De twintigste eeuw was een vreemde en verwarrende eeuw van oorlogen, technologische veranderingen, jeugdculturen, individualisme en postmodernisme. Het viel de Britse schrijver John Higgs op dat deze eeuw veelal beschreven wordt vanuit de geijkte invalshoeken van bijvoorbeeld politiek, kunst en technologie. In Vreemder dan je je kunt voorstellen (De Bezige Bij, 2016) komt Higgs met een originele invalshoek. Via opmerkelijke wetenschappers, kunstenaars en filosofen uit de twintigste eeuw – zoals Albert Einstein, Pablo Picasso en Jean-Paul Sartre – laat hij zien hoe de wereld in honderd jaar ingrijpend veranderde.
Naar de donkere bossen
Higgs gaat in zijn boek vooral op zoek naar momenten die anders, onverwacht of radicaal waren. Naar echte cesuren dus, breukpunten in de tijd. Hij raakt daarbij onder meer de volgende thema’s aan: de relativiteitstheorie, het modernisme, de wereldoorlogen, de seksuele revolutie, nihilisme, ruimtevaart, de seksuele revolutie vanaf de jaren 1960 en de economische groei na de Tweede Wereldoorlog.
Zelf omschrijft Giggs het uitgangspunt van zijn boek als volgt:
“We gaan een reis door de twintigste eeuw maken waarbij we de grote snelwegen verlaten en koers zetten naar de donkere bossen. We zijn ons ervan bewust dat een eeuw een willekeurige periode in de tijd is. Historici spreken wel van de lange negentiende eeuw (1789-1914) of de korte twintigste eeuw (1914-1991), omdat deze perioden een duidelijk begin en eind hebben. Maar voor ons doel voldoet de ’twintigste eeuw’ omdat we een reis gaan maken van het moment dat dingen onbegrijpelijk werden tot nu. (…) Het is ons plan om te kijken naar wat echt nieuw, onverwacht en radicaal was. We houden ons niet bezig met de bijverschijnselen van die ideeën, dus ga er maar van uit dat alles waar we op uitkomen aanleiding was tot schandalen, woede en furieuze aanklachten bij de gevestigde orde.” (18)
Deze verwachtingen scheppende introductie belooft veel fraais en gelukkig maakt Higgs dat in het betoog ook waar.
Een nieuwe eeuw?
In hoofdstuk één laat Higgs ons met treffende voorbeelden van de stemming in de wetenschap rond 1900 een nieuwe eeuw inrollen. De wetenschap straalde op dat moment zelfvertrouwen uit en meende dat het raamwerk van kennis solide was en feitelijk was afgerond. Veel nieuws viel er niet meer te ontdekken, zo meenden velen. Higgs:
“Zo zou lord Kelvin tijdens een lezing in 1900 hebben opgemerkt: ‘Er is nu in de natuurkunde niets nieuws meer te ontdekken. Het enige dat nog resteert, is een nauwkeurigere meting.’ Dergelijke opvattingen waren vrij algemeen. ‘De belangrijkste fundamentele wetten en feiten van de natuurwetenschap zijn allemaal ontdekt, schreef de Duits-Amerikaanse natuurkundige Albert Michelson in 1903, ‘en deze zijn nu met zo veel zekerheid vastgelegd dat de kans dat ze ooit worden vervangen als gevolg van nieuwe ontdekkingen uiterst gering is.’ De sterrenkundige Simon Newcomb zou in 1888 hebben beweerd dat we ‘waarschijnlijk de limiet naderen van alles wat we over astronomie kunnen weten’.” (28,29)
De verwachting van veel wetenschappers werd geen bewaarheid, zo bewees Albert Einstein enkele jaren later, in 1905, met zijn baanbrekende relativiteitstheorie. Deze theorie legde de basis voor de kwantumfysica en bood een model voor het universum op basis van atoombewegingen.
Modernisme: “Fountain”
De Frans-Amerikaanse kunstenaar Marcel Duchamp krijgt in het hoofdstuk over modernisme de nodige aandacht als een van de pioniers van het modernisme. In 1912 nam hij afstand van de schilderkunst op doek en begon met schilderen op glas. Hij wilde een nieuwe manier van kunst bedrijven ontwikkelen, los van schilderdoeken of beelden, met gebruik van objecten. Zo maakte hij allerlei aparte kunstobjecten, bijvoorbeeld in 1913 een fietswiel gemonteerd op een kruk, die hij readymades noemde.
Higgs schrijft over Duchamp onder andere:
“Duchamps beroemdste readymade was getiteld Fountain. Dit was een urinoir in liggende positie dat werd ingezonden voor een expositie in 1917 van de Society of Independent Artists in New York onder de naam van een fictieve kunstenaar die Richard Mutt zou heten.” (50)
Een commissie wees het kunstobject af. Maar in de jaren 1920 groeide de reputatie van Duchamp bijzondere creatie en kreeg een cultstatus. In de jaren 1960 liet een nieuwe generatie zich door Fountain en soortgelijke modernistische kunstvoorwerpen inspireren.
Higgs besteedt verder aandacht aan modernistische kunststromingen als het kubisme – met als belangrijkste grondleggers Georges Braque en Pablo Picasso – en het expressionisme. Zo passeert onder meer het wereldberoemde schilderij De schreeuw van Edvard Munch (gecreëerd in vier versies tussen 1893 en 1910) de revue. Ook diverse architecten leefden zich in modernistische stijl uit, zoals de architect Le Corbusier, die huizen beschouwde ‘als machines om in te wonen’. Functie kwam bij hem vóór de vorm.
Geboortebeperking of niet?
De feministische revolutie die zich in de twintigste eeuw in twee fasen voltrok, behandelt Giggs vooral in de persoon van de radicale Britse paleobotanist dr. Marie Stopes. Deze opmerkelijke dame studeerde aan het Botanische Instituut van de Universiteit van München af en stortte zich vervolgens, rond de Eerste Wereldoorlog, op feministische en seksuele thema’s. Haar boek Married Love uit 1918 werd een gigantische bestseller. Hierin betoogde ze dat seksuele bevrediging voor vrouwen cruciaal is binnen het huwelijk. In 1921 opende Stopes haar eerste geboortebeperkingskliniek en voerde ze campagnes onder arme bevolkingsgroepen om anticonceptiemiddelen te gebruiken. Ook bestreed ze in 1922 in de rechtszaal de katholieke schrijver Halliday Sutherland – eigenlijk klaagde ze daarmee de hele Rooms-Katholieke Kerk aan – die in zijn boek Birth Control: a Statement of Christian Doctrine against Neo-Malthusians gesteld had dat geboortebeperking duivels was en erger dan abortus.
Aardig is de constatering van Higgs dat Stopes’ ideeën over ras en eugenetica één-op-één pasten bij die van Adolf Hitler:
“Het proces was het hoogtepunt van Stopes’ roem. (…) Kinderen van gemengd ras moesten [volgens Stopes] bij de geboorte worden gesteriliseerd, net als alle moeders niet geschikt waren voor het ouderschap. Op het punt van eugenetica was Maria Stopes net zo extreem als Adolf Hitler, die in 1934 een programma begon voor gedwongen sterilisatie van ‘ongewensten’.” (227,228)
Boek: Vreemder dan je je kunt voorstellen – Een alternatieve geschiedenis van de twintigste eeuw