Jacomina Fay
Natuurlijk wilde ik meer weten over hoe het leven van Jacomina was geweest. Maar het was moeilijk om een objectieve beschrijving van Euraziatische vrouwen te vinden in deze tijd, aangezien de schrijvers van wie nu nog verslagen bekend zijn vooral met een Europese blik naar hen keken.
Zo schreef luitenant-ter-zee Ver Huell, vers op bezoek in Batavia, in 1816 over Johanna Oland, een van de vooraanstaande Euraziatische vrouwen in wier huis hij op bezoek was. Hij ontmoette haar op de achtergalerij van het huis, waar ze zat…
‘…in sarong en kabaai, met losse haren, op eene mat, op den grond, omringd van een aantal slavinnen’.
Deze vrouwen verrichtten handwerk terwijl mevrouw Oland tuingroente aan het schoonmaken was. Net als de vrouwen in Makassar had zij een zilveren kwispedoor naast zich, waar ze af en toe het rode sap van de betelnoot in spuugde. Dit zo normale gebruik voor Euraziatische vrouwen was in Europese ogen ongetwijfeld een onopgevoed geheel.
Op vrouwen zoals zij keken vooral nieuwkomers uit Europa vaak neer. Een luitenant schreef naar zijn zus hoe de vrouwen met wie Europese mannen getrouwd waren gekleed gingen in heel eenvoudige kleding, een kebaya, met donker haar achter het hoofd vastgezet met waardevolle diamanten haarspelden, terwijl ze aan hun vingers kostbare ringen droegen. Hij vond deze vrouwen maar slecht afsteken bij de ‘vaderlandsche schoonen’ die hij gewend was. Ook over haar niveau had hij weinig goeds te zeggen: een vrouw die vooral ‘door slavinnen’ was opgevoed kon in zijn ogen niet bepaald onderhoudend zijn. Een andere reiziger, de jonge Nicolette van Leyden die op negenjarige leeftijd met haar ouders mee naar Azië ging, merkte op hoe de vrouw van de resident van Semarang in huis gekleed ging in een ‘eenvoudige witte kabaja met ruime, bruine geplooide sarong’. Ze had juwelen mouwknopen en een gouden gordel om en haar haar naar achter gespeld met juwelen spelden. De vrouw sprak Nederlands, maar in de ogen van het meisje niet goed.
Dergelijke beschrijvingen gingen vooral over Euraziatische vrouwen in hun huiselijke sfeer. Het is maar een beperkte blik, eerder gebaseerd op korte observaties dan op daadwerkelijke kennis, die vooral veel zegt over de Europese denkwereld. Er werd bijvoorbeeld geen melding gemaakt van de Europese kleding die deze vrouwen ongetwijfeld ook in bezit hadden. Juist dat wat hen anders maakte werd neerbuigend opgemerkt: hun gebrek aan Nederlandse taalvaardigheid (terwijl ze waarschijnlijk andere talen vlekkeloos spraken), hun in Europese ogen vreemde kleding, hun juwelen, hun gewoontes die anders waren dan in Europa (zoals het op de grond op een matje zitten en het kauwen van de betelnoot), en de vrouwen in hun bezit.
Slavernij was in deze tijd nog een gebruikelijk onderdeel van het leven, ondanks het feit dat de Engelsen, die kort aan de macht waren, de slavenhandel hadden afgeschaft. Dit zorgde weliswaar voor een afname in de hoeveelheid mensen in slavernij, maar het bezit was nog toegestaan. Het is dus waarschijnlijk dat Jacomina ook in Grissee de beschikking had over slaafgemaakte mannen en vrouwen, meegenomen uit Makassar, die haar huishouden runden. Zij werden nog steeds tot de huisraad gerekend. Als Jacomina meer hulp in de huishouding nodig had, kon ze uit de omgeving voor een luttel bedrag mensen in dienst nemen. Eten en goederen kon ze laten kopen op de markt, in de paar winkels die Grissee rijk was of bij de mensen die met een handeltje langs de deuren gingen.
Ik kan me voorstellen hoe haar dag vroeg begon. Het was voor iemand van haar stand gebruikelijk om tussen zes en zeven uur gewekt te worden met koffie en wat brood, daarna te baden en zich gereed te maken voor de dag. Het echte ontbijt volgde pas later en dit was een stuk steviger met vaak hoenders, gehakt, gebakken en gerookte vis, rijst en eieren. Hoewel er Europees eten geserveerd kon worden, was het gebruikelijker om Aziatisch te eten. Tussendoor konden nog broodjes en pisangs opgediend worden, in de middag werd er vaak gerust en rond drie of vier uur werd het middagmaal geserveerd. Rond zes uur was het gebruikelijk visites af te leggen of te ontvangen, of wat in de omgeving te toeren. Na het bezoek werd thee geschonken en rond elf uur ging men weer slapen.
Ook wat deze tijd betreft is het moeilijk wat te zeggen over de economische activiteiten van vrouwen, omdat hun werk zich vooral in een informeel circuit afspeelde. In de Rijksalmanakken van de negentiende eeuw, waarin regelmatig de beroepen van de inwoners werden opgeschreven, wordt alleen de positie van de mannen geregistreerd – en dan alleen van Europese en Euraziatische mannen, en vermoedelijk niet van de allerarmsten. Volgens beschrijvingen van Grissee en Surabaya in die tijd waren de in Azië geboren vrouwen uit de Europese middenklasse heel actief in de handel, maar dan wel vooral in de informele handel, in olie, vruchten, kleding, goud en andere kleine voorwerpen. Het daadwerkelijke verkoopwerk deden ze overigens niet zelf, daarvoor zetten zij slaafgemaakte mensen of ingehuurd personeel in.
Huishoudens draaiden op slavenarbeid en slechtbetaalde bedienden: in Grissee betekende dat niet alleen Javanen, maar ook Sundanezen uit het westen van Java, Madurezen en Chinezen. Zij kookten het eten, onderhielden de tuin, deden de was, hielden het huis schoon, dienden het eten op en zorgden voor de kinderen. Als er van Euraziatische vrouwen al weinig bekend is, valt dat in het niet bij hoe weinig we weten over de levens van de mensen die arbeid verrichtten in hun huishoudens.
Boek: De voormoeders – Suze Zijlstra
Ook interessant: Berbervrouwen vlechten voor vrijheid