bezwaar maakte tegen het toegenomen aantal gastarbeiders en migranten en steeds meer afdreef richting extreemrechts, het Vlaams Blok. Ironisch genoeg belemmerde hun afkeer van Franstalige Belgen hen niet om Franse ontwikkelingen na te volgen. Jean-Marie le Pen en zijn Front National, in opmars in de jaren tachtig, diende als voorbeeld. En de Franse conservatieve filosofen die Le Pen hadden geïnspireerd werden ook door kaderleden van het Blok gelezen.1
De overige Belgische partijen reageerden afwijzend en weigerden samenwerking met het Vlaams Blok, het cordon sanitaire. De effectiviteit hiervan kan in twijfel getrokken worden. Het werd namelijk al ingesteld in 1989, dus twee jaar voor Zwarte Zondag, en het Blok bleef groeien tot zelfs 24 zetels in 2004.
Nederland
Vanuit Nederlands oogpunt lijkt het alsof België een bepaalde ontwikkeling niet of later heeft doorgemaakt die Nederland al achter de rug heeft. In een toespraak in 1991 vroeg voor het eerst een partijleider van een gevestigde partij, VVD-leider Frits Bolkestein, zich af of de immigratie verminderd moest worden. In 2000 publiceerde PvdA-ideoloog Paul Scheffer in NRC Handelsblad een stuk genaamd Het multiculturele drama. In 2001-2002 zou Pim Fortuyn de multiculturele samenleving in twijfel trekken. In België zou dit alles niet mogelijk zijn geweest.
Hiermee wordt over het hoofd gezien dat immigratie en multiculturalisme in België wel degelijk bekritiseerd zijn. Toen de liberale partijleider Guy Verhofstadt in 1988-1991 oppositie voerde, had hij ook kritiek op het migratiebeleid, constateerde hij een kloof tussen politiek en burger en pleitte hij voor meer Vlaamse autonomie. Na Zwarte Zondag suggereerden andere politici daarom dat hij met zijn Burgermanifesten de weg vrij had gemaakt voor de ‘antipolitiek’.
Een van die criticasters was de socialistische minister Louis Tobback, later tevens partijleider. Tobback erkende echter dat veel arbeiders op het Blok waren gaan stemmen en werd strenger voor migranten en vluchtelingen.2
In 2001 zou een richtingenstrijd binnen de Volksunie gewonnen worden door de economisch rechtse vleugel. De partij werd omgedoopt tot Nieuw-Vlaams Belang (N-VA). Sinds een jaar of tien is die partij ook cultureel conservatief geworden. Dit kan grotendeels toegeschreven worden aan partijleider Bart De Wever, die zijn voorkeur voor conservatieve denkers nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. De N-VA uit de laatste jaren regelmatig kritiek op het multiculturalisme.
Mogelijk heeft de groei van het Vlaams Blok discussies over integratie bemoeilijkt, omdat opiniemakers en politici niet met die partij geassocieerd wilden worden. Hier staat tegenover dat in Wallonië in diezelfde periode geen ‘Waals Blok’ ontstaan is. Integendeel, vanaf begin jaren tachtig tot zomer 2017 is Wallonië, ondanks periodieke corruptieschandalen, praktisch een door de Parti Socialiste geregeerde één-partijstaat geweest. Ruim voordat de unitaire eenheidspartijen eind jaren zestig, begin jaren zeventig gesplitst werden in afzonderlijke Vlaamse en Waalse partijen bleken Vlamingen overwegend rechts-conservatief te stemmen en Walen progressief. Wellicht waren debatten over immigratie en integratie eerder lastig door deze links-rechts-tegenstelling dan door de aanwezigheid van het Vlaams Blok.
In 2004 piekte het Blok. In 2005 moest het, na een verloren rechtszaak, de naam afschaffen. Sindsdien heet het Vlaams Belang. Opbeurend voor wie zich zorgen maakt om de ontwikkelingen in Duitsland: na anderhalf decennium raakten de Vlaamse kiezers uiteindelijk uitgekeken op de extreemrechtse one issue-partij. Vanaf 2007 werd het bij iedere verkiezing kleiner.
Navolging
Momenteel lijken de overige Duitse partijen het voorbeeld van België na te volgen en een cordon sanitaire aan te leggen rondom de AfD. Maar kwam de uiteindelijke neergang van het Vlaams Belang doordat het cordon consequent volgehouden werd of doordat een opbouwend alternatief ontstond? Vanaf 2007 werd de N-VA, groter. Het nam meerdere malen deel aan Vlaamse regeringen en in 2014 trad het toe tot de federale regering (onder een Waalse premier).
Een vergelijking met Nederland is lastiger. Mogelijk verdampten de Centrum Democraten van Hans Janmaat mede omdat de VVD onder Bolkestein pleitte voor ‘immigratie beperken, integratie bevorderen, discriminatie bestrijden’. Fortuyn kwam echter op in 2001 en de PVV vanaf 2006. In België werd de N-VA uiteindelijk liberaal-conservatief, in Nederland lijken CDA en VVD intern verdeeld over de vraag of ze zich rechts moeten positioneren of juist het centrum moeten veroveren.
In Nederland en België lijkt ‘erkenning van zorgen’ een effectievere bestrijding van extreemrechts geweest te zijn dan enkel opvattingen taboe verklaren. In dat geval doet de CSU er goed aan ‘de rechterflank af te dekken’. Al lijken er vooralsnog geen Duitse Bolkesteinen, Scheffers of De Wevers te zijn die welsprekend en inhoudelijk onderbouwd het verschil duiden tussen terechte zorgen en verwerpelijke opvattingen.
Boek: Vlaams Blok
Noten ▼
2 – Ibidem, 140-141.