Het ministerie van Binnenlandse Zaken liet donderdag weten dat er geen regeling bestaat om de onderscheiding terug te vorderen. Het OM liet eerder al weten de vrouw niet te gaan vervolgen omdat de zaak inmiddels is verjaard.
De 96-jarige verzetsvrouw Atie Ridder-Visser schoot Felix Guljé op 1 maart 1946 in de deuropening van zijn woning neer. De Leidse ingenieur overleed korte tijd later in de ambulance. Atie Ridder-Visser pleegde de moord omdat ze er van overtuigd was dat de ingenieur tijdens de oorlog economisch had gecollaboreerd met de Duitsers. Ze was bang dat hij er mee weg zou komen en besloot het recht in eigen hand te nemen. Later bleek dat Guljé in de oorlog Joodse onderduikers in huis had gehad.
De autoriteiten hielden er rekening mee dat de dader uit het verzet kwam, maar ondanks een lange zoektocht werd de schutter nooit gevonden. Ook voor de nabestaanden van Guljé bleef de moord een raadsel. De oudste zoon, Eugène, was zijn leven lang op zoek naar het hoe en waarom van de moord op zijn vader. Hij schreef er over in zijn boek Niet te geloven. Eugène Guljé overleed twee jaar geleden.
De burgemeester van Leiden, Henri Lenferink, ontving begin dit jaar een brief van Atie Ridder-Visser. In deze brief verklaarde deze verzetsvrouw dat zij de Leidse ingenieur in 1946 neerschoot. Vijfenzestig jaar na de liquidatie wilde ze de nabestaanden eindelijk duidelijkheid verschaffen over de nooit opgehelderde moord. Het nieuws werd deze week door de burgemeester bekendgemaakt.
