Zaterdag 16 september – Leopoldsburg was een nogal treurige garnizoensstad ten zuiden van het bruggenhoofd bij Neerpelt. Op zaterdagochtend 16 september raakten de straten vol jeeps, die eenheids- en formatiecommandanten van het XXXste Korps naar de bioscoop tegenover het station brachten, waar luitenant-generaal Horrocks hen zou bijpraten. Militaire politie met rode baret en witte handschoenen probeerde het verkeer te regelen, maar veel hoge officieren negeerden hun aanwijzingen en parkeerden gewoon waar ze wilden.
De bioscoophal gonsde van het gekwebbel van een menigte kolonels, brigadegeneraals en generaal-majoors met een verscheidenheid aan gekleurde baretten en soldatenmutsen. Na weer andere militaire politie hun identiteitspapieren te hebben getoond, gingen ze de zaal in en namen plaats. Om 11.15 uur kwam Horrocks binnen. Geheel in lijn met de nonchalante houding die het Achtste Leger sinds de woestijnoorlog tegenover het uniform aannam, had hij een coltrui onder een legeroverhemd en een camouflagejasje aan. Horrocks was een populaire commandant met veel charme en hij werd dan ook van alle kanten toegejuicht toen hij door het middenpad naar het podium liep, waar een enorme kaart van Zuidwest-Nederland op hem wachtte.
Het opgewonden gedruis ebde ten slotte weg toen Horrocks zich naar de zaal omdraaide. ‘Deze volgende operatie,’ zo zei hij, ‘zal jullie genoeg geven om de rest van je leven je kleinkinderen mee te vervelen.’ De spanningsontlading veroorzaakte luid gelach. Hij ging daarna op de gebruikelijke manier verder om de huidige situatie te schetsen, de sterkte van de vijand en die van de eigen troepen, alvorens aan Operatie Garden toe te komen. Hij beschreef het ‘luchtlandingstapijt’ dat zich vóór het XXXste Korps van Eindhoven tot Arnhem uitstrekte. De Guards Pantserdivisie zou, met steun van veertien artillerieregimenten en eskadrons raketafvurende Typhoons, de Duitse linie ten noorden van hen doorbreken. Daarna zouden ze de enkele weg volgen, die Horrocks ‘de Clubroute’ noemde, maar die de Amerikanen weldra tot ‘Hell’s Highway’ zouden omdopen, ruim honderd kilometer tot Arnhem.
Waterhindernissen
Er waren zeven grote waterhindernissen te nemen, maar de 43ste Divisie, meteen achter de Guards, zou worden uitgerust met boten en materieel om een brug te slaan, mochten de Duitsers de zaak hebben opgeblazen. Er zouden 20.000 voertuigen op de weg zijn en er zou de meest strikte verkeerscontrole worden opgelegd. De uiterwaarden aan weerskanten van de opgehoogde weg betekenden dat op de flanken alleen de infanterie zich kon opstellen, omdat de grond te zacht was voor pantservoertuigen. Na Arnhem was hun uiteindelijke doel de Zuiderzee, ofwel het IJsselmeer, om in het westen de restanten van het Duitse Vijftiende Leger de pas af te snijden en in het oosten het Ruhrgebied en de industrie daar aan te vallen. Naarmate de ambitieuze omvang van de operatie duidelijk werd, liepen de reacties uiteen: sommigen raakten geïnspireerd door de vermetelheid ervan, anderen waren bang voor de gevolgen van zo’n snelle opmars met één tank voorop.
Horrocks sprak een uur, bijna zonder op een briefje te kijken. Kolonel Renfro, die voor de 1ste Luchtlandingsdivisie de liaisonofficier met het XXXste Korps was, was ‘onder de indruk van dit enthousiasme en zijn vertrouwen in de operatie’. Maar hij bleef erg sceptisch over het idee dat ‘de Guards Pantserdivisie in twee tot drie uur in Eindhoven zou zijn’, en in zestig in Arnhem.
Gefronste wenkbrauwen
Verscheidene aanwezige Nederlandse officieren van de Prinses Irene-brigade konden niet erg lachen om Horrocks’ grap dat je de operatie ‘Operatie Goldrush’ moest noemen omdat Nederland zo’n rijk land was. Ze vonden bovendien dat de Britten veel te veel zaken als vanzelfsprekend beschouwden.
‘Eerst veroveren we deze brug, dan die, dan hoppekee de rivier enzovoort.’
Ze kenden het terrein en de moeilijkheden ervan heel goed, omdat uitgerekend deze route een van de belangrijkste vragen op de examens van hun stafopleiding was. Iedere kandidaat die vanuit Nijmegen rechtstreeks via de hoofdweg naar Arnhem wilde optrekken, kon wel meteen inpakken, en dit was nu precies wat de Britten wilden doen. Helaas hadden de Britse planners hen niet geraadpleegd. Hun brigademajoor, die ook aanwezig was, herinnerde de brigadecommandant, kolonel De Ruyter van Steveninck, aan de napoleontische stelregel:
vecht niet als je niet voor minstens 75 procent zeker bent van succes; de andere 25 procent kun je aan het toeval overlaten.
Horrocks’ plan, zo beaamden ze, leek de zaak om te draaien.
Sommige mensen vonden Horrocks met zijn vroegtijdig witte haar en bekoorlijke glimlach meer op een bisschop dan op een generaal lijken. Hij liet nooit merken hoeveel pijn hij een groot deel van de tijd had. Dat kwam niet door de zware maagwond die hij in de Eerste Wereldoorlog had opgelopen, maar door de beschieting door een Duits jachtvliegtuig het jaar daarvoor in Italië. Een kogel ging door zijn been en een andere doorboorde zijn longen en raakte bij het uittreden zijn ruggenmerg. Hij had ontzettend geluk dat hij niet stierf of verlamd raakte. Hij kreeg de ene operatie na de andere en de medici dachten unaniem dat hij nooit meer in actieve dienst zou terugkeren. Maar Montgomery, die een groot zwak had voor ‘Jorrocks’, zoals hij hem noemde, had hem in augustus teruggehaald om het commando van het XXXste Korps over te nemen. Dat was voortijdig. Horrocks had nog steeds last van hevige ziekteaanvallen, met hoge koorts en intense pijn, die wel een week konden duren. Zijn meest recente ineenstorting had plaatsgevonden toen zijn divisies op het punt stonden de Seine over te steken. Montgomery begreep wat er aan de hand was, verscheen onaangekondigd op Horrocks’ hoofdkwartier en verzekerde hem dat hij hem niet naar huis zou sturen. Hij bracht Horrocks’ caravan naar zijn eigen tactisch hoofdkwartier over, waar hij de beste medisch specialisten van het leger liet aanrukken om voor hem te zorgen.
Het is onmogelijk in te schatten in hoeverre Horrocks’ oordeelsvermogen die herfst door deze aanvallen is beïnvloed. We kunnen alleen zeggen dat Horrocks in december, tijdens het grote Duitse offensief in de Ardennen, met zo’n idioot idee kwam – hij wilde de Duitsers de Maas laten oversteken en hen dan bij Waterloo verslaan – dat zelfs Montgomery erop stond dat Horrocks met ziekteverlof naar Engeland werd teruggestuurd. In elk geval was Horrocks’ plan voor Operatie Garden een voor de hand liggend plan, gelet op de orders die hij van Montgomery en Dempsey had gekregen. Hij kreeg echter kritiek omdat hij ervoor koos de Guards Pantserdivisie de aanval naar het noorden te laten leiden, in plaats van de 11de Pantserdivisie van Roberts. Horrocks zei later dat hij hen koos…
‘…voor de uitbraak, omdat ik zeker wist dat ze die “ongeacht de verliezen” konden volbrengen. Zij hadden een betere infanterie, met officieren die bereid waren zonder morren hun leven te geven.’
Guards Pantserdivisie
De Guards Pantserdivisie was in juni 1941 in Engeland opgezet om in het geval van een Duitse invasie het tekort aan tankformaties te compenseren. Toen later die maand Hitler de Sovjet-Unie aanviel, werd een aanval over het Kanaal een nog onwaarschijnlijker iets, maar de transformatie ging toch van start omdat de Foot Guards zoveel reservebataljons hadden. De Guards, die profiteerden van hun nauwe relatie met de koninklijke familie, oefenden al lang enorme invloed uit en traden in hoge mate eigenmachtig op. Zelfs hun rekruteringssysteem bleef onafhankelijk, en als gevolg daarvan kon de zogeheten ‘Guards Brigade’ uitgroeien tot een totaal van zesentwintig bataljons. Maar veel mensen vonden het vreemd dat een organisatie die bewust lange mannen selecteerde voor haar aanwezigheid in parades die mannen vervolgens in de beperkte ruimte van een tank moest stoppen. Maar misschien een nog grotere paradox was de overdreven eerbied voor de bevelsstructuur, wat leidde tot een onderdrukking van het eigen initiatief, dat in de beweeglijke pantseroorlogvoering zo van levensbelang is.
Professor sir Michael Howard, zelf een Coldstreamer, vond altijd dat het opzetten van de Guards Pantserdivisie ‘een grote vergissing’ was geweest. Guards-regimenten, zo zei hij, waren ‘erg goed in de verdediging, maar nooit erg goed in offensieve operaties’. Ze ‘leerden te sterven’, maar leerden nooit te doden. ‘We hadden niet het killerinstinct.’ Volgens hem hadden alleen de Irish Guards dat. En dus koos Horrocks, of generaal-majoor Allan Adair, de divisiecommandant, in elk geval het juiste regiment om de aanval te leiden.
Overmoed en scepticisme
Luitenant-kolonel Vandeleur, de commandant van het 3de (Gemechaniseerde) Bataljon van de Irish Guards, was een lange, stevige vechtersbaas met een rood gezicht. Zijn voorvaderen hadden in vele slagen gestreden, waaronder die bij Waterloo, maar toen hij van Horrocks hoorde dat de Irish Guards voorop zouden gaan in de aanval naar het noorden, reageerde hij toch met een ‘O, jezus!’. Die avond informeerde brigadegeneraal Norman Gwatkin op zijn commandopost van de 5de Brigade de officieren van de eenheid van de Irish Guards. ‘Orders gingen uit voor een uitbraak de volgende dag vanuit het bruggenhoofd en een opmars noordwaarts naar de Zuiderzee [het IJsselmeer].’ Het zal Vandeleur niet hebben verbaasd dat hij ‘een half kreunen’ hoorde toen zijn officieren hoorden dat zij wederom de spits zouden zijn. Ze vonden dat ze wel een pauze hadden verdiend na de verovering van ‘Joe’s Bridge’. ‘We hebben achtenveertig uur om de 1ste Luchtlandingsdivisie in Arnhem te bereiken,’ kondigde Gwatkin aan. Verscheidene officieren schudden vol ongeloof het hoofd. Ze wisten hoeveel taaier het Duitse verzet de afgelopen tien dagen was geworden. En het IJsselmeer lag op zo’n 150 kilometer.
thuis waren’
De briefings die dag in Engeland veroorzaakten een veelheid van reacties, variërend van overmoed tot uitgesproken scepticisme. De meeste paratroepers kregen te horen dat Market Garden een snel einde aan de oorlog zou maken. Sommige officieren zeiden zelfs dat ze, als alles goed ging, met Kerstmis weer thuis waren. Browning zei op zijn laatste briefing in Moor Park dat de noordwaartse aanval zoveel Duitse troepen zou afsnijden dat de schok binnen een paar weken tot een overgave zou leiden.
Bijna iedereen was blij te horen dat de operatie overdag zou plaatsvinden. Normandië-veteranen herinnerden zich nog maar al te goed de chaos van de nachtelijke dropping daar, toen overal verspreid over het schiereiland Cotentin groepjes paratroepers zaten. Een pelotonscommandant in de 82ste Luchtlandingsdivisie beschreef hun briefing met officieren uit het Troepentransportcommando. Toen kolonel Krebs van de luchtmacht was uitgesproken, stond luitenant-kolonel Louis G. Mendez op, een bataljonscommandant in het 508ste Regiment Parachutisteninfanterie, en keek hij langzaam om zich heen. Na een drukkende stilte richtte hij zich tot de piloten.
‘Heren, mijn officieren kennen deze kaart uit het hoofd en we zijn er klaar voor. Toen ik vlak voor Normandië mijn peloton naar de briefing bracht, beschikte ik over de beste gevechtsklare eenheid, die haar weerga niet kende. Heren, tegen de tijd dat ik ze in Normandië bij elkaar had, was de helft er geweest.’
Op dat moment rolden de tranen over zijn wangen.
‘Ik druk jullie allemaal op het hart: zet ons af in Holland of zet ons af in de hel, maar zet ons allemáál op één plek af, of anders achtervolg ik jullie tot in je graf.’
Hij draaide zich vervolgens om en liep weg.
Een paar paratroepers waren lichtelijk ontstemd over de codenaam, Operatie Market Garden:
‘Het klinkt alsof we appels gaan plukken of door de tulpen gaan trippelen. We vonden dat het wel wat ruiger mocht klinken.’
Normandië-veteranen waren geneigd de bemoedigende inlichtingenrapporten over de vijandelijke sterkte af te doen als slap gelul. Maar ze geloofden ook liever dat de planners hen niet de vernieling in stuurden.
‘We waren er verdomd zeker van dat generaal Brereton het niet liet gebeuren dat zijn gloednieuwe Geallieerde Luchtlandingsleger op zijn sodemieter kreeg,’
…noteerde een kapitein in de 82ste Luchtlandingsdivisie.