Het bloedbad van Rawagede werd tijdens de politionele acties (1947-1949) door Nederlandse militairen werd aangericht in het Javaanse dorp Rawagede.
Op 9 december 1947 werden ruim vierhonderd mannen uit het dorp Rawagede door Nederlandse militairen geëxecuteerd. De inval maakte deel uit van de eerste politionele actie in Indonesië. Het Nederlandse leger probeerde door middel van die acties de onafhankelijkheid van Indonesië, die kort daarvoor was uitgeroepen, in de kiem te smoren of zo nodig te vertragen.
Volgens de Nederlandse militairen zou een guerrilla-commandant zich schuilhouden in het dorp op West-Java. Toen de bewoners dat ontkenden werden ze bijeen gebracht en werden ruim vierhonderd dorpsbewoners doodgeschoten. Volgens een onderzoek van de Verenigde Naties was het optreden van het Nederlandse leger ‘opzettelijk en meedogenloos’. Het Comité Nederlandse Ereschulden stelde later vast dat tijdens de actie 431 mensen om het leven kwamen, vrijwel alle mannen uit het dorp.
Op de vraag waarom de ruim vierhonderd dorpelingen werden doodgeschoten is nooit helemaal duidelijk antwoord gekomen. Volgens weekblad De Groene Amsterdammer, dat in 2008 uitgebreid onderzoek deed naar de zaak, waren de Nederlandse militairen bang dat de dorpelingen hinderlagen hadden opgezet of dat ze alsnog (gewapend) achter hen aan zouden komen.
Excuses voor het bloedbad van Rawagede
In 2008 stelden tien nabestaanden van de slachtoffers de Nederlandse staat verantwoordelijk voor het drama en eisten ze excuses en een schadevergoeding. De landsadvocaat deed echter een beroep op de verjaring van het misdrijf.
Negen weduwen en één man die de schietpartij destijds overleefden zijn momenteel (2010) in Den Haag aan het procederen om alsnog een schadevergoeding te krijgen. Buiten het grote aantal slachtoffers nemen ze het de Nederlandse regering ook kwalijk dat de verantwoordelijken voor het bloedbad nooit zijn vervolgd. Van die vervolging werd in 1948 afgezien door procureur generaal Felderhof. De zaak blijkt moedwillig in de doofpot te zijn gestopt.
Ook zijn er nooit officieel excuses gemaakt, hoewel minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot in 2005 wel spijt heeft betuigd van het gebeurde.
Volgens de landsadvocaat is de zaak niet alleen verjaard, maar is er bovendien in de Financiële overeenkomst (1966) tussen Indonesië en Nederland afgesproken een streep te zetten onder het verleden. Sinds 2005 is in het Javaanse dorp een ontwikkelingsproject in gang gezet door de Nederlandse overheid.