Trots poseert slager Polak met zijn twee zoons en een stuk vlees. De foto verschijnt in 1912 in het tijdschrift Het Leven bij een artikel over de kwaliteit van het vlees in Nederland. Nederland is dan al een grote producent van vlees. Veel is voor de export want het vlees is duur en er zijn nogal wat Nederlanders die zich deze luxe niet kunnen veroorloven. Daarom wordt goedkoop vlees uit Argentinië ingevoerd. Is dat buitenlandse vlees wel te vertrouwen?
Die discussie is op dat moment gaande. Het Leven, een blad voor de gewone man, gaat op bezoek bij de enorme fabrieken in Argentinië en bij de koelhuizen in de Amsterdamse haven waar het vlees wordt bewaard. De controle is waterdicht. Niemand is ooit ziek geworden van het vlees dat van het andere eind van de wereld is aangevoerd. Goedkoop vlees uit Nederland is daarentegen pas echt gevaarlijk. De controle deugt niet en er zijn nog te veel ‘krengenslagers’ die vlees van zieke dieren verkopen. Het Leven noemt er een paar met naam en toenaam en publiceert hun foto’s: slager Polak en zijn zoons staan prominent vermeld.
Veroordeling
De rechter veroordeelde de Polaks omdat ze afgekeurd paardenvlees hadden verkocht. Het was afkomstig van een gestorven dier. De verzekering had een dierenarts het vlees laten keuren. Die gaf toestemming om het als diervoer te gebruiken. Zo kwam het vlees bij Polak terecht, die het tot worst verwerkte – voor menselijke consumptie.
De veearts had voor de rechter zijn diepe spijt betuigd. Hij had zich niet moeten laten ompraten door Polak, die hem verzekerd had dat het aan circusdieren of varkens gevoerd zou worden. De rechter peperde hem in om voortaan beter op te letten. Wisten Polak en zijn zonen bij welk artikel hun foto geplaatst zou worden? Met als onderschrift:
‘De 88-jarige Polak, met zijn twee zoons, de “krengenslagers” te Wijhe, die door de ambtenaar van het O.M. op het verderfelijke van hun bedrijf werden gewezen, daar zij door het opkoopen en verwerken van doode dieren, het leven van hun evenmenschen in de waagschaal stellen.’
Het artikel besloot: ‘Is het niet diep treurig dat in een beschaafd land met een uitgebreide gezondheidsdienst zich dergelijke feiten kunnen voordoen? En zijn enkele rijksdaalders boete, die de knoeiers er door hun “krengenhandel” zeker reeds lang dubbel en dwars uitgehaald hebben, voldoende om herhalingen te voorkomen? Ons dunkt dat dergelijke giftmengers der openbare gezondheid strenger dan boeven en inbrekers gestraft behoorden te worden!’.
Gewetenloze knoeiers
Het probleem bleef bestaan. Nog in 1919 schreef een arts:
‘Herhaaldelijk vermelden de dagbladen ziektegevallen, niet zelden in grote getale tegelijk, ontstaan na en door gebruik van ondeugdelijk vlees.’ Schuldigen waren ‘gewetenloze knoeiers die vleesch van ziek of aan ziekte gestorven vee voor goeden prijs van de hand doen’.
Probleem was dat het toezicht in handen was van gemeenten. Sommige hadden slachthuizen en hielden streng toezicht op het vlees. In de omliggende gemeenten was dat niet het geval en ontbrak vaak toezicht. Omdat het te veel geld kostte of vanwege ‘bijkans misdadige kortzichtigheid’.
In 1919 werd de nieuwe vleeskeuringswet van kracht. Die maakte een eind aan de misstanden. Alleen vlees dat in het slachthuis was voorzien van een blauw stempel, mag dan nog verhandeld worden.
Boek: Vergeten Nederland – Gerard Kamp
Ander fragment: De jagers van De Wilde Faisanterie (1896)
Ingekleurde foto’s tonen wat oorlogsfotografen in WO1 en WO2 écht zagen
Welke kleur ogen had Charles Darwin?