Nederland was een handvol generaties geleden een door en door koloniaal land. Af en toe ontstond er een rel over dit bewind met maatschappelijke en politieke onrust, maar in grote lijnen bleef alles zoals het was. Koloniaal. Dat te kunnen begrijpen is van meer belang dan ooit, nu de belangstelling naar de dekolonisatie met de dag groeit. In De Atjeh-generaal, over het militaire leven van Frits van Daalen (1863-1930), schrijf ik over die processen van kolonisatie.
Frits van Daalen werd geboren in een destijds bekende militaire familie, zoals er wel meer waren. Generatie op generatie Van Daalen diende in het Oost-Indische Leger (KNIL), verzamelde onderscheidingen en stuurde de zonen uit Indië naar de Koninklijke Militaire Academie (KMA), om ze bij terugkeer als beginnend officier te verwelkomen.
Zo verliep ook het leven van deze zoon Van Daalen. Hij groeide op in het besef een belangrijke achternaam te dragen. Zijn oom Eeldert van Daalen had een belangrijke positie vervuld in de eerste Atjeh-expeditie en zijn vader had deelgenomen aan de tweede, wat hem een voordracht had opgeleverd voor de Militaire Willems-Orde derde klasse.
En dan was er zijn oom H.B. van Daalen nog, de roemruchte hoofdredacteur van de Java-Bode. Toch was er iets dat deze nieuwe telg anders maakte dan zijn ooms en vader: dankzij zijn moeder Minette Weijergang bezat hij een Indische achtergrond. Hij was dus anders. Mogelijk viel dat ook op tijdens zijn KMA-tijd. Pas toen hij carrière maakte in het leger, en dankzij bevordering op bevordering in de hogere rangen belandde, kwamen de opmerkingen over zijn achtergrond. Dan is de militaire glorie van de familie verbleekt; er is te veel gebeurd.
Van Daalen zelf heeft zich nooit openlijk uitgelaten over zijn Indische achtergrond. Hij was gesloten over zijn persoonlijke leven, vermoedelijk omdat hij er het nut niet van inzag om dat te delen met degenen die daarbuiten vielen. In zijn beroepsleven was hij gericht op militaire eer en tucht, op discipline. Het vormen van een efficiënt opererend koloniaal leger vond hij belangrijker dan populariteit. Dat had gevolgen.
Het is fascineerd om te zien hoe deze man zich wist te handhaven in de roomblanke rijen van de elite. Dat kon hij dankzij een rotsvast geloof in persoonlijke eer, belangrijker dan hoe het oog van de wereld hem zag.
Geweld
In 1907 barstte een maatschappelijke verontwaardiging los over de inzet van militair geweld in Atjeh. Ene Wekker had vooral daarover een reeks artikelen gepubliceerd in De Avondpost. Hij noemde man en paard en die details vond het publiek overtuigend. Dat zette politieke druk. In ‘Den Haag’ werd immers het koloniale beleid ontwikkeld dat overzee uitgevoerd moest worden. Het leek een herhaling van een eerdere crisis.
In 1904, dus enkele jaren eerder, had J.B. van Heutsz zijn benoeming tot gouverneur-generaal van Indië aanvaard, en daarmee ook een pakket aan opdrachten, waarvan niet de minste waren om de Buitengewesten nu ook onder koloniaal gezag te brengen en tegelijkertijd te bezuinigen. Juist tijdens diens verblijf in Nederland waren er uit Atjeh berichten gekomen over de militaire expeditie door de Gajo,-Alas- en Bataklanden, onder leiding van Van Daalen. De berichten spraken over hoge dodencijfers bij Atjehers, ook vrouwen en kinderen waren – ja, wat eigenlijk? Gedood, gesneuveld, vermoord? Het oordeel en de terminologie waren zowat per krant anders.
Van Heutsz gaf een interview met sussende woorden. Maar in 1907 lagen de kaarten anders. Van Daalen, inmiddels werkzaam als gouverneur van Atjeh, zou onder eindverantwoordelijkheid van gouverneur-generaal Van Heutsz hardvochtig zijn opgetreden; de publicist Wekker leek er alles van te weten. Vooral achter de schermen groeide de kwestie uit tot bijna een nationale regeringscrisis. Van Heutsz schreef een knallend rapport waar hijzelf goed uitsprong. Van Daalen reisde naar Nederland om hier met de minister te spreken. Wilhelmina ontving Van Daalen in een lange audiëntie. Er werd alom partij gekozen en dat had een risico.
Hoe dit – achter de schermen en ervoor – werd opgelost, heb ik kunnen uiteenrafelen door oude bronnen en aantekeningen door te ploegen. Ik vond nieuwe stukken die een ander licht wierpen op Van Daalen en de betrokkenen in dit conflict. En bij het lezen besefte ik hoezeer dat rapport van Van Heutsz bepalend werd voor de beeldvorming van Van Daalen, die zelf zweeg en bleef zwijgen, omdat hij als militair loyaal wilde zijn. Daarin vond hij zijn eer. Maar gegriefd was hij zeker, zoals uit zijn persoonlijke correspondentie bleek.
Commandant
Door een noodlottig toeval werd Van Daalen in 1910 benoemd tot commandant van het Oost-Indisch leger. Hij wist: hierna ga ik met pensioen. Die wetenschap moet hem gesterkt hebben in zijn wens het leger te hervormen. Dat er een ‘frisse wind’ zou gaan waaien, zoals een krant schreef, begreep iedereen. Maar weinigen hadden kunnen voorzien dat het zo zou zijn: de invoering van nieuwe grote oefeningen met ontberingen te velde (want in een oorlog was ook geen luxe, vond Van Daalen), het muilkorven van de opkomende militaire vakbonden (want te veel kritiek ondermijnde de krijgstucht), een eindeloos lijkende reeks hervormingen van uniformen (efficiënt en mooi, Van Daalen kreeg er geen genoeg van) en dan was er nog de stroom kleine en grote voorstellen die naar ‘Den Haag’ ging. Verhogingen van soldij. Aanpassingen van reglementen, van rangonderscheidingen, van grote en kleine ingrepen, en alles moest behandeld worden in de logge bureaucratie die hier heerste.
Maar toen Van Daalen zijn speech hield bij de commandantsoverdracht stond er wel een leger dat meer kon dan bij zijn aantreden. Dat was nodig: Van Daalen wist dat Japan zich aan het ontwikkelen was tot militaire grootmacht. Van Nederland viel weinig te verwachten wat de defensie van Indië betrof. Het was al gauw te duur, als er al wat werd uitgeven; langdurig vergaderen voorkwam spenderen.
Wat ik vooral zag tijdens het schrijven, is hoezeer juist dit leven een spiegel is van de koloniale staat die Nederland toen was en wilde zijn. Maatschappij, politiek en vorstenhuis, zij vormden een geheel met de militairen overzee. Met dit verschil: als er een beschuldigende vinger werd uitgestoken bij de zoveelste commotie over militair geweld, dan wees die vinger vrijwel altijd naar de militairen, en niet naar anderen.
Link: De Atjeh-generaal. Het militaire leven van Frits van Daalen