Oud en Nieuw is een feest vol rituelen en tradities, met bijvoorbeeld de oudejaarsconference, het aftellen tot 12 uur, het afsteken van vuurwerk en het knallen van de champagne. Ook het bakken van oliebollen hoort daar al eeuwen bij. Dit is zo’n bijzondere Nederlandse traktatie, dat oliebollen in Amerika zelfs Dutch donuts worden genoemd.
Wie tegenwoordig aan de oliebollenkraam om tien oliekoeken vraagt, krijgt louter een verbaasde blik van de verkoper. Hij verkoopt alleen oliebollen … van oliekoeken heeft hij nog nooit gehoord. Dat is enigszins vreemd. Nederlanders hebben eeuwenlang die oliekoeken gebakken en gegeten. Zonder lucht, zonder bolling. Deze platte koeken zijn inmiddels volkomen verdrongen door de ronde oliebollen. Waar lag het omslagpunt?
Alles valt of staat met de hoeveelheid olie. Om mooie ronde bollen te krijgen, is een diepe laag olie nodig. Het beslag moet namelijk vaak omgedraaid worden. In de ‘mengel’ (1,2 liter) olie die het recept uit De verstandige kock (1669) voorschreef, viel geen goede bol te bakken. Het achttiende-eeuwse kookboek De volmaakte Hollandsche keukenmeid adviseerde de dubbele hoeveelheid olie, waardoor de koeken boller uit het vet kwamen. Maar ze werden nog altijd oliekoeken genoemd.
Woordenboek
Allengs werden de koeken ronder en boller en deed de term oliebol zijn intrede. Dat gebeurde halverwege de negentiende eeuw, maar voorlopig alleen in woordenboeken. In 1868 nam de Van Dale het woord op.
Het was echter nog geen gangbare term. Dat bleek ook uit het lemma oliebol in Het Woordenboek der Nederlandsche taal (1896); daar staat dat de gebruikelijke benaming oliekoek is. Maar daarna ging het ineens snel; begin twintigste eeuw sprak men niet langer over oliekoeken. Sindsdien bakken en kopen wij dus oliebollen.