Oorlog onder de mensen, nu en toen
Oorlogen worden niet langer beslist op een relatief overzichtelijk slagveld, maar uitgevochten te midden van de burgerbevolking. Die bevolking vervult dus een sleutelrol in moderne oorlogvoering, militaire acties vinden plaats in aanwezigheid van burgers, ter bescherming van de bevolking of zelfs tegen leden van de bevolking die zich hebben aangesloten bij een tegenstander. Volgens (de Britse generaal Sir Rupert) Smith kan moderne oorlogvoering daarom het best gekenmerkt worden als war amongst the people, ‘oorlog onder de mensen’.
en bevolking.
Controle over een samenleving in de context van de bestrijding van een opstand komt neer op het herstellen van het staatsgezag over de bevolking. Hoewel dit misschien autoritair klinkt, mikt de westerse counterinsurgency-benadering juist op het versterken van de legitimiteit van de regering door de band tussen overheid en burgers te versterken. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het neerslaan van de opstand van de moslimbroederschap in het Syrische Hama door Hafez al-Assad in 1982, de Russische aanpak in Tsjetsjenië, of de pogingen van de huidige Syrische president Bashar al-Assad om met behulp van grof geweld (inclusief chemische wapens en Russische bombardementen) de macht van zijn regime te herstellen. In deze voorbeelden gaat het om absolute heerschappij. Bij counterinsurgency gaat het om het vergroten van de samenwerking tussen regering en bevolking. Bescherming tegen de opstandelingen, sociaaleconomische maatregelen om meer welvaart te brengen en hervormingen die de bevolking meer inspraak in het politieke proces geven, zijn de belangrijkste maatregelen waarmee de mensen overtuigd moeten worden.
Er wordt ook weleens gezegd dat het bestrijden van opstanden draait om het winnen van de hearts and minds van de lokale bevolking. Het gaat bij deze vorm van oorlogvoering echter vooral om de minds, de rationele overtuiging dat het eigenbelang het best gediend is door samen te werken met de overheid. Indien dit kan worden bereikt door de mensen voordelen te bieden die hun harten winnen is dat mooi meegenomen. Ook de opstandelingen proberen vat te krijgen op de mensen en samenwerkingsverbanden aan te gaan. Zij spelen niet alleen handig in op het eigenbelang van burgers door voordelen te bieden, maar maken ook gebruik van geweld en dwangmaatregelen. Hoewel de regering een deel van de bevolking aan haar kant kan krijgen door haar effectief te beschermen, zullen er altijd groepen en individuen zijn die meer baat hebben bij het steunen van de opstandelingen of voor wie de keuze tussen opstand en regering lood om oud ijzer is. Deze mensen zullen overtuigd moeten worden dat hun eigenbelang het minst geschaad wordt door met de regering samen te werken. Om een opstand te bestrijden moeten dus ook sancties worden opgelegd aan mensen die de opstandelingen steunen. Het gebruik van grootschalig militair geweld is daarbij uiteraard onwenselijk. Dwangmaatregelen zullen zich bijvoorbeeld richten op het ontzeggen van economische hulp aan sympathisanten van de opstandelingen.

Zelfs tijdens de veel geroemde succesvolle Britse counterinsurgency-campagne in Maleisië (1948-1960), waar het begrip ‘hearts and minds’ zijn oorsprong vindt, werden vaak sancties opgelegd. De communistische opstand werd ook bestreden door met de opstandelingen sympathiserende delen van de Chinese gemeenschap te interneren in speciaal daarvoor ingerichte dorpen. Uiteraard is een dergelijke maatregel vandaag de dag ondenkbaar. Dit voorbeeld laat echter goed zien dat het een fabel is dat counterinsurgency alleen draait om het versterken van de band tussen staat en samenleving door de harten van de bevolking te winnen. Het opleggen van sancties aan mensen die met de opstandelingen samenwerken is een essentieel wapen in de strijd om de minds. Door het samenspel van dwangmaatregelen aan de ene kant en het bieden van voordelen aan de andere kant kan de overheid de vijand van de bevolking losweken en haar eigen invloed vergroten.
Boek: Oorlog onder de mensen
Lees ook: De Atjeh-oorlog (1873-1942)