Dark
Light

Het Ardennenoffensief, de slag om de Ardennen (1944-1945)

Het laatste grote offensief van de Duitse Wehrmacht
26 minuten leestijd
Ardennenoffensief - Bundesarchiv
Ardennenoffensief - Bundesarchiv

1.

Vandaag wil ik het hebben over het Ardennenoffensief. Ik ben er niet zo voor dingen te herdenken omdat ze toevallig een mooi rond getal geleden zijn gebeurd*, maar er is momenteel zó weinig aandacht voor de gebeurtenissen van december 1944 dat ik het toch doe. Ik weet dat kerstmis voor veel mensen een tijd is waarin ze denken aan “vrede op aarde” en waarin hun hoofd niet staat naar krijgsgeschiedenis, maar het kan niet zo zijn dat wie eind december om het leven komt, nooit wordt herdacht. Vandaar.

Het Ardennenoffensief begon op zaterdag 16 december 1944 en de Geallieerden waren er totaal door verrast. De Duitsers waren erin geslaagd ten oosten van de Our (de grensrivier tussen België/Luxemburg en Duitsland) een enorme troepenmacht samen te trekken, zonder dat de Britse of Amerikaanse inlichtingendiensten daarvan zelfs maar een begin van een vermoeden hadden. Hitler en zijn generaals hadden dan ook alles gedaan om te verhinderen dat hun plannen zouden uitlekken. Zo was afgezien van verkenningsmissies, omdat de Geallieerden de verkenners zouden kunnen herkennen en een vermoeden konden krijgen dat er iets te gebeuren stond. Ten minste één Duitse commandant liet zijn manschappen zelfs in het ongewisse over het doel van de operatie, zodat zij, toen ze krijgsgevangen werden genomen, vertelden dat het de opzet was Parijs te bereiken, wat bijdroeg aan de Geallieerde verwarring.

Kaartje van het Ardennenoffensief (Amerikaanse Begraafplaats Margraten)
Kaartje van het Ardennenoffensief (Amerikaanse Begraafplaats Margraten)
Het strategische doel van de Duitsers was de Geallieerden naar de onderhandelingstafel te krijgen en een deelvrede te sluiten om daarna in alle rust met de Russen te kunnen afrekenen. Achteraf lijkt dit niet realistisch, maar in oktober 1944, toen de plannen werden gemaakt, was het geen vreemd idee. Militair zat het de Britten en Amerikanen namelijk niet mee. Sinds begin september hadden ze geen noemenswaardige terreinwinst meer geboekt: Market-Garden was op een mislukking uitgelopen, de slag om het Hürtgenwald eveneens, terwijl ze er lang over deden de Franse en Belgische havens in gebruik te nemen. Antwerpen ging bijvoorbeeld pas eind november open en toen waren de plannen voor operatie Wacht am Rhein al klaar.

Ook politiek was de Duitse inschatting niet zo vreemd dat ze met een klinkende zege de Amerikanen en Britten ervan konden overtuigen dat het zinloos was verder te vechten. Hitler meende dat president Roosevelt, die kandidaat was voor een nieuwe ambtstermijn, geen extra Amerikaanse doden wilde riskeren. En tot slot: ook in de Eerste Wereldoorlog, toen Duitsland eveneens een tweefrontenoorlog had moeten vechten, had men door middel van een deelvrede, destijds met Rusland, de handen weten vrij te maken.

Het probleem was dat Duitsland al ernstig verzwakt was. Eisenhower had drieënzeventig divisies in Europa, de Duitsers konden aan hun Westfront maximaal achtentwintig divisies inzetten. Bovendien bezat Duitsland geen luchtmacht van betekenis meer. Alleen als het zijn vijanden kon overrompelen op een moment waarop zij hun vliegtuigen niet konden inzetten, hadden de Duitsers een kans. Of beter: dat dachten ze. Terugblikkend weten we dat operatie Wacht am Rhein van begin af aan kansloos was.

Hitler en zijn staf (najaar 1944)
Hitler en zijn staf (najaar 1944)

2.

In mijn vorige stukje gaf ik aan dat de Duitsers hoopten met het Ardennenoffensief, dat vandaag zeventig jaar geleden zijn grootste uitbreiding kende, hoopten te bereiken dat de Amerikanen en Britten zouden besluiten te onderhandelen. Ik vertelde ook dat de Duitsers door hun beperkte middelen gedwongen waren in december ten aanval te gaan, als de Geallieerden het niet verwachtten.

In de weken waarin de plannen voor operatie Wacht am Rhein werden gemaakt, veranderde de situatie echter zó dat de aannames waarop de planning was gebaseerd, niet langer juist waren. In de eerste plaats: de Geallieerde opmars was begin september tot stilstand gekomen doordat de aanvoerlijnen te lang waren geworden. Eind november was de situatie echter sterk verbeterd dankzij de enorme logistieke operatie die bekendstaat als de Red Ball Express. De Britse en Amerikaanse tanks hadden weer benzine, de impasse in de Geallieerde opmars was voorbij.

Het kon voor de Geallieerden ook alleen maar beter worden, want in oktober waren Le Havre en Boulogne in bedrijf genomen, terwijl door een eindeloze reeks gevechten rond de Westerschelde (de Slag om de Schelde) ook de haven van Antwerpen toegankelijk was geworden voor Geallieerde konvooien. Dat de Duitsers de havenstad met V2-raketten beschoten, deed er weinig aan af dat de Britten en Amerikanen hun bevoorrading nu op orde hadden.

Tot slot was er onder de Duitsers onenigheid over de operationele doelen. Hitler meende dat de Geallieerden het snelst naar de onderhandelingstafel zouden komen als ze niet alleen enorme menselijke verliezen leden maar ook de stad Antwerpen verloren. Zijn generaals waren van mening dat dit onhaalbaar was en dat het bovendien betekende dat de eigen aanvoerlijnen enorm kwetsbaar zouden zijn. Stel dat het zou lukken Antwerpen te heroveren, dan zouden de Amerikanen vanuit Frankrijk de linkerflank aanvallen en was de rechterflank kwetsbaar voor aanvallen vanuit Brabant en Limburg, waar Britse, Canadese en Britse troepen klaar stonden, die vanuit de lucht konden worden bevoorraad.

Voor Hitler was het een prestigestrijd. De enige concessie die hij zijn generaals deed was dat de operatie een andere naam kreeg, Herbstnebel. Voor het overige eiste hij de letterlijke naleving van zijn eigen plan. De mislukte staatsgreep van Von Stauffenberg (in juli 1944) lag nog vers in het geheugen en Hitler koesterde argwaan tegen het reguliere leger. Alleen de SS-eenheden hadden zijn vertrouwen. Hij eiste van zijn generaals dat ze op Antwerpen zouden marcheren en zorgde er tevens voor dat van de drie legers die de aanval zouden uitvoeren het Zesde, dat bestond uit troepen van betrouwbare nationaalsocialistische snit, de beste wapens zou krijgen.

Dit zou een grote fout blijken te zijn: zouden het Vijfde en Zevende leger wat meer tanks hebben gehad, dan zou het mogelijk zijn geweest de Maas te bereiken en over te steken. Omdat de Geallieerden beter waren bevoorraad en – als het onbewolkt was – het luchtoverwicht hadden, zou de operatie evengoed zijn mislukt, maar de Duitsers zouden de Amerikanen en Britten veel grotere schade hebben kunnen toebrengen dan in december 1944 feitelijk gebeurde. Die schade was overigens al groot genoeg.

Amerikaanse militairen in dekking in de Ardennen. © U.S. Army
Amerikaanse militairen in dekking in de Ardennen. © U.S. Army

3.

Het Duitse offensief in de Ardennen kón niet lukken. Het strategische doel, een afzonderlijke vrede met de westerse mogendheden, was niet haalbaar: Churchill en Roosevelt hadden afspraken met Stalin dat de oorlog zou doorgaan tot Berlijn was ingenomen en bovendien was de strategische zwakte van de westelijke Geallieerden, hun te lange aanvoerslijn, in oktober en november weggenomen. Het operationele doel, Antwerpen, was nauwelijks haalbaar. Dat de tactische doelen van Herbstnebel onhaalbaar waren, was, zoals we zullen zien, binnen een dag duidelijk.

Niet dat de Geallieerden vol vertrouwen de vijand konden opwachten. Een week lang belette het slechte weer de inzet van vliegtuigen, waardoor de Amerikanen en Britten een belangrijke steun moesten missen. Maar boven alles: er waren te weinig Amerikaanse troepen in deze sector. Generaal Omar Bradley had gemeend dat het terrein te onbegaanbaar was voor een grootschalige Duitse aanval, hoewel de Duitsers hier toch zowel in 1914 als in 1940 een doorbraak hadden geforceerd. Een andere Geallieerde fout was dat men teveel vertrouwde op wat men meende te weten dat er in het Derde Rijk gebeurde: de Britten hadden immers de Enigma-codes gebroken waarmee de Duitsers hun radioberichten versleutelden, maar realiseerden zich niet dat hun tegenstanders inmiddels op Duitse bodem waren, waar ze gebruik maakten van gewone telefoonverbindingen.

Het Duitse plan met de aanval van de drie legers
Het Duitse plan met de aanval van de drie legers
De aanval op zaterdag 16 december kwam dan ook volkomen onverwacht. Of beter: de Geallieerden meenden dat deze tegenaanval werd uitgevoerd door de troepen die de Siegfriedlinie verdedigden. De beschieting waarmee de aanval werd ingezet, leidde daarom niet tot groot alarm. Ondertussen kwamen echter niet de plaatselijke troepen, maar drie speciaal voor dit doel samengestelde legers in actie.

In het noorden was dat het pas geformeerde Zesde Leger, gecommandeerd door Sepp Dietrich. Vanuit Monschau moesten zijn SS-pantserdivisies via Luik oprukken naar Antwerpen. In de centrale sector moest het Vijfde Leger van Hasso von Manteuffel Brussel heroveren en daarvandaan verder trekken naar Antwerpen. Tot slot lag het Zevende Leger in het zuiden, aangevoerd door Erich Brandenberger. Zijn pas gelichte infanteriedivisies moesten het noordelijk deel van Luxemburg bezetten en zouden het, zo was voorzien, moeten opnemen tegen de tanks van het Amerikaanse Derde Leger, dat werd gecommandeerd door Patton, die door de Duitsers werd beschouwd als de gevaarlijkste geallieerde aanvoerder.

In feite was de Duitse linkervleugel dus onvoldoende beschermd, en dat is niet het enige dat wat vreemd oogt. Het zwaarste materiaal stond helemaal in het noorden opgesteld, waar het Zesde Leger ook kon rekenen op de bescheiden ondersteuning van parachutisten. De middelste sector was echter de plek waar de Amerikaanse linies het zwakst waren en waar met de inzet van zware middelen het meeste bereikt had kunnen zijn. De verkeerde allocatie van middelen was het gevolg van onvoldoende verkenningsacties – zoals we al zagen wilden de Duitsers tot elke prijs vermijden dat de Geallieerden lucht van het plan zouden krijgen – en van het feit dat Hitler alleen de SS nog vertrouwde.

Na de eerste beschietingen staken de Duitsers de Our over, maar ze verloren veel tijd doordat de bruggen óf waren verwoest óf niet snel genoeg konden worden gebouwd. (Anders dan de Geallieerden, die metalen Baileybruggen hadden, bouwden de Duitsers bruggen uit hout, die minder draagkracht hadden.) Hoewel de eigenlijke aanval dus meteen aan de Our werd vertraagd, werd het de Amerikanen nu wel duidelijk dat de operatie grootschalig was, en ze zou al vrij snel bekendstaan als het Von Rundstedt-offensief, naar de maarschalk die als enige zoveel middelen kon inzetten (en die in feite faliekant tegen het plan was geweest).

Alan Jones
Alan Jones
Het wreekte zich dat in de centrale sector de Amerikaanse troepen niet heel geroutineerd waren. Zo moest Sankt Vith, een belangrijk knooppunt van wegen, worden verdedigd door de 106e Divisie, die echter bestond uit rekruten en werd geleid door een niet heel ervaren generaal, Alan Jones. We weten dat hij snel in de gaten had dat het menens was en contact zocht met zijn reserve in Bastogne. Over de telefoon legde hij zijn superieur, generaal Troy Middleton, uit dat hij twee vooruitgeschoven regimenten wilde terugtrekken, waarop Middleton antwoordde dat de Zevende Pantserdivisie – u kent dit onderdeel wellicht omdat het in De Peel heeft gevochten – Jones’ infanterie om zeven uur ’s morgens zou komen versterken. Jones beschouwde dit als optimistisch, maar meende dat zijn meerdere dingen wist die hij niet wist, en concludeerde dat hij twee regimenten kon handhaven op hun vooruitgeschoven positie. Zou hij meer ervaring hebben gehad, dan zou hij vragen hebben gesteld en hebben ontdekt dat Middleton ervan uitging dat de regimenten in de nacht zouden worden teruggetrokken. De twee eenheden werden vernietigd – Jones’ zoon was een van de krijgsgevangenen – en al snel lag de weg naar St. Vith open voor de Duitsers. Vader Jones zou enkele dagen later door een hartaanval worden gedwongen het commando neer te leggen.

Het is zomaar een detail, bedoeld om de chaos van de eerste dag te illustreren. In Parijs begreep Eisenhower, de oppercommandant van de Geallieerde troepen in Europa, als eerste wat er gaande was. Hoewel de oppercommandant van de Amerikaanse troepen, Bradley, nog meende dat het ging om een lokale aanval, besloot Eisenhower op 16 december dat er moest worden overlegd met Patton, die vanuit het zuiden zou moeten oprukken, en dat enkele noordelijk gelegen Amerikaanse divisies tijdelijk zouden worden geplaatst onder het bevel van de Britse maarschalk Montgomery, om de noordelijke flank van het Duitse offensief beter georganiseerd te kunnen aanvallen. Bovendien besloot Eisenhower zijn reserves in te zetten. Dat waren twee eenheden die in Reims waren gestationeerd om op krachten te komen en die we toevallig goed kennen uit de Nederlandse geschiedenis: de 82e en de 101e Divisie, de parachutisten die in september hadden gevochten bij Nijmegen en in Noord-Brabant.

Die avond was operatie Herbstnebel in feite al mislukt. De Duitse oversteek van de Our had te lang geduurd om de aanval nog een verrassing te doen zijn en de Geallieerden waren al bezig met de voorbereiding van de tegenaanval.

Waffen SS, januari 1945
Waffen SS, januari 1945

4.

Ik liet u achter bij de Duitse troepen, die veel tijd verloren bij de oversteek van de Our, en bij Eisenhower, die nog op zaterdag 16 december 1944 begreep dat het menens was en de tegenaanval begon te coördineren. De eerste dag van het Ardennenoffensief was beslissend, zelfs al zou het eigenlijke offensief nog negen dagen duren, tot de Duitsers op Eerste Kerstdag vlakbij de Maas tot stilstand kwamen. Aan de zo belangrijke eerste gevechtsdag wijdt de Britse krijgshistoricus Peter Caddick-Adams in zijn onlangs verschenen boek Snow and Steel. Battle of the Bulge 1944-45 ruim 160 bladzijden.

Snow and Steel. Battle of the Bulge 1944-45
Snow and Steel. Battle of the Bulge 1944-45
Voor ik later vandaag verder ga met een beschrijving van de gebeurtenissen in de volgende twee weken (waaraan Caddick-Adams 229 bladzijden wijdt), eerst wat meer over dat boek. Deze reeks stukjes is namelijk ontstaan als een te lang uitgevallen recensie, zoals u wel merkt aan de titel. Het is een belangrijk boek. Voor het eerst in een jaar of twintig is er een actuele kritische analyse, vol nieuwe informatie, deels te danken aan hernieuwd archiefonderzoek.

Het probleem is het medium: een boek. Caddick-Adams heeft zoveel nieuws te vertellen dat Snow and Steel er hier en daar onoverzichtelijk door wordt. Hij is zich daarvan bewust en het pleit voor hem dat hij maatregelen heeft genomen. De eerste is dat hij voortdurend aangeeft waar we ons bevinden in zijn verhaal, bijvoorbeeld met opmerkingen als “Nu we de situatie in X hebben behandeld, gaan we naar het even noordelijker gelegen Y”, waarna Caddick-Adams eraan herinnert wat het daar gelegen onderdeel al eerder had gedaan. De auteur betoont zich zo een goede docent. Een tweede maatregel is dat hij veel informatie al geeft in het eerste, inleidende deel, waar allerlei zaken aan de orde komen die hij dan later bekend kan veronderstellen, zoals het functioneren van de Geallieerde intendance en het niet-functioneren van de inlichtingendiensten. Het nadeel is dat de lezer lv + 261 bladzijden moet lezen voordat het eigenlijke verhaal begint. Het zou vermoedelijk beter zijn geweest de encyclopedische stof aan te bieden als website.

Alan Jones
Alan Jones
Tot de grootste kwaliteiten van het boek behoort dat Caddick-Adams zelden genoegen neemt met gemakkelijke verklaringen. Het incident dat ik noemde in mijn vorige stukje, hoe generaal Alan Jones door een misverstand twee regimenten verloor, zou makkelijk kunnen zijn afgedaan als gebrek aan ervaring, maar Caddick-Adams wijst erop dat Jones vermoedelijk ook te lijden had gehad van de dreun waarmee een granaat vlakbij hem was ingeslagen. Door dit voortdurende zoeken naar de andere kant van het verhaal betoont hij zich niet alleen een goed historicus, maar blijven zijn personages mensen en verwordt zijn verhaal niet tot een dor, administratief betoog. Het deed me denken aan het humanisme van Herodotos en Edward Gibbon, die ook steeds een tweede lezing bieden om te benadrukken dat onzekerheid over wat er nu feitelijk is gebeurd, in staat is mensen – zelfs vijanden – te verbinden.

Hiermee verwant is Caddick-Adams’ kritische lezing van de bronnen. Zo wijst hij er ergens op dat je de dagboeken van de diverse gevechtseenheden niet altijd kunt vertrouwen. Voor Amerikaanse soldaten was elke grote tank die op je schoot een Königstiger en je pakte echt niet de identificatietabellen uit je Handboek Soldaat erbij om te controleren of het niet toevallig een Panther was.

Anthony "Nuts!" McAuliffe
Anthony “Nuts!” McAuliffe
Ook bronnen die niet in de hitte van de strijd tot stand zijn gekomen, kunnen fouten bevatten. Zo wijst Caddick-Adams er ergens op dat uit sommige soldatenbrieven een optimistisch gevoel spreekt, maar dat dit niet per se een betrouwbare weergave van de situatie hoeft te zijn. Het kan betekenen dat de soldaten hun familieleden wilden ontzien, terwijl het bovendien staat te bezien of een brief waaruit blijkt dat het moreel laag was, langs de militaire censuur kwam. Ook de verslagen die de Geallieerden na afloop van de oorlog samenstelden van hun interviews met Duitse officieren, zijn niet zo betrouwbaar als wel is aangenomen: Caddick-Adams kan bijvoorbeeld bewijzen dat SS-commandant Jochen Peiper de waarheid niet sprak toen hij beweerde dat hij een nachtelijke aanval op Stavelot had uitgevoerd die was afgeslagen. Peiper lag gewoon te slapen.

En nog een mooie observatie: onze verslagen concentreren zich steeds weer op de strijd rond Bastogne, in de centrale sector, hoewel er in het noorden en zuiden even hard is gevonden. Dáár waren echter geen oorlogscorrespondenten en was er ook geen mediagenieke commandant als McAuliffe, wiens “Nuts!” de aandacht nogal heeft getrokken. Bovendien: de strijd in de noordelijke sector vond plaats in de Belgische Oostkantons, waar Duits wordt gesproken. De plaatselijke VVV concentreert zich liever op natuurschoon dan op de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog.

Vaak kiest Caddick-Adams voor “thick description” om iets van de sfeer op te roepen. Zo lezen we hoe de tafelschikking was toen Hitler zijn plannen, toen nog Wacht am Rhein geheten, aan zijn generaals voorlegde. Het levert een boek op vol interessante feitjes. De soldaten van de 106e Divisie trokken de aandacht doordat ze, toen ze aan het front aankwamen, zo keurig in het pak waren, compleet met stropdas. (De Westpoint-uitdrukking is “strack”, waarvan ik het sterke vermoeden heb dat het een Nederlands woord is; in de omgeving van Westpoint wordt nog altijd Jersey Dutch gesproken.) We lezen dat de Geallieerden hun soldaten benzedrine gaven en dat de Duitsers hun mannen oppepten met pervetine (de drug die u uit Breaking Bad kent als “crystal meth”). Ik ontdekte dat Percy Schramm een van de deelnemers was aan de strijd, een historicus die ik tot nu toe alleen kende als de auteur van een boek over keizer Otto III. En er is het ontroerende verhaal van de familie van een gesneuvelde negentienjarige kleermaker, die 300 rijksmark krijgt toegestuurd van zijn kameraden, die weten hoe arm de jongen was geweest.

Het zijn zo maar wat details uit een boek dat ik zeker kan aanraden. Snow and Steel is, op het overladene af, een rijk boek.

Vluchtelingen in Dinant
Vluchtelingen in Dinant

5.

Een van de bizarste details uit Peter Caddick-Adams’ Snow and Steel is dat de Duitse soldaten nauwelijks beschikten over landkaarten en gebruik maakten van de toeristische Michelinkaarten, die een schaal hadden van 1:200.000. Ze waren altijd blij als ze Amerikaanse kaarten vonden, die 1:50.000 waren.

Het Ardennenoffensief
Het Ardennenoffensief
Het vreemde is dat de Duitsers het belang van de Ardennen zowel in 1914 als 1940 hadden onderkend en alle gelegenheid hadden gehad om het goed te verkennen. Wat de verklaring ook zij, in 1944 benutte ook de Duitse infanterie de grote wegen, wat hun marsroutes voorspelbaar maakte – dat wil zeggen, toen de Amerikanen eenmaal over de verrassing heen waren en begrepen dat ze werden aangevallen.

De eigenlijke klap had in het noorden moeten vallen, waar het Duitse Zesde Leger van Sepp Dietrich vanaf Monschau richting Maas had moeten doorstoten. Het bestond uit twee strijdgroepen, waarvan de noordelijke Spa en Luik had moeten innemen en de zuidelijke had moeten doorstoten naar Hoei. Daarna zouden ze door Brabant moeten oprukken naar Antwerpen, maar geen van tweeën zou de Maas zelfs maar zien. Bij Rocherath-Krinkelt werd de noordelijke groep door twee Amerikaanse divisies, de Tweede en Negenennegentigste, tegengehouden en toen de Duitsers na tien dagen strijd de zaak meester leken, waren de Geallieerde versterkingen al in de buurt. Hiermee was het operationele doel van Herbstnebel gefrustreerd.

De zuidelijke groep, gecommandeerd door Jochen Peiper, had meer succes. Weliswaar lag hij vele uren achter op schema, maar toen deze veteraan van het Oostfront eenmaal op weg was, kon hij ook, gewend aan operaties in de kou, ver doorbreken. In Bullingen overmeesterde hij een brandstofdepot, zodat zijn tanks verder konden. Niet veel later bereikte hij Malmédy, dat werd verdedigd door een groep lichtbewapende Amerikanen, die zich al snel overgaven en, kort nadat Peiper verder naar het westen was getrokken, werden doodgeschoten. Het lijkt een terreurmaatregel te zijn geweest van de soort die aan het Oostfront normaal was en die de vijand schrik had moeten aanjagen – maar even contraproductief uitpakte als de toepassing van dit middel in onze tijd door ISIS.

Krinkelt
Krinkelt
Peiper bereikte de volgende dag Stavelot (138 burgerdoden), waar hij erin slaagde een duidelijk aangegeven benzinedepot over het hoofd te zien, en vond de bruggen over de Amblève waaraan Trois Points zijn naam ontleent vernietigd. Daarop besloot hij een omweg te maken, maar hij liep uiteindelijk vast: de benzine van zijn tanks was op. Het was pas de derde gevechtsdag, 18 december, en het Zesde Leger was niet verder dan vijftig kilometer ver gekomen.

In het diepe zuiden waren de Duitse successen al niet veel spectaculairder. Op de eerste dagen was het Zevende Leger van Erich Brandenberger erin geslaagd iets naar het westen op te rukken, maar de vier infanteriedivisies werden vanaf 21 december aangevallen door de tanks van Patton. Daarmee viel de dekking voor de centrale sector weg, waar het Duitse Vijfde Leger van Von Manteuffel wel degelijk voortgang had geboekt – mede door het al beschreven misverstand tussen de generaals Jones en Middleton. Toen de door Middleton toegezegde versterkingen, de tanks van de Zevende Pantserdivisie, aankwamen, konden ze alleen de Duitse opmars naar Sankt Vith nog vertragen. De stad viel op 23 december.

Het grootste succes was echter de doorbraak van twee Duitse pantserdivisies die bij Dasburg en Vianden de Our waren overgestoken en op 21 december Bastogne bereikten.

Bastogne, 23 december -  heldere hemel (foto Frank Capa)
Bastogne, 23 december – heldere hemel (foto Frank Capa)

6.

Al op 16 december had Eisenhower besloten de reserve in te zetten, waartoe onder meer de 82e en 101e Divisie behoren, parachutisten die in Reims waren om bij te komen van de gevechten bij Nijmegen en in Noord-Brabant. De soldaten werden in vrachtwagens naar het noorden en naar het noordoosten gereden.

De 82e Divisie, gecommandeerd door James Gavin, zou deel uitmaken van het leger dat de troepen van Jochen Peiper aanviel, hem op 22 december omsingelde en de volgende dag dwong naar het oosten uit te breken – met achterlating van al zijn zware materiaal. De 101e Divisie werd, omdat de eigenlijke generaal Maxwell Taylor in Washington was, gecommandeerd door Anthony McAuliffe en maakte een dollemansrit naar Bastogne, waar de divisie op 20 december aankwam – net op tijd om de strijd aan te gaan met twee pantserdivisies die eigenlijk op weg waren naar Dinant en Namen.

McAuliffes kerstwensen (24 december)
McAuliffes kerstwensen (24 december)
Het had anders kunnen lopen. Terwijl McAuliffes mannen vanuit het zuidwesten kwamen, naderde vanuit het oosten de Panzer Lehr-divisie, gecommandeerd door Fritz Bayerlein. Hij kon kiezen tussen drie wegen en vermoedde dat de twee best begaanbare zouden worden verdedigd door het garnizoen van Bastogne: soldaten van eenheden die zich hadden teruggetrokken toen het Duitse offensief was begonnen. Net als Allenby bij Megiddo besloot Bayerlein de moeilijkste weg te nemen, in de verwachting dat ze onverdedigd was. Hij liep er totaal vast en maakte rechtsomkeert naar het dorpje Mageret, waar hij enkele krijgsgevangen Amerikaanse verpleegsters vroeg voor de gewonden te zorgen. Eén ervan trok zijn aandacht, en terwijl hij met haar flirtte, trok de 101e Divisie Bastogne binnen. (Peter Caddick-Adams meldt in Snow and Steel dat is voorgesteld de vrouw een onderscheiding te geven “for fatally delaying Panzer Lehr’s advance into Bastogne”.)

De Duitse aanvallers probeerden Bastogne in te nemen via het dorpje Noville, maar werden teruggedreven, waarop de tankdivisies verder trokken – hun doel was immers de Maas – en de belegering van Bastogne overlieten aan andere troepen, gecommandeerd door Heinrich von Lüttwitz. Op 22 december stuurde deze onderhandelaars om te spreken over de capitulatie, maar McAuliffe wees dit af met het beroemd geworden “Nuts!” U kunt het klassieke verhaal hier nog eens lezen en ik hoop dat ik u de obsceniteit, niet heel anders dan die van Leonidas bij Thermopylai, niet hoef uit te leggen.

Het pleit voor Caddick-Adams’ zorgvuldigheid dat hij in Snow and Steel de vraag stelt of de anekdote wel waar is en onderzoekt of er, naast het legercommuniqué, aanvullend bewijs is. Dat is er inderdaad. Ook wijst hij erop dat de beeldvorming rond het incident de zaken heldhaftiger heeft gemaakt dan ze waren. De Amerikanen hadden de Duitsers bij Noville al verslagen, Pattons versterkingen waren al op de 21e op weg gegaan en er waren gedurende de belegering van Bastogne altijd meer Amerikaanse verdedigers dan Duitse belegeraars.

McAuliffe zal bovendien wel hebben geweten dat er voor de volgende dag mooi weer was voorspeld. De lucht was op 23 december kraakhelder en de temperaturen kelderden tot -28° Celsius, wat vooral nadelig was voor de Duitsers, die, anders dan de Amerikanen in de huizen in Bastogne, verbleven in het open veld. De Geallieerde luchtmacht kwam die dag massaal in actie en wierp nieuwe voorraden af, een manier van bevoorrading waar de mannen van de 101e Divisie, als parachutisten, uiteraard al ervaring mee hadden opgedaan. 95% van de afgeworpen containers – munitie, voedsel, medicijnen – viel in hun handen. Niet zonder reden vatten McAuliffes mannen de situatie samen als:

“Ze hebben ons omsingeld – die arme drommels.”

Ansichtkaart (1945)
Ansichtkaart (1945)
De luchtmacht bombardeerde op 23 december alles wat ze kon raken, met speciale aandacht voor bruggen, waardoor zowel de Duitse opmars als hun aftocht bemoeilijkt zou worden. Sankt Vith en Malmédy (225 burgerdoden) werden eveneens geraakt en er werd zelfs napalm ingezet om de Duitsers al murw te hebben geslagen voordat Pattons troepen contact met hen zouden maken.

Terwijl McAuliffe de moed erin hield, bereikten de Duitse tankdivisies die langs Bastogne waren getrokken, Celles en Foy: twee dorpjes op de rand van de Maasvallei, vijf en acht kilometer ten oosten van Dinant. En daar eindigde ook hun opmars, om dezelfde reden waarom ook het offensief van Peiper tot stand was gekomen: de benzine was op.

Het was Eerste Kerstdag. De Duitse opmars had haar verste punt bereikt. De volgende ochtend zetten de Geallieerden, die in het noorden de troepen van Peiper al terugdreven, ook bij Celles de tegenaanval in. Later die dag, kort voor vijf uur, werd Bastogne ontzet door de tanks van Patton.

Amerikaanse soldaten met kerstboom
Amerikaanse soldaten met kerstboom

7.

Dit kerstverhaal is een vertaling van een passage uit Peter Caddick-Adams, Snow and Steel. Battle of the Bulge 1944-45.

Diep in het woud, in een afgelegen boerderij, woonde de familie Vincken, waar op kerstavond op de deur werd gebonsd. De twaalfjarige Fritz blies de kaarsen uit en opende de deur. Daar stonden twee verdwaalde GI’s, die een derde, gewonde kameraad met zich mee namen. Fritz’ moeder Elisabeth stond ze te woord. Er kon geen sprake van zijn dat ze hen de deur zou wijzen, welke straffen er ook waren – zelfs al stond het huis van de Vinckens ten oosten van de grens, in het door Duitsland geannexeerde deel van België. Fritz moest aardappelen halen en Hermann gaan zoeken, de door de familie vetgemeste haan.

Terwijl het diner werd bereid, werd er opnieuw op de deur gebonsd. “Nog meer verdwaalde Amerikanen,” dacht Fritz en deed de deur open. Dit keer stonden er vier soldaten, gekleed in slordig veldgrauw, die om onderdak vroegen. Elisabeth Vincken verwelkomde ze, wenste ze fröhliche Weihnachten en nodigde ze uit voor het diner dat ze al roken. Maar, zo zei ze, ze had nog andere gasten, “die jullie misschien niet zullen beschouwen als vrienden.”

De Unteroffizier verstijfde. “Amerikanen?” Maar voor hij meer had kunnen zeggen, waarschuwde Frau Vincken hem: “Het is kerstavond. Er wordt hier niet geschoten. Eén van hen is gewond en vecht voor z’n leven. Ze zijn allemaal net zo uitgeput als jullie. En even hongerig. Jullie kunnen allemaal mijn zonen zijn, dus laten we niet denken aan moorden.”

Twee van de Duitse soldaten waren jongens, misschien een jaar of zestien, en de Unteroffizier wist niet goed wat hij moest doen. Dus nam Frau Vincken het besluit: “Zet jullie geweren daar bij het hout en kom binnen, vóór het nog kouder wordt.” Elisabeth nam ook de geweren van de GI’s in.

Fritz haalde nog meer aardappelen, zijn moeder ging verder met koken en de Unteroffizier, een medicijnenstudent uit Heidelberg, onderzocht Herby, de gewonde Amerikaanse soldaat. Toen nodigde Frau Vincken de mannen aan tafel en zegende de maaltijd. “Ik zag tranen in haar ogen,” herinnerde Fritz later, “en toen ik rond de tafel keek, zag ik dat ook de soldaten het te kwaad hadden. Hun gedachtes leken vele, vele kilometers ver weg.”

Nu de spanning wat was weggeëbd, haalde de Unteroffizier een fles wijn tevoorschijn. De GI’s, die zich inmiddels als Jim, Ralph en Herby hadden geïntroduceerd, boden hun poederkoffie aan, enkele stukken brood en wat andere kleinigheden die ze hadden bewaard. Ze spraken in een mengeling van Duits, Frans en Engels, wisselden sigaretten uit en gingen na de maaltijd nog even naar buiten om de sterren te bekijken.

Kort daarna vielen ze, nog gekleed in hun zware jassen, op de vloer in slaap, genietend van de warmte en het wederzijdse vertrouwen. Op kerstochtend maakten ze een brancard voor Herby, wisselden wat vriendelijke woorden, namen afscheid en vertrokken in verschillende richtingen.

Duitse krijgsgevangenen
Duitse krijgsgevangenen

8.

We zagen dat de Amerikanen, hoewel ze erdoor werden verrast, het Duitse Ardennenoffensief vanaf het begin wisten te vertragen. Vervolgens slaagden ze er in de noordelijkste sector in om de aanval tegen te houden, terwijl wat verder naar het zuiden twee groepen tanks konden doorbreken maar uiteindelijk vastliepen door benzinegebrek, slechte weersomstandigheden en de aanhoudende weerstand.

Het leger waarvan de 82e Divisie deel uitmaakte, wist de doorgebroken SS-divisies al vanaf 22 december terug te duwen en dwong ze een dag later, toen de Geallieerden voor het eerst luchtsteun kregen, tot een aftocht naar het oosten. Tegelijk kwamen de troepen van Patton naar het noorden. Op 26 december ontzetten ze Bastogne. Op diezelfde dag was in het westen, bij Celles, het Geallieerde tegenoffensief ingezet.

De volgende dagen boekten de Geallieerden voor het eerst terreinwinst. Moeizaam, want de Duitsers waren niet voornemens zich zonder slag of stoot terug te trekken achter de Siegfriedlinie. De Amerikanen konden de corridor naar Bastogne maar heel moeizaam verbreden. Pas op 30 december bereikte generaal Patton zelf de omsingelde stad, waar hij McAuliffe een militaire onderscheiding kwam opspelden. Op oudejaarsdag hadden de Geallieerden pas een kwart van het verloren gebied heroverd.

Er vielen in deze dagen vele doden. Nu de ergste sneeuwval voorbij en de hemel helder was, werd het verschrikkelijk koud: regelmatig werd -20° Celsius gemeten. De evacuatie van gewonden was moeilijk: door de hoge sneeuw waren veel wegen en paden onbegaanbaar, zodat de gewonden doodvroren voordat ze werden opgehaald. De doden van het bloedbad in Malmédy werden pas in het voorjaar van 1945 geborgen.

De soldaten hadden vaak wel te eten, maar kleding was moeilijker. Duitse soldaten die Amerikaanse laarzen konden bemachtigen, wisselden van schoenen, want de eigen kistjes waren minder warm. Omgekeerd trokken Amerikanen meer dan eens lange Duitse jassen aan. Honderden, misschien wel duizend GI’s zijn gedood door eigen troepen omdat ze werden aangezien voor Duitsers en het wachtwoord niet snel genoeg konden reproduceren.

Ardennenoffensief - Bundesarchiv
Ardennenoffensief – Bundesarchiv

Op 1 januari 1945 waagden de Duitsers nog een laatste poging de zaak te redden: operatie Nordwind. In de Vogezen werden de posities aangevallen die het leger van Patton had bezet voor het naar het noorden was afgebogen. Hitler hoopte dat de Amerikanen nu hun krachten moesten verdelen, waardoor de troepen in de Ardennen konden uitbreken en alsnog Antwerpen zouden bezetten.

De Vogezen waren inderdaad niet goed verdedigd en Eisenhower meende dat het gebied moest worden ontruimd, maar kreeg een woedende De Gaulle tegenover zich, die dit onacceptabel vond. De reden was dat dit gebied, de Elzas, tot 1870 Frans was geweest, in dat jaar was toegevoegd aan Duitsland, in de Eerste Wereldoorlog opnieuw Frans werd en van 1940 tot 1944 behoorde bij het Derde Rijk. Het was voor elke Fransman – althans volgens De Gaulle – heilige grond, waar zelfs een tijdelijke terugtocht ondenkbaar was. Er zou daarom nog lang worden gevochten in de Vogezen.

Bernhard Law Montgomery (1887-1976). Bron: Wikimedia
Bernhard Law Montgomery (1887-1976). Bron: Wikimedia
Doordat de Duitsers dit tweede front hadden weten te openen, moesten de Amerikanen hun grip op de Ardennen iets verzwakken. Het was geen catastrofe, want inmiddels was Montgomery, die aan het hoofd stond van een Brits-Amerikaans leger, begonnen met een opmars vanuit het noorden en westen, de Duitsers langzaam maar zeker naar het oosten duwend. Op 8 januari stemde Hitler ermee in dat de Duitse tanks uit de Ardennen zouden worden teruggetrokken en een ruime week later, op 16 januari, maakten de troepen van Montgomery en Patton contact (bij Houffalize). Deze datum, precies een maand nadat de Duitsers de Our waren overgestoken, geldt als het officiële einde van het Ardennenoffensief, al zou het nog twee weken duren voor de Duitsers helemaal waren teruggedreven.

Hoewel Nordwind dus geen werkelijke gevolgen had voor de gevechten in de Ardennen, had het offensief een gevolg dat even onverwacht als ingrijpend was. Op 6 januari telegrafeerde Churchill naar Stalin dat de druk op de Geallieerde troepen erg groot was. Kon de Sovjetleider zijn voorjaarsoffensief versnellen? Stalin antwoordde te zullen doen wat hij kon, en inderdaad begon op 12 januari het offensief dat vier maanden later eindigde in Berlijn.

Helaas kwam hulp van Stalin altijd tegen een prijs. Om steun te krijgen die hij eigenlijk niet nodig had, was Churchill gedwongen iets te bieden aan de Sovjetleider. Op de beruchte conferentie van Jalta, begin februari ’45, noemde Stalin zijn prijs: het bezit van oostelijk Polen en invloed in het westen van dat land. Churchill en de zwakke Roosevelt – hij zou in april overlijden – hadden geen mogelijkheid om Stalins eis te omzeilen. Het voornaamste en door niemand voorziene gevolg van operatie Herbstnebel was dus een uitbreiding van de Sovjet-invloedssfeer. Terwijl in de Ardennen twee honden vochten om een been, liep Stalin ermee heen.

Duitse krijgsgevangenen
Duitse krijgsgevangenen

9.

Een overwinning heeft vele vaders. Operatie Herbstnebel was vanaf het begin gedoemd, maar zou veel meer schade hebben kunnen aanrichten en duizenden doden extra hebben kunnen kosten, als generaal Eisenhower niet onmiddellijk had begrepen hoe ernstig de situatie was. Zonder af te doen aan de enorme verdienste van de Amerikaanse soldaten die op 16 december de eerste klap opvingen, de Duitse aanval vertraagden of zelfs blokkeerden: het was vooral Eisenhower die ervoor zorgde dat de Geallieerden met de schrik vrij kwamen en hun offensief naar Duitsland konden hernemen.

Bradley, Eisenhower en Patton
Bradley, Eisenhower en Patton
Een overwinning heeft vele vaders. Op 7 januari 1945 gaf Montgomery, die er – ondanks falende radio- en telefoonverbindingen – in was geslaagd langs de Maas een gecoördineerd leger op te bouwen en in de tegenaanval te gaan, een persconferentie waarin hij vertelde hoe de slag was verlopen. Niet zonder aan te geven dat de Amerikanen het eigenlijke gevecht hadden geleverd, beschreef hij hoe hij van Eisenhower het commando had gekregen over een deel van de Amerikaanse troepen, hoe hij die had gereorganiseerd, hoe hij daaraan geleidelijk – om de Amerikanen niet voor de voeten te lopen – Britse troepen had toegevoegd en uiteindelijk de strijd was aangegaan. Britse soldaten vochten nu met de Amerikanen mee, die harde klappen hadden gekregen.

Dit werd meteen verkeerd uitgelegd: alsof de Amerikanen er een zootje van hadden gemaakt en het alleen door Britse hulp was goed gekomen. Eisenhower beschouwde Montgomery’s claim als een grove misrepresentatie van wat er feitelijk was gebeurd en omdat er al eerder persoonlijke spanningen waren, liepen de gemoederen hoog op. Churchill moest eraan te pas komen om in het Lagerhuis te zeggen dat de Britten niet teveel voor zichzelf mochten claimen, omdat dit zonder twijfel de grootste Amerikaanse veldslag uit de oorlog was geweest.

Churchill had gelijk. En heeft dat nog steeds. Van alle operaties die het Amerikaanse leger ooit heeft uitgevoerd, is er nooit meer een zo omvangrijk geweest als die in de Ardennen, waarin veertig Amerikaanse en één Britse divisie streden tegen negenentwintig Duitse. De verliescijfers waren corresponderend hoog.

Die cijfers zijn afhankelijk van wat je kiest als slotdatum van de operatie. Eén indicatie is dat er in de twee eerste weken 8607 Amerikanen sneuvelden en 47.139 gewond raakten. Er waren 21.144 vermisten: meest krijgsgevangenen, die terechtkwamen in Dresden. Velen kwamen daar om het leven bij het Geallieerde bombardement. (Een van de overlevenden was Kurt Vonnegut, die in Slaughterhouse Five veel van zijn eigen ervaringen in de Ardennen en Dresden verwerkte.) De Duitse verliezen bedroegen 16.652 doden, 41.600 gewonden en 27.582 vermisten.

“Van alle operaties die het Amerikaanse leger ooit heeft uitgevoerd, is er nooit meer een zo omvangrijk geweest als die in de Ardennen”

Een ander cijfer is dat de Amerikanen 733 tanks verloren, waarvan er 91 waren buitgemaakt door de Duitsers. Die verloren zelf ongeveer 600 tanks. Het verschil is dat de Amerikanen nieuwe tanks konden aanvoeren, terwijl de Duitse verliezen onvervangbaar waren. Terecht concludeerde Albert Speer, Hitlers minister van Bewapening, dat de oorlog nu verloren was.

De vraag “Wat als…?” is uiteraard nooit met zekerheid te beantwoorden, maar is de belangrijkste die een historicus kan stellen. Het antwoord, hoe speculatief ook, geeft aan wat de betekenis van een gebeurtenis is geweest. Ik voor mij denk dat als Hitler niet had besloten tot operatie Herbstnebel en de ingezette troepen in het oosten had gelaten, de Geallieerden eind januari de Rijn al zouden zijn overgestoken en het Ruhrgebied eerder hadden kunnen overnemen. Tegelijk zou de Sovjetopmars zijn vertraagd. Berlijn zou door Amerikanen zijn bevrijd. Churchill en Roosevelt zouden in Jalta Polen niet hebben hoeven wegonderhandelen. Oost-Duitsland zou nooit hebben bestaan. De westerse mogendheden zouden in de Koude Oorlog veel sterker hebben gestaan.

En tot slot: de Amerikanen en Britten hadden geleerd op hun hoede te zijn voor verrassingsaanvallen met tanklegers en daarom was de strategie van de NAVO (in feite een voortzetting van de Amerikaans-Britse samenwerking uit de Tweede Wereldoorlog) er altijd op gericht te verhinderen dat Russische tanks onverwacht West-Europa zouden binnenvallen. Er wordt vaak beweerd dat generaals altijd de vorige oorlog voorbereiden, en dat geldt dan als verwijt, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Eisenhower, zowel als generaal als als president, wel degelijk de juiste conclusies heeft getrokken.

~ Jona Lendering
Oorspronkelijk gepubliceerd op 25 december 2014

Boek: Het Ardennenoffensief – Antony Beevor

×