In de zomer van 1942 startten de Duitsers met operatie Fall Blau een nieuw offensief in Rusland. Vanaf dat moment begon Stalingrad – de stad aan de Wolga die in de Duitse plannen aanvankelijk nauwelijks een rol speelde – belangrijk te worden in de strijd aan het Oostfront. In het boek Stalingrad. De slag en de luchtbrug naar de dood (Uitgeverij Aspekt, 2014), maken Perry Pierik en Peter Steeman duidelijk hoe de falende Duitse politieke en militaire bevelvoering leidde tot de menselijke tragedie van Stalingrad en hoe deze slag deel uitmaakte van een reeks bloedige veldslagen.
Het grote probleem waar de Duitsers mee kampten, was het tekort aan troepen aan het Oostfront. Hoewel sinds operatie Barbarossa het Oostfront was versterkt met een miljoen Duitse soldaten, bleef het tekort groot. Volgens Duitse berekeningen waren aan het Oostfront ruim 600.000 extra soldaten nodig, maar dat belette de nazi’s niet om de aanval in te zetten.
Aanloop naar Stalingrad
Pierik en Steeman beginnen met het beschrijven van enkele slagen die voorafgingen aan Stalingrad en gevoerd werden bij Kertsj, Sebastopol, Charkov, Rostov en Kalatsch van april tot augustus 1942. De Russische verliezen tijdens deze confrontaties waren enorm. Ter indicatie deze passage:
“De strijd om Kertsj eindigde uiteindelijk met een Russisch verlies van 170.000 manschappen in krijgsgevangenschap. Von Manstein maakte in zijn memoires tevens melding van 1.133 artilleriestukken en 258 vernietigde tanks. De verliezen bij Charkov en Kertsj waren ongeveer vergelijkbaar met de toekomstige Duitse verliezen bij Stalingrad. Als men dan beseft dat het (onbekende) aantal gesneuvelden bij Kertsj en Charkov niet eens was meegerekend en er nog een aanzienlijk aantal belangrijke en verliesrijke gevechten voor het Rode Leger zou volgen, dan krijgt men enig idee van de offers welke Rusland bracht.” (30)
40.000 doden
Toen het Duitse leger op 10 augustus 1942 een formidabele overwinning boekten bij Kalatsch, onder leiding van generaal Friedrich Paulus (1890-1957) van het 6de Leger, lag de weg naar Stalingrad open. Enkele dagen nadat in Rusland de eerste sneeuw begon te vallen, zetten de Duitse troepen op 23 augustus 1942 de aanval in op Stalingrad. De aanval begon met een hevig luchtbombardement, dat aan 40.000 van de half miljoen inwoners van Stalingrad het leven kostte. De Duitsers sneden zichzelf met deze actie echter op de lange termijn in de hand. Niet alleen was hert Russische moraal moeilijk te breken, maar ook was het in de ruïnes en puinhopen van Stalingrad uiterst moeilijk om (met alle Duitse materieel, tanks en trucks) op te rukken.
Ook de gebruikelijke tactiek van de Duitse generaal Paulus, om Russische steden via een tangconstructie in te sluiten, mislukte bij Stalingrad. Twee grote Duitse offensieven op Stalingrad in september 1942 liepen uit op een stadsguerrilla:
“Het 4de Pz.Leger was vastgelopen in de heuvels ten zuiden van Stalingrad en was bij Krassnoarmejsk in westelijke richting afgebogen. Het 6de Leger lukte het niet vanuit het noorden langs de Wolga-oever door te stoten en waaierde ook naar het westen uit. Dus in plaats van elkaar aan de Wolga-oever de hand te reiken, troffen de legers zich ten westen van de stad. Vervolgens vocht men zich frontaal naar binnen. Als twee falanxen stonden de legers tegenover elkaar; een uitputtingsslag volgde. Het lukte de Duitsers 9/10 deel van de stad te veroveren. Maar de Russen hielden vol, zich ingravend in de steile oevers van de Wolga en in een handvol industriegebouwen.” (92)
In Stalingrad zelf volgden maandenlange straatgevechten, waarbij sluipschutters en artillerie de stad in een dodelijke greep hielden. De legers van Paulus waren getraind op een bewegingsoorlog, terwijl de Russische troepen onder leiding van Vasili Tsjoejkov (1900-1982) – die op 12 september de te defensieve Anton Lopatin (1897-1965) had vervangen – op de hoogte was van de Duitse zwakte in man-tegen-mangevechten en deze zwakte uitbuitte door voortdurende korte felle tegenstoten uit te voeren.
Operatie Uranus
Na een rustige week lanceerden de Russen op 19 november 1942 een groot tegenoffensief: Operatie Uranus. Dit offensief was snel succesvol: binnen vier dagen hadden de Russen de Duitsers omsingeld. Heel slim vielen de Russen eerst de zwakke Roemeens flanken aan, met een overweldigende hoeveelheid manschappen en materieel.
De Duitsers zaten in de tang. Adolf Hitler beval Stalingrad koste was kost in Duitse handen te houden, maar de nazi’s zaten ingesloten en de bevoorrading was hiermee afgesneden. Op 19 december deden de Duitse troepen dan ook een ontzettingspoging, Wintergewitter genoemd, die even leek te slagen maar al na een paar dagen mislukte. De ijzig kou en het natte weer, ziekten en uitputting deden de rest.
Op 9 december 1942 meldde dr. Bucka, een Duitse divisie-arts bij de 97ste Jäger-Division, in een rapport het volgende over het leed onder de militairen:
“De voedingssituatie is catastrofaal. De patholoog-anatoom heeft dit op grond van inspectie van aan uitputting overleden soldaten bevestigd. Veel soldaten zijn sterk afgevallen (zonder enig vet) en beschikken nauwelijks meer over noemenswaardige reserves. In de praktijk is iedere tweede of derde man in het veld ziek: bronchitis, diarree, reuma. Veel mensen lijden aan vormen van hartschade door uitputting. Als gevolg van de voortdurende acties, het eeuwige natte weer en de bijna hopeloos te noemen situatie, is vooral bij de Jäger-compagnieën een vergaande apathie en onverschilligheid van de mensen tegenover hun gezondheidstoestand en de noodzaak van zuiverheid en hygiëne ontstaan (…) Daarbij is er sprake van een enorm luizenprobleem dat met medicijnen (Russla-poeder) alleen, onder deze ongunstige leefomstandigheden, niet te bestrijden is. Dit heeft tot flinke huidinfecties geleid.” (150,152).