De moord op assistent H.Lau
Met afgemeten woorden meldde De Sumatra Post op 19 januari 1917 de uitkomst van het verschrikkelijke drama. Oerip was veroordeeld. De Javaanse contractkoelie, werkzaam op de rubberonderneming Soengei-Rampah (Deli) en beschuldigd van moord op H. Lau, had bekend. “Hij werd tot tien jaar dwangarbeid in den ketting veroordeeld.” Een zware straf. Maar ook: een zwaar vergrijp.
De zaak Lau had in Indië flink de aandacht getrokken. Een Javaan die een moord pleegde op een Europeaan, dat druiste tegen elk koloniaal principe in. En toch – of juist – werd niet alle schuld bij Oerip gelegd. Want deze Lau, de pas uit Europa aangekomen jongeman, had hij zich wel passend gedragen?
Passend gedrag moest. Daarmee diende elke Europeaan de vermeende koloniale beschaving te bewijzen, maar het hielp ook om moord en doodslag zoals in de zaak Lau te voorkomen. Dat hier een probleem lag, begreep menigeen, want het was bepaald de eerste keer niet geweest dat het verkeerd afliep met een assistent. Deze keer stonden de krantenkolommen er vol van. Wat de assistent Lau betrof, die had in december twee fatale fouten gemaakt, zo schreef De Preanger Bode op 2 januari 1917, ten eerste om te handelen in woede en ten tweede om een Javaan op het hoofd te slaan:
“De Javaan trok onmiddelijk zijn piso-blati en stak den assistent daarmede in den hals. Een worsteling ontstond. De heer Lau wist zich los te rukken en 50 à 60 meter te vluchten; hij draaide zich echter plotseling om, waarschijnlijk inziende dat de hem op de hielen zittende koelie hem op die manier nog wel zou krijgen, en blijkbaar met de bedoeling hem het wapen te ontrukken. Voor hij het echter wist, kreeg hij een tweede por in de borst, waardoor de longen aangetast werden. Daarop zonk hij ineen.”
Na zeven steken in tien minuten, was Lau dood. Eigenlijk al bij de eerste steek van dat kleine scherpe mes, constateerde de dokter. Lau werd dezelfde dag begraven. Over de schuld van de dader kon, ook al door de aanwezigheid van getuigen, nauwelijks twijfel bestaan. Er waren evenwel verzachtende omstandigheden, zo leek de krant te suggereren:
“Het schijnt, dat de heer Lau meermalen provoceerend is opgetreden tegenover de werklieden, zoodat hij zelfs al eens gewaarschuwd was door de arbeids-inspectie. Hij was […] nog niet lang in het land, ongehuwd, doch verloofd.”
Die milde toon diende ook als stellingname in een scherpe polemiek. Kort na de moord had de roemruchte journalist Karel Wybrands in zijn Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië van 23 december) hard uitgehaald:
“Het zal er wat op aankomen of er op de koelies geranseld wordt! ’t Is me het zoodje wèl, om er kostbare levens van Europeanen aan op te offeren. […] Is het nu dan werkelijk beter dan vroeger? Vroeger werden er – zegt men – koelies doodgeslagen.
Après? En nu worden er assistenten doodgeslagen, méér assistenten dan voorheen koelies.
Ja, daar schiet je een boel mee op.”
Aan degenen die niet begrepen dat lijfstraffen er nu eenmaal bij hoorden, zelfs noodzakelijk waren, zei Wybrands het nog eens extra duidelijk:
“Het zal er toe komen dat het precieuze velletje van den precieuzen tabaks-koelie geen blauwe plekken meer vertoont… en Deli gesloten moet worden, na de begrafenis van den laatsten Hollandschen jongen, die rekende op het gezond verstand en den practischen zin zijner landgenoten.”
De zaak Lau legde het scherpe conflict bloot, en de zenuw die erin zat bleek ultragevoelig. Ging het Europese gezag soms verloren?
Wybrands, de conservatieve die hard, gaf stem aan degenen die het recht in eigen hand wilde houden, zoals ze dat vroeger ook gedaan hadden. Tegenover hem stonden de ethische idealisten, die geloofden dat met respect en redelijkheid er een mooie toekomst zou komen. Aan de koelies zelf werd, zoals gebruikelijk, niets gevraagd.
De uitkomst was een typisch staaltje Hollandse bureaucratie. Lijfstraffen waren onverstandig, benadrukte het Nieuws van den dag aan het begin van 1917, en drift moet bedwongen worden: “Als een koelie u brutaliseert, bijt de tanden op elkaar, houdt u in, denk aan uwe familie in Holland, die u niet kan missen.” De assistent hoorde van de brutaliteit melding te maken aan zijn manager, die er een rapport over zou schrijven. Deed de manager dat niet, dan kon de assistent aan zijn vakblad De Planter schrijven. Met andere woorden, men moest maar veel papier maken, dan kwam de boel wel in orde.
Lau was en bleef intussen dood. Oerip hoorde zijn vonnis op 19 januari 1917. Of hij zijn tien jaar dwangarbeid overleefd heeft, weten we niet. Wel hoe het afliep met het gezag over de kolonie.
Vilan van de Loo is auteur van het boek Melati van Java (1853-1927) – Dochter van Indië
Overzicht van boeken over Nederlands-Indië