Daar bij die molen, die mooie molen…

De laatmiddeleeuwse molenaar in woord en beeld
4 minuten leestijd
Molen bij een rivier, Claes Jansz. Visscher, 1613
Molen bij een rivier, Claes Jansz. Visscher, 1613

Het is misschien onbegrijpelijk voor de moderne mens, maar in de late Middeleeuwen kon de molenaar geen goed doen. Zijn slechte faam was te wijten aan het ongegronde vermoeden dat hij als beloning voor het malen van de koren, de zogenaamde mouterpacht, zich een te groot deel van het meel toe-eigende. Hij werd dan ook algemeen als koren-dief (G.A. Bredero) bestempeld. In lied 176 van het Antwerps Liedboek (AL) uit 1544 staat het zwart op wit:

Die molenaers sie nemen redelijck van de meele, God weet hoevele.

Titelpagina van het Antwerps liedboek
Titelpagina van het Antwerps liedboek
Ook op beelddragers uit die tijd, bijvoorbeeld op laatmiddeleeuwse insignes, is de molenaar vereeuwigd, samen met zijn molen. We herkennen het type van de standerd- of standaardmolen, waarbij het molenhuis op een standerd rust. Het molenhuis was bereikbaar via een trap (of een ladder). Verder was de molen uitgerust met een ‘staart’, een soort draaiboom, waarmee de molen in de juiste windrichting kon worden gedraaid. Dit molentype was sinds de dertiende eeuw in de Nederlanden gebruikelijk. In het boek Heilig en Profaan, 1000 laatmiddeleeuwse insignes (1993), door H.J.E. van Beuningen en A.M. Koldeweij, zijn een aantal molenaarsinsignes gepubliceerd.

Draagteken, ca. 1400, molenaar zit op molentrap
Draagteken, ca. 1400, molenaar zit op molentrap
De molenaar zit op de molentrap, in de deuropening. Wat een merkwaardige plaats voor een molenaar. Heeft hij geen werk te doen? Het is alsof hij ergens op wacht, misschien op een boer die zijn tarwe wil laten malen.

Lied 178 (Daer was een goelijc molenaer) uit het AL geeft nadere informatie. De molenaar is kwaad, de boeren blijven weg. Maar dan verschijnt er een dame op een ezel die haar tarwe wil laten malen. Ze heeft haast, want in haar zak zit een grote scheur, het graan loopt er uit. Ze vraagt de molenaar wildi mi malen. Het woord ‘malen’ heeft hier een dubbele betekenis. Enerzijds omschrijft het woord (letterlijk) de werkzaamheid van de molenaar, anderzijds (figuurlijk) verwijst het naar de liefdesdaad.

Toch blijven er vragen over. Wat te denken van onderstaand molenaars-insigne.

Draagteken (beschadigd), ca. 1400, molenaar op molentrap
Draagteken (beschadigd), ca. 1400, molenaar op molentrap
Hier klopt iets niet, de molenkap staat scheef. Malen in deze stand is onmogelijk, of plastischer uitgedrukt: gekkenwerk. De molenaar staat met de rug naar de molen gekeerd, steekt een vinger in de lucht. (Is dit een attentie-gebaar, zo van ‘let op’?).

De kap is als het ware omgeklapt. Dat is voor bezoekers levensgevaarlijk, omdat de wieken in deze stand bijna de grond raken en aan een bezoeker een flinke klap zouden kunnen uitdelen. Dit schijnt wel eens gebeurd te zijn in het Gelderse plaatsje Tuil. Dat resulteerde in de uitdrukking ‘Hij heeft een slag van de molen van Tuil gekregen’, als omschrijving van een dwaas. Algemener geformuleerd: ‘hij heeft een klap van de mallemolen gekregen’. Het lijkt wel alsof de molenaar zelf ook slachtoffer van een dergelijk bedrijfsongeval geworden is…

Draagteken, ca. 1400, ruiter met een zak op zijn hoofd bestijgt op een ezel de molentrap
Draagteken, ca. 1400, ruiter met een zak op zijn hoofd bestijgt op een ezel de molentrap
Wat een malle vertoning. Een man met een zak op z’n hoofd laat zijn ezel de molentrap oplopen. Een sterk straaltje van idioterie. Trouwens, wie draagt er nu een zak zelf, dat is toch de taak van het lastdier! Verder. Wat zit er in de zak? Bijna niets.

De molenaarsliederen uit het AL geven nadere informatie. Er wordt in lied 50 bij de beschrijving van liefdesaffaires herhaaldelijk over een ‘meelbuidel’ (of meelzak) gesproken. Maar wat is eigenlijk een ‘meelbuidel’ en hoe functioneert hij in het molenaarsbedrijf? De meelbuidel is een zakvormig hulpmiddel, dat dient om het meel te reinigen en het meel van de zemelen te scheiden. Hoe dat gaat? De buidel werd krachtig rondgezwaaid, zodat het meel uit de fijnmazige buidel weg wordt geslingerd en in een meelkast wordt opgevangen. De meelbuidel is in wezen een dwaas hulpmiddel: het kostbare meel wordt verwijderd, de waardeloze zemelen blijven in de zak achter.

De ruiter rijdt met de meelbuidel op zijn hoofd naar de molen. Ook dat is gek. Men verwacht het omgekeerde, de zak met het afval van het maalproces wordt toch niet naar de molen teruggebracht. Maar is hier wel een normale molen afgebeeld?

De molen functioneerde ook wel als liefdesmolen, als bordeel. Lekker buitenaf, niemand te zien, en nog belangrijker: niemand ziet je.

Draagteken, ca. 1400, ruiter met een zak op zijn hoofd
Draagteken, ca. 1400, ruiter met een zak op zijn hoofd
Bij dit type draagtekens staat niet de molenaar centraal, maar de ruiter, de minnaar, geplaagd door lustgevoelens. De meelzak op het hoofd, het hoofd scheef, ‘verdraaid’. Dergelijke lieden zijn in liefde ontstoken, ze nemen den meerbuydel in de hant. Ze zijn door amoureuze gevoelens overweldigd, zijn door de meelbuidel bestoven: metten meelbuydel bestoven. Zulke lieden zijn door liefdesnood gekweld, zijn metten meelbuydel ghequelt.

Samenvattend: De molenaar op de trap wacht op liefdesavontuurtjes, de ruiter met zak op zijn kop rijdt met zijn ezel naar de liefdesmolen. Maar wie droegen die tekens? Waarschuwde de drager van het teken voor hoerenloperij, een hoofdzonde? Of wilde de drager aan de dames duidelijk maken dat hij wel zin had in een liefdesavontuurtje? Was het een soort dating?

De molenaarstraditie is hardnekkig. Willy Derby zong in 1935: ‘Daar bij die molen, die mooie molen, daar woont het meisje waar ik zoveel van hou…’. Molenarinnetjes (en molenaars) zijn nog steeds zeer in trek.]

×