Casper Andries Lingbeek was een bekend predikant en politicus uit orthodox-hervormde kring. In 1931 stond hij aan de basis van de Hervormd Gereformeerde Staatspartij (HGS), een partij die grotendeels bestond uit oud-leden van de Christelijk-Historische Unie (CHU, 1908) en vond dat die partij zich te weinig verzette tegen de groeiende invloed van katholieken in de politiek en maatschappij. Tijdens de verkiezingen van 1922 was Lingbeek lijsttrekker van de HGS en bij latere verkiezingen kwam hij in de Tweede Kamer terecht. Historicus Henk Tijssen schreef een mooie biografie over deze predikant-politicus Lingbeek: Om het behoud van protestants Nederland (Uitgeverij Kok, 2016).
Om het behoud van protestants Nederland is met name interessant voor mensen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van de christelijke politiek en de Nederlandse Hervormde Kerk. De biografie is gebaseerd op uitgebreid archiefonderzoek en leest gemakkelijk. Tijssen concentreert zich in dit boek op Lingbeeks optreden als predikant en Tweede Kamerlid.
Jeugd en achtergrond
Casper Lingbeek werd op 5 februari 1867 geboren in Sloten, vlakbij Amsterdam. Zijn vader overleed kort voordat Casper twee jaar werd; hij groeide op bij zijn moeder en stiefvader. Van zijn vierde tot zevende bezocht Casper de zogenoemde ‘bewaarschool’, waar hij onder meer leerde lezen (zelfs Gotisch) en rekenen. Daarna volgde hij de openbare school.
Op zondag ging het gezin naar de hervormde Oude Kerk in Amsterdam. In Amsterdam preekten binnen de Nederlandse Hervormde Kerk vooral moderne predikanten, tot Abraham Kuyper (1837-1920) als predikant het modernisme zou bestrijden toen hij in 1870 vanuit Utrecht overkwam naar Amsterdam. Kuypers orthodoxie liep in 1886 uit op de Doleantie, waarbij een flink aantal orthodox-hervormden de Nederlandse Hervormde Kerk verliet.
Lingbeek moest niets hebben van Kuyper, die hij overigens persoonlijk kende. Hij zat bij Kuyper op catechisatie en moest daar vooral veel leren uit de Drie Formulieren van Enigheid. Maar vooral Kuypers preken vond Casper een marteling:
“Lingbeek typeerde het predikantschap van Kuyper als een schrikbewind. Kuyper scheidde het kerkvolk in twee groepen: de helen en de halven. Hij zag zijn eigen aanhang als het volk des Heeren en de anderen telde hij niet.” (30-31)
De scheuring in 1886 vond Lingbeek verschrikkelijk. Net als de bekende hervormde theoloog Ph.J. Hoedemaker (1839-1910) zag hij de kerk als ‘een planting Gods’, de volkskerk die niet verscheurd mocht worden. In 1929 publiceerde Lingbeek over deze Doleantietijd het boek Herinneringen aan den tijd der Doleantie, waarin zijn opvattingen uitgebreid terug te vinden zijn.
Casper Lingbeek rondde de mulo af en deed daarna nog eindexamen gymnasium. In 1889 begon hij aan de Gemeentelijke Universiteit Amsterdam (GUA, tegenwoordig de Universiteit van Amsterdam) aan een theologiestudie.
Privé
Lingbeek trouwde op 3 juni 1898 met Hendrika Johanna Hopster (1867-1928), die op 18 januari 1928 in het Rode Kruisziekenhuis in Den Haag overleed na een schedelbreuk opgelopen te hebben toen ze van de trap in haar woning was viel. Uit dit huwelijk werden drie dochters geboren.
Op 28 augustus 1929 hertrouwde Lingbeek met Mathilda Bonzet (1891-1973), gescheiden echtgenote van dr. J.W.A. Croiset van Uchgelen.
Predikant
Na afronding van zijn studie was Casper jarenlang predikant, beginnend in Voorthuizen (1894-1896), daarna in Kubaard (Fr., 1896-1899), Klundert (1899-1903), Voorst (Gld., 1903-1908), Spijk (Gr., 1908-1918), Steenwijk (1918-1919) en Reitsum (1919-1925). Hierna vond een intermezzo plaats, omdat Lingbeek in de Tweede Kamer actief was voor de Hervormd Gereformeerde Staatspartij. Na deze politieke tussenperiode was hij nog enkele jaren voorganger in Urk, van 1931 tot 1933.
Als predikant schreef Lingbeek veel over kerkelijke en religieuze kwesties als de doop, uitverkiezing, bekering, kerkelijke organisatievorming en over kerkhistorische onderwerpen. Toen in 1906 de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk ontstond, sloot Lingbeek zich hierbij niet aan. Hij sloot zich wel aan bij de Confessionele Vereniging (CV), die de gereformeerde leer niet dwingend wilde opleggen, maar pleitte voor een hervormde kerkgemeenschap die het geloof met het hart en beleed met de mond. Binnen de CV kwam Lingbeek steeds meer aan de zijkant te staan, aldus Tijssen:
“Debet hieraan was de opkomst van de oecumenische beweging die in de CV aanhangers had. Lingbeek cum suis waren juist de predikanten die in de traditie van Hoedemaker wilden staan. Er ontstond een kloof tussen deze behoudende predikanten en de meer vooruitstrevende. ‘Wij verlangen naar het behoud van het hervormde karakter onzer kerk en daartoe erkenning van het gezag van haar aloude belijdenis,’ aldus Lingbeek.” (102)
Politicus
Het hoofdstuk over Lingbeek als staatsman begint met een historische schets van het ontstaan van de Christelijk-Historische Unie in 1908 en de Hervormd Gereformeerde Staatspartij in 1921; twee kleinere christelijke partijen naast de grotere Antirevolutionaire Partij (ARP, 1879) en de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP, 1918).
Van 1925 tot 1931 en van 1933 tot 1937 zat Lingbeek namens de HGS in de Tweede Kamer. In de Kamer opereerde hij als eenling die fel tekeer ging tegen alles wat naar katholieken en katholicisme riekte. Mede hierdoor was hij in de Kamer niet populair. Sommige Kamerleden weigerden hem zelfs te woord te staan:
“In het vuur van zijn betoog werd hij nogal eens fel, vooral als het over de verroomsing van Nederland ging. Niet zonder oorzaak noemde men hem ‘een getuigende reus’. Men waardeerde deze felheid echter niet zo in de politiek. In 1927 verweet Lingbeek bijvoorbeeld de leider van de CHU, De Visser en zijn partijgenoten dat zij in het parlement anders spraken dan tegen hun achterban. (…) Regelmatig ging Lingbeek te ver in zijn beschuldigingen in de ogen van de parlementsleden. Ook mr. Theo Heemskerk (1852-1932), fractievoorzitter van de ARP, wilde Lingbeek niet meer te woord staan.” (139)
Na een tweede termijn in de Tweede Kamer – nadat hij met emeritaat was gegaan – moest Casper Andries Lingbeek zich in 1937 noodgedwongen uit de politiek terugtrekken; hij behaalde te weinig stemmen voor een zetel.
Op 14 juni 1939, op 72-jarige leeftijd, overleed Lingbeek in Voorthuizen.
Boek: Om het behoud van protestants Nederland
Meer religieuze geschiedenis