Bijzondere Rechtspleging – Vervolging van collaborateurs

Een overtuigende monografie
5 minuten leestijd
Verhoor in mei 1945 van Max Blokzijl, de radiopropagandist van de NSB. Blokzijl werd in september 1945 door het Bijzonder Gerechtshof in Den Haag ter dood veroordeeld en is een jaar later gefusilleerd
Verhoor in mei 1945 van Max Blokzijl, de radiopropagandist van de NSB. Blokzijl werd in september 1945 door het Bijzonder Gerechtshof in Den Haag ter dood veroordeeld en is een jaar later gefusilleerd (Publiek Domein - Nationaal Archief - wiki)

Toen de Tweede Wereldoorlog in Nederland ten einde liep, moest – om een Bijltjesdag te voorkomen – snel, streng en rechtvaardig afgerekend worden met politieke scheveschaatsrijders en collaborateurs. De Bijzondere Rechtspleging, waarvan de uitgangspunten al in 1943 in Londen vastgesteld waren, trad in werking.

Musserts lidmaatschapskaart (1934) van de NSB
Musserts lidmaatschapskaart (1934) van de NSB
De vader van voormalig militair en gevangenisdirecteur Henk Eefting kreeg als Drents NSB-boer met de Bijzondere Rechtspleging te maken. Eefting schreef daarom over dit thema een gedegen monografie: De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs (Uitgeverij Aspekt, 2016). Hierin betoogt hij op overtuigende wijze dat de naoorlogse rechtspraak over oorlogsdelinquenten een vorm van schaduwjustitie was en ontaardde in misstanden en schaamteloze vertoningen en veroordelingen.

Inhoud en missie

Het boek is inhoudelijk breder dan de titel doet vermoeden. Het beslaat qua thematiek en chronologie het ontstaan van de NSB en SS in de jaren 1930 tot de ‘definitieve’ afrekening met oorlogsmisdadiger en andere ‘foute’ Nederlanders in de jaren 1950, evenals een analyse over de eenzijdigheid in de naoorlogse geschiedschrijving rond dit thema. Eeftings boek heeft, zo formuleert hij het zelf, de volgende missie:

“Prof. Loe de Jong weigerde systematisch om collaborateurs en Duitsers aan het woord te laten. De laatste jaren is er een kentering. De ‘anderen’, de ‘fouten’, en vooral hun nazaten weren zich in woord en geschrift. En ik ben één van hen. Ik stel me teweer tegen het klakkeloos vaststellen dat alle NSB’ers en SS’ers landverraders waren. Dat is veelal bezijden de waarheid en kwetsend voor hen die daar eenmaal in hebben geloofd en zeker voor hun nakomelingen. Ik ben op zoek naar meer feiten en minder oordelen (…) Ik probeer aan te tonen waarom zowel de gewone man als de magistraat zich zo negatief en destructief tegenover de collaborateurs hebben opgesteld. ” (8,9)

In deze bespreking concentreer ik me op de hoofdthematiek uit Eeftings monografie. Dit is het gedeelte over de Bijzondere Rechtspleging en de historiografische en praktische correcties die Eefting op dit vlak naar voren brengt.

Plannen Bijzondere Rechtspleging regering Londen

De Nederlandse regering in Londen nam eind 1943 een aantal besluiten omtrent wat er na de oorlog met politieke dissidenten en collaborateurs zou moeten gebeuren:

“Het besluit op de bijzondere staat van beleg was van 11 september 1943 en de Besluiten Buitengewoon Strafrecht, de Bijzondere Gerechtshoven, Buitengewone Rechtspleging en het Bijzondere Gratie-adviesbesluit dateren van 22 december 1943. Op 17 september 1944 kwam daar nog het Tribunaalbesluit bij. Dat laatste was een administratieve tuchtrechtspraak, ingesteld om Nederlanders die zich hadden misdragen aan bijzondere maatregelen te onderwerpen, zoals internering, ontzetting van rechten en verbeurdverklaringen.” (206)

De presidenten van de in te stellen tribunalen beslisten zelf over de zwaarte van de straffen. In 1944 waarschuwden de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) de regering voor de gevolgen van dit besluit. Dit soort lekenrechtspraak zou gevoelig zijn voor wraakneming op politieke delinquenten. ‘Zij hadden,’ aldus Eefting, ‘een vooruitziende blik.’

Problematisch was verder dat de regering had bepaald dat de Bijzondere Rechtspleging snel ten uitvoer gebracht moest worden, zodra Nederland of een deel ervan was bevrijd. Men dacht aan een half jaar berechtiging voor een geschatte 100.000 gevallen. Doel was om een Bijltjesdag te voorkomen. Door de snelle en massale arrestaties die in 1944 in bevrijd gebied begonnen, slaagde dit plan in theorie. De Bijltjesdagen, zo stelt Eefting, vonden echter daarná plaats in de interneringskampen. Daar namen de verantwoordelijken vaak op grove en mensonterende wijze wraak op de gevangengenomen ‘foute’ Nederlanders.

Vreemd was dat de regering al van tevoren precies vaststelde hoe de rechtspraak moest verlopen en hoelang het proces mocht duren. Onafhankelijke rechtspraak vergt gedegen onderzoek en dus tijd en zorgvuldigheid. Eefting:

“Er was veel mis met deze rechtspleging. Er waren willekeurige arrestaties. Het vooronderzoek was geheim en vaak gebaseerd op anonieme aangiften. Elke delinquent werd a priori voor schuldig gehouden. Er was geen sprake van een onpartijdige rechtspraak.” (213)

Interneringskampen

De regering in Londen verkeek zich bij de planvorming volledig op de inrichting van interneringskampen. Na de bevrijding moesten deze kampen nog volledig worden opgezet, gebouwd en/of ingericht worden. Daarnaast bleken er aanzienlijk meer mensen geïnterneerd te moeten worden dan was beraamd. Namelijk 120.000 tot 175.000 personen in plaats van de geraamde 100.000. De bewakers waren geen beroepsmensen maar mensen zonder specifieke opleiding. Zij gingen vaak op een onmenselijke manier met de gevangenen om.

In totaal werden er ongeveer 130 (provisorische) kampen uit de grond gestamp, waarvan Kamp Westerbork – tijdens de oorlog Durchgangslager voor Nederlandse Joden – er één was. In minstens de helft van deze kampen behoorde een barbaars regime tot de orde van de dag:

“In zo’n 70 kampen is vastgesteld dat er mishandeld is. Men schat dat in de periode van september 1944 tot het einde van de interneringskampen in 1949 ongeveer 50 geïnterneerden door mishandeling om het leven zijn gekomen. Onnodig overledenen door slechte hygiënische toestanden zoals tyfus en dysenterie, zijn niet meegerekend. Het aantal gedetineerden dat in ziekenhuizen overleden is niet bekend. Van de overige 60 kampen zijn geen correcte gegevens voorhanden. Hoogstwaarschijnlijk is het aantal doden veel hoger dan 50.” (260,261)

Interneringskamp Westerbork. Bron: Herinneringscentrum Westerbork
Interneringskamp Westerbork. Bron: Herinneringscentrum Westerbork

Mishandelingen

De voeding in de kampen was minimaal. Gedetineerden vielen tijdens hun detentie gemiddeld 20 kilo af, zo heeft onderzoek aangetoond. Eefting vervolgt met een lijstje incidenten die in de interneringskampen plaatsvonden. Zo werden in een kamp in Axel, Zeeuws-Vlaanderen, ‘twee fatsoenlijke vrouwen’ gewurgd. In Almelo paste men veelvuldig de ‘moffentrap’ toe: met soldatenlaarzen keihard in de edele delen van een gevangene trappen. In Zweeloo sloeg men gevangenen met zware stokken op hun hoofd.

In Groningen, Dordrecht en andere plaatsen mishandelde men vrij consequent vrouwen. In Westerbork werden met enige regelmaat gevangenen doodgeschoten, in op buiten hun barak. Een kamp in Almelo had zelfs een soort folterploeg, die een gevangene een oog stuksloeg en regelmatig gedetineerden opsloot in een soort kooi om ze te pijnigen. En zo gaat Henk Eefting nog een tijdje door.

Enkele conclusies

De Bijzondere Rechtspleging 1944-1952
De Bijzondere Rechtspleging 1944-1952
Eefting trekt enkele conclusies die mij niet onterecht lijken. Op het tegenwoordige terrein van voormalig Kamp Westerbork herinnert slechts één zin aan de opsluiting van politieke gevangenen aldaar in de jaren 1945-1948. Hierin worden deze gevangenen ‘landverraders’ genoemd. Eefting stelt voor dat een bescheiden plaquette met kritische tekst het verleden van dit kamp meer recht zou doen. Hij noemt die ene zin in Westerbork ‘een staaltje van geschiedvervalsing’. (382)

Eefting concludeert verder, op basis van het verloop van de Bijzondere Rechtspraak en de daaropvolgende sancties, dat deze justitiële aanpak ‘in meerderheid een afrekening, een wraakneming, soms niet minder dan een Inquisitie (ketterjacht) geweest’ is. (388)

De auteur eindigt dan ook met een oproep aan de nabestaanden van vermeende ‘foute’ Nederlanders om richting politieke Den Haag te pleiten voor erkenning van de fouten die kort na de oorlog zijn gemaakt:

“Wij, erfgenamen van NSB’ers, SS’ers, collaborateurs enz. kunnen vrij gemakkelijk aantonen dat in duizenden gevallen volkomen onterecht boetes zijn opgelegd, huizen en bedrijven in beslag zijn genomen, mensen zijn geïnterneerd enz. enz. Om maar te zwijgen over de geestelijke averij die velen hebben opgelopen zonder dat zij dat verdienden.” (416,417)

Boek: De Bijzondere Rechtspleging 1944-1952

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

0
Reageren?x
×