De uitdrukking ‘de beunhaas zijn’ is algemeen bekend. Het houdt in dat je als klusser allerlei zaakjes aanpakt, maar toch geen echte expert of professional bent. Waar komt ‘de beunhaas zijn’ vandaan? Een korte geschiedenis van de betekenis en herkomst van de beunhaas.
Betekenis van beunhaas
Een beunhaas geldt als iemand die een baan heeft of een vak uitoefent zonder de vereiste opleiding te hebben voltooid. Ook wordt de term onbevoegden of knechten wel gebruikt als betekenis, omdat beunhazen niet gecertificeerd zijn voor hun vak. Beunhazen leveren dezelfde klussen als experts, maar zitten onder de standaardtarieven die officiële bedrijven vragen. Dit hoeft overigens niet per se in te houden dat alle beunhazen zwartwerkers zijn.
Een beunhaas is dus niet per definitie iemand die zwartwerkt, maar wel iemand die anderen het werk ontneemt. Vaak staan beunhazen bekend als knoeiers, nietsnutten die er niet zoveel van bakken. Iemand die zijn vak niet verstaat, ofwel een ‘krabber’ (Vlaams) of knecht.
Herkomst van de ‘de beunhaas zijn’
De term beunhaas is ontleend aan het Duitse woord böhnhase of bonehase, dat in de zestiende eeuw in de Duitse gebieden van het Heilige Roomse Rijk in gebruik was. Het woord is volgens sommige tekstverklaarders afkomstig uit de stad Hamburg, waar ook veel Nederlanders kwamen.
Het sloeg aanvankelijk op kleermakers die geen lid waren van een gilde (ze waren ‘gezellen’ of knechten, in het Duits: hase, wat ‘kat’ of ‘haas’ betekent en een cynische bedoelde benaming was voor ‘knutselaars’) en op zolder (in het Duits: böhn/bone), dus in het verborgene, hun werk deden. Beunhazen waren geen lid van de gilden, een soort vakbonden die in de Middeleeuwen ontstonden als beroepsverenigingen die kwaliteit garandeerden. En juist omdat ze geen lid waren van een gilde, waren deze beunhazen niet gebonden aan de prijsafspraken die binnen gilden gemaakt werden en konden ze hun diensten en producten goedkoper aanbieden.
Toen de gilden als beroepsverenigingen begonnen te verdwijnen, vanaf de tijd van de Franse Revolutie eind achttiende eeuw (in Nederland vanaf 1798), bleef de term ‘beunhaas’ bestaan en in gebruik als begrip voor een amateuristische, goedkope klusjesman, kwakzalvers of krabbers.
Andere verklaringen van het woord beunhaas
In de serie De navorscher. Een middel tot gedachtevorming en letterkundig verkeer… (Amsterdam: Muller 1853, p.108-110) wordt gesteld dat het woord ‘beunhaas’ ook afkomstig kan zijn van beun-aas: iemand die aasde op extra verdiensten door stiekem op zolder te werken. Anderen menen echter dat een beunhaas die op zolder werkte (beun) en ontdekt werd, er als een haas vandoor ging…
Interessant is dat de term Bönehase ook een Duitse familienaam was, die al in de veertiende eeuw voorkwam. Aldus M. Phillipa in het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009).
Boek: Taal twee: 184x verbazing over het Nederlands
Bronnen ▼
Internet
-https://www.encyclo.nl/begrip/beunhaas
-http://etymologiebank.nl/trefwoord/beunhaas
-https://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_0222.php
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Beunhaas
-https://isgeschiedenis.nl/nieuws/oorsprong-van-hij-is-een-echte-beunhaas