Op 23 mei 1923 raakte Klaas Brugman buiten zichzelf van jaloezie. Met een klewang (Indonesisch zwaard) sloeg hij in op zijn huishoudster Malina. De buurvrouw hoorde haar roepen: “Adoe Klaas, adoe Klaas, mag niet!”
Malina was dood. Vermoord. Door wie, daarover bestond geen enkele twijfel. Klaas Brugman, van beroep portier bij de Havenwerken te Tandjong Priok, had de klewang in huis gehad en die noodlottige dag in zijn hand. Maar het waarom van de moord leek een andere kwestie. Was Klaas misschien ook een slachtoffer en zo ja, van wie of wat?
De Indische kranten smulden van het verhaal: liefde, jaloezie, hartstocht en dan die fatale afloop. Het was een geweldig rechtbankdrama, met een verrassend einde.
Hoofdportier
Na enkele maanden voorarrest verscheen Klaas Brugman eindelijk voor de rechtbank. Verslaggevers noteerden de beklagenswaardige indruk die hij maakte. Hij is schuchter. Huilt. Spreekt schier onhoorbaar. Wist zich nauwelijks iets van zijn daad te herinneren.
Het Bataviaasch Nieuwsblad noteerde wat Klaas vertelde over zijn verhouding met zijn huishoudster (concubine) Malina:
“Ik kon niet van die vrouw af. Ik had haar lief, ik hield van haar. En dat wist ze, want herhaalde maken dreigde ze van mij weg te gaan, toch wel wetende dat ik niet van haar af kon gaan.”
De Sumatra Post bracht het hele verhaal van de tragedie.
Bekl. vertelt, hoe hij in den nacht voor het gebeurde op ronde was geweest, en des morgens thuis komende de achterdeur niet gesloten vond. De sleutel in het slot van deze deur moet tweemaal worden omgedraaid, en bekl. bevond, dat dit slot slechts half gesloten was, zoodat het dus met eenmaal omdraaien van den sleutel geopend kon worden. […]
Des morgens thuis komende, vroeg hij aan zijn huishoudster, waarom de deur niet geheel en al gesloten was. Tevoren bij het overgeven van den dienst had de hoofdportier hem min of meer minachtend gegroet. Maar bekl. heeft daar geen acht op geslagen. Nog had hij evenwel geenerlei verdenking tegen zijn huishoudster. Hij vroeg haar, of zij soms de kat had binnengelaten. Zij ontkende, en verder haar ondervragend, ontstak de vrouw in toorn en begon te schreeuwen en de schelden, zoodat bekl. zich hierover voor de buren schaamde. Er ontstond ruzie en bekl. heeft haar met geweld het zwijgen opgelegd door haar mond dicht te houden, terwijl hij haar tegen zich aandrukte.
Daar was de Dritte im Bunde: de buurman van Klaas en zijn onmiddellijke chef: de hoofdportier Foks, dat wil zeggen, de toenmalige hoofdportier. Foks was na de gebeurtenissen van 23 mei gedegradeerd tot gewoon portier. Hij moest getuigen en sprak zich geheel en al in zijn eigen voordeel uit. Natuurlijk was hij ’s nachts niet bij Malina geweest. Hij kende haar niet eens echt. Die Brugman was een jaloerse vent. Foks werd door de rechtbank aan zijn eed herinnerd. Maar hij wist alles zeker. Brugman had Foks nog eens uitgescholden voor “gladakker”. Ja, dat klonk jaloers. En dan die klewang in huis. De buurvrouw die Malina nog hoorde schreeuwen. Brugman had het gedaan, dat stond vast.
Koelie
Het is opvallend hoe mild en begripvol de kranten schrijven over de zaak Brugman. De beklaagde – feitelijk: de moordenaar – krijgt veel sympathie. Hij is het slachtoffer van zichzelf, van moeilijke emoties door een waarschijnlijk moeilijke liefdesrelatie. Overspel, jaloezie, angst om de ander te verliezen, de kranten reiken allerhande redenen voor begrip aan, Klaas Brugman lijkt een stakker te zijn. Zijn advocaat pleitte zelfs voor “clementie” bij het vaststellen van de strafmaat.
Zou dat ook zo zijn geweest als Klaas inheems was geweest en Malina een Hollandse vrouw? Omkering geeft inzicht, en daarmee komt iets in beeld van het raciaal gekleurde rechtssysteem van de kolonie. Een voorbeeld: zes jaar later steekt een koelie met een mes in op mevrouw Landzaat, de echtgenote van een Hollandse assistent-resident. Zij sterft. De pers schrijft vooral met afkeer over de koelie; hij krijgt de doodstraf en wordt terechtgesteld.
Straf
Op 28 augustus meldde het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië het oordeel van de rechtbank. Klaas Brugman werd
“wegens doodslag veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, met aftrek van den tijd in preventieve hechtenis doorgebracht.”
Dat betekende: een jaar minus een kleine vier maanden, dus zo’n acht maanden gevangenisstraf. Klaas vond het te lang en ging in hoger beroep. Kennelijk had hij geen besef van berouw en boete willen doen. Er zijn moordenaars, die dankbaar zouden zijn voor een klein jaartje zitten.
Twee maanden later kreeg Klaas de bindende uitslag van zijn hoger beroep: hij kreeg 1 jaar en zes maanden opgelegd, onder aftrek van preventieve hechtenis. Dat moet behoorlijk zijn tegengevallen. Méér straf, in plaats van minder. Er bestond toch iets van rechtvaardigheid bij justitie, al was het weinig en al kwam het laat.