Op schilderijen uit de Gouden Eeuw zijn ze geregeld te zien: linnen plooikragen. Omstreeks 1615-1635 was dit type kraag vooral populair bij jonge, modieuze mannen. Maar ook welgestelde vrouwen schaften de kostbare kraag soms aan.
De kraag werd gemaakt door een lange strook stof te plooien en contrasteerde met de donkere kleding die er vaak onder gedragen werd. Hierdoor werd het hoofd van de drager ogenschijnlijk op een wit voetstuk geplaatst.
De kragen zijn uitermate kwetsbaar waardoor er dus maar weinig bewaard zijn gebleven. Het Rijksmuseum in Amsterdam bezit wel een vrijwel gaaf exemplaar. Deze kraag is gemaakt van bijzonder fijne batist of ‘Kamerijksdoek’. Deze laatste naam verwijst naar de oorspronkelijke herkomst van de stof: Kamerijk. Het waren vluchtelingen uit deze omgeving die de stof eind zestiende eeuw in de Noordelijke Nederlanden introduceerden.
Deze variant van de kraag wordt ook wel pijpkraag of molensteenkraag genoemd. Anders dan deze laatste naam suggereert waren de kragen uiteraard zeker niet zwaar. Het lichte linnen maakte tijdens het lopen waarschijnlijk sierlijke, golvende bewegingen. Vanwege de quasi slordige plooien stond de kraag in het Frans bekend als à la confusion.
De plooikraag doet ons vooral denken aan de Gouden Eeuw, maar het kledingstuk was niet alleen in onze contreien populair. Halverwege de zestiende eeuw werd de kraag door de Spanjaarden in de Zuidelijke Nederlanden geïntroduceerd. In Vlaanderen speelde de textielnijverheid handig op deze nieuwe modetrend in door zelf veel exemplaren op de markt te gaan brengen. Dat in de omgeving veel van het benodigde vlas te vinden was hielp hier uiteraard bij.
Immigranten
Toen de Tachtigjarige Oorlog uitbrak vluchtten veel Zuid-Nederlanders vanwege godsdienstige of economische redenen naar de Noordelijke Nederlanden. Ze namen daarbij hun kennis, bedrijven en gewoonten mee, waardoor hier onder meer de linnennijverheid een nieuwe bloeiperiode doormaakte. Dit was met name te merken in de stad Haarlem, die een stormachtige groei doormaakte. Tussen 1570 en 1620 groeide het inwoneraantal van deze stad van maar liefst 18.000 naar 40.000. De zogenoemde Spaarnestad werd zo in korte tijd een van de grootste steden van Holland. En veel van de nieuwe inwoners uit het zuiden werkten in de linnenhandel.
Met de komst van de immigranten deed in dit gebied ook de plooikraag zijn intrede. Aanvankelijk was de kraag vooral populair bij jonge mannen maar later lieten ook oudere heren zich er mee portretteren. Een bekend voorbeeld is de vooraanstaande predikant Johannes Uyttenbogaert (‘Wtenbogaert’) die in 1633 door Rembrandt van Rijn werd vereeuwigd.
Ook vooraanstaande predikanten schaften de modieuze plooikragen dus aan. Maar dat betekent niet dat al hun gereformeerde collega’s hier blij mee waren. Velen van hen moesten niets hebben van het in hun ogen veel te frivole modeverschijnsel. Ze beschouwden de kraag als een aantasting van de gewenste nederigheid en zedigheid.
Moderne tijd
In de Noordelijke Nederlanden was de plooikraag relatief kort in de mode. Vanaf ongeveer 1630 werd hij vervangen door plattere liggende kragen en vandaag de dag loopt niemand er nog mee.
In andere Europese landen zijn de plooikragen nog wel geregeld te zien. Zo dragen onder meer bisschoppen en andere geestelijken in de Kerk van Denemarken en de Kerk van de Faeröer ze tijdens diensten.
In de Kerk van Noorwegen maakte de kraag tot 1980 onderdeel uit van de officiële kledij van geestelijken. Alleen zeer conservatieve geestelijken dragen ze hier nu nog.
Bronnen â–¼
-https://web.archive.org/web/20060302095538/http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/BK-NM-13112?lang=nl
–De geschiedenis van Nederland in 100 voorwerpen – Gijs van der Ham (Bezige Bij, 2013) p.151-154