Charles Alfred Bartlett zal wellicht steeds herinnerd worden als de onfortuinlijke kapitein van het hospitaalschip HMHS Brittanic dat in 1916 na een hevige explosie voor de Griekse kust in de golven verdween. Lange tijd bleef het onzeker of het schip werd getorpedeerd of in botsing kwam met een mijn. Pas recent werd duidelijk wat er precies gebeurde. Het relaas:
Bartlett’s jeugd en jonge jaren
Charles Bartlett werd op 21 augustus 1868 geboren in Londen. Reeds op jonge leeftijd raakte hij gefascineerd door de zee en toen hij twintig werd nam hij dienst bij de “British India Steam Navigation Compagny”, een bedrijf dat instond voor het post- en goederenverkeer tussen Calcutta en Rangoon. In 1893 trad Bartlett als officier toe tot de “Royal Naval Reserve” en het jaar daarop ging hij aan de slag bij de White Star Line, één van de grootste Engelse rederijen die zich gespecialiseerd had in luxe overtochten voor passagiers tussen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Bartlett maakte er algauw promotie en werd in het hoofdkantoor te Liverpool aangesteld als maritiem en logistiek verantwoordelijke.
Het verdere verhaal
In april 1912 haalde de rederij ongewild alle krantenkoppen toen haar vlaggenschip, de Titanic, op enkele honderden kilometer van de kust van Newfoundland in aanvaring kwam met een ijsberg en in nauwelijks drie uur verging waarbij meer dan vijftienhonderd opvarenden om het leven kwamen.
Het jaar voordien was men in opdracht van de White Star Line op de scheepswerf van “Hartland and Wolff” in Belfast begonnen met de bouw van een zusterschip van de Titanic, de HMS Brittanic. Bij de tewaterlating op 26 februari 1914 was het drieënvijftigduizend ton wegend passagiersschip met zijn lengte van 269 meter en een breedte van 29 meter het grootste schip ter wereld in zijn genre. Het schip was ontworpen om in alle comfort plaats te bieden aan meer dan vijfduizend passagiers en moest bij het publiek de ramp met de Titanic doen vergeten.
Het uitbreken enkele maanden later van de Eerste Wereldoorlog besliste daar echter anders over. De HMS Brittanic werd als één van de eerste schepen door de Britse marine prompt gevorderd om als hospitaalschip te dienen. Begin 1915 was het schip dat inmiddels herdoopt was tot HMHS Brittanic met accommodatie voor meer dan drieduizend patiënten klaar om onder bevel van Charles Bartlett ingezet te worden.
De ondergang van de HMHS Brittanic
In het najaar van 1916 zette Bartlett met de Brittanic koers richting Dardanellen om daar gewonde Britse soldaten aan boord te nemen. Wat op het eerste gezicht een routineopdracht leek, ontaardde algauw in een nachtmerrie. In de vroege ochtend van 21 november deed zich aan boord ter hoogte van het Griekse eiland Kea een hevige explosie voor die de boeg van de Brittanic over verscheidene meters openscheurde. De Brittanic had geen schijn van kans en zonk vrijwel onmiddellijk naar de zeebodem. Op enkele ongelukkigen na wist Bartlett zich samen met het overgrote deel van de bemanning met de reddingssloepen in veiligheid te brengen.
Het nieuws van de ondergang van de HMHS Brittanic veroorzaakte aan geallieerde zijde heel wat speculatie. Zo rees al vlug de vraag of het hospitaalschip op een mijn was gelopen of door een Duitse onderzeeboot werd getorpedeerd. In het eerste geval was het een jammerlijk incident eigen aan het oorlogsgebeuren, in het andere geval was er sprake van een brutale oorlogsmisdaad. De Engelsen zagen in het voorval een buitenkans om bij de bevolking de Duitse marine in een slecht daglicht te stellen en, hoewel er geen bewijzen waren dat de Brittanic was getorpedeerd, schreeuwden de Britse kranten voluit hun afschuw uit over wat ze een laffe oorlogsdaad noemden. De aantijgingen zouden zoals later bleek totaal uit de lucht gegrepen zijn.
De waarheid onthuld
Toen de oorlog eenmaal beëindigd was raakte het incident rond de HMHS Brittanic in de vergetelheid. Pas toen in 1975 de Franse marineofficier en onderzoeker, commandant Jacques Cousteau (1910-1997), het wrak van de Brittanic wist te lokaliseren kwam de zaak opnieuw in de belangstelling. Uit onderzoek bleek dat de schade aan de boeg onmogelijk door een torpedo veroorzaakt kon zijn, waardoor dus enkel nog de mogelijkheid van een mijn overbleef. Die stelling werd enkele jaren later door een Belgisch duikersteam onder leiding van Marc Sluszny (1962-2018) bevestigd waarmee voor eens en altijd elke twijfel over de precieze omstandigheden van de ondergang van de HMHS Brittanic werd weggenomen.
En wat met Bartlett?
Bartlett bleef als officier dienen in de “Royal Naval Reserve” en was na de oorlog enige tijd vleugeladjudant van koning George V. Hij kwam de vijftiende februari 1945 op 72-jarige leeftijd te overlijden in een zorgcentrum nabij Sefton in het graafschap Merseyside.
In 2000 regisseerde de Brits-Australische cineast Brian Trenchard-Smith een film over Bartlett en de gebeurtenissen rond de HMHS Brittanic.
Ook interessant: De ramp met de RMS Titanic (1912)
Film: Britannic (2000)