‘Doerakken’: exotische bengels uit Rusland

2 minuten leestijd
Kozakken op een landweg in Nederland 1813
Kozakken op een landweg in Nederland 1813

Sommige mensen denken dat het woord ‘doerak’ – dat tegenwoordig bengel, ondeugd of dondersteen betekent – een verbastering is van ‘doe maar raak’. Ook het Maleise woord durhaka, dat ‘opstandig’ of ‘opstandeling’ betekent, duikt wel eens op als verklaring. Beide oorsprongsverhalen kloppen niet. Het begrip ‘doerak’ is een woordspeling op ‘kozak’ en komt uit de Bataafs-Franse Tijd (1795-1813). We danken de term aan de Russen die in 1813 de troepen van Napoleon verdreven.

Doerak betekende aanvankelijk ‘gemeen persoon’ of ‘laaghartig mens’. Tegenwoordig duidt het, iets positiever, op een ondeugd, loeder, schavuit of bengel. Een stout kind noem je een doerak. Een mooi woord dat hier op rijmt is schobbejak, maar die term is net iets negatiever: een schobbejak is een echte boef, geen bengel.

Kozakken

De term ‘doerak’ is geïntroduceerd door de Kozakken en betekent zoiets als: ‘idioot’. De Kozakken waren als onderdeel van de Russische cavalerie in Nederland gestationeerd en vochten in 1813 en 1814 tegen de legers van Napoleon.

Deze Kozakken riepen ver- en bewondering op bij de Nederlandse bevolking vanwege hun woeste optreden en de exotische kleding die ze droegen. Kozak kreeg in het Nederlands algauw de betekenis van een ‘ruw en aanmatigend optredend militair’. Verder werd onze spreekwoordenverzameling verrijkt met uitdrukkingen als ‘dat is naar de Kozakken’ – wat betekent dat iets in een oogwenk is verdwenen – of ‘het gras groeit niet meer waar de Kozak als vijand den voet heeft gezet’. Kortom: een kozak is een allesverwoestend persoon.

Spreek- én streektaal

Begonnen als streektaalwoord groeide doerak uit tot een typisch spreektaalwoord. Het woord kwam eerst in omloop in gebieden waar Kozakken in 1813 en 1814 verblijf hielden: in de Betuwe, in de omgeving van Zoelen en in de grote(re) steden. Pas later verscheen de term ook op schrift, in Nederlandse woordenboeken. Voor het eerst gebeurde dit in 1879, zo vermeldt het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (EWN).

Nicoline van der Sijs schrijft over de inburgering van ‘doerak’ het volgende in haar boek Hondsdraf. Waar komen onze woorden vandaan? (2004):

“…eind negentiende eeuw was het woord doerak geheel ingeburgerd in de spreektaal. Dat blijkt uit het feit dat het in 1887 in een rechtszaak, kennelijk een beledigingszaak, figureerde: het Paleis van Justitie, Bijblad, 31 maart 1887, meldt namelijk ‘dat de gedaagde haar meermalen (…) heeft gehoon en beleedigd (…) door het toevoegen der woorden ‘sekreet, doerak, vuilak en lellebel’.”

Boek: De mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders

0
Reageren?x
×