Op 7 juli 1837 wordt in Zwolle de moordenaar Albert Wetterman opgehangen. Hij is de laatste persoon die in Overijssel in vredestijd door de officiële autoriteiten ter dood wordt gebracht. Wetterman wordt veroordeeld voor de moord op zijn vrouw, Gerritdina Lankhorst. Er zijn al langer problemen in dit huwelijk, onder meer doordat Gerritdina aan tuberculose lijdt.
De diaconie heeft vanwege die ziekte een hulp in de huishouding naar het gezin gestuurd. Albert Wetterman krijgt een affaire met deze dienstmaagd Janna en verwekt bij haar een kind. Als dat kind geboren is, wil Wetterman per se dat Janna met haar baby Johannes bij hem in huis komt wonen, tot onvrede van zijn vrouw Gerritdina. Zij overlijdt op 3 februari 1837. Enige tijd later wordt Albert Wetterman gearresteerd. Hij bekent zijn vrouw te hebben vergiftigd met rattengif dat hij bij een lokale apotheker kocht. Om de sporen uit te wissen probeerde hij kort na de moord nog zijn woning in brand te steken, maar door tussenkomst van zijn buren was dit niet gelukt.
‘Met eene strop’
Albert Wetterman wordt ter dood veroordeeld. De executie vindt plaats op 7 juli 1837 op de Grote Markt in Zwolle, onder toeziend oog van de bevolking. Op bovenstaande tekening zijn in de geopende ramen boven Wetterman de drie rechters te zien die hem veroordeelden tot de strop. Een griffier tekent op de dag van de executie het volgende op:
“Op heden den zevenden july achttienhonderd zeven en dertig uit zijne gevangenis gebragt was naar een schavot ten dien einde op de Groote Markt te Zwol opgerigt en is aldaar door den Scherprechter met eene strop om den hals aan de galg opgehangen zoo dat er de dood op volgde. Welke executie des middags ten twaalf Uren is verrigt en onder een toevloed van aanschouwers in de beste orde is verlopen.”
‘Goeie Mie’ (1839-1915) – Gifmengster uit Leiden
Boek: Beulswerk – De geschiedenis van de doodstraf