Zelf ontkent hij met klem dat hij interesse heeft, maar in het geruchtencircuit blijft de naam van Mark Rutte hardnekkig rondzingen. De Nederlandse premier zou in beeld zijn om volgend jaar Donald Tusk op te volgen als voorzitter van de Europese Raad, een functie die ook wel – zij het niet geheel correct – president van Europa wordt genoemd.
Geschikt voor deze positie is hij zeker. Rutte is een van de langstzittende regeringsleiders in de EU, hij kent de dossiers en hij staat in hoog aanzien bij de echte Europese bazen Angela Merkel en Emmanuel Macron. Rutte is bovendien een liberaal, net als Tusk. Voor de Europese hoofdprijs – voorzitter van de Europese Commissie – komen aanhangers van deze politieke richting wellicht niet in aanmerking omdat hun electoraat er te klein voor is. Maar het EU-presidentschap is meer dan een schrale troost. De EU-president heeft immers als taak de Brusselse toppen van Europese regeringsleiders voor te bereiden en te leiden. Zijn politieke invloed valt daardoor nauwelijks te overschatten.
De post bestaat nog niet heel lang. De Belg Herman Van Rompuy was in 2010 de eerste die haar vervulde. Ook toen leek een Nederlander kansrijk: toenmalig premier Jan Peter Balkenende. Diverse EU-leiders prezen hem aan als de te kloppen kandidaat. Ook de in die tijd al almachtige Merkel wekte de indruk wel te voelen voor een nominatie van haar christendemocratische geestverwant.
En niet alleen bij EU-leiders bestond er draagvlak. Ook de Nederlandse vicepremier Wouter Bos deed tijdens een besloten bijeenkomst met Nederlandse EU-journalisten een duit in het zakje. Bos liet zijn gezelschap off the record weten dat hij Balkenende zonder meer de juiste man achtte om de eerste president van Europa te worden.
De vertrouwelijke mededelingen van Bos lekten meteen uit, zoals ongetwijfeld diens bedoeling was geweest. Ze vormden het startsein voor een weken durende mediahype rond de Nederlandse premier.
Voordelen
Natuurlijk besefte iedereen dat PvdA’er Bos zo zijn eigen bedoelingen had om Balkenende te pushen voor een vooraanstaand Brussels ambt. Het zou hem helemaal niet verkeerd zijn uitgekomen als de CDA’er uit Nederland was weggepromoveerd, want hun onderlinge relatie was door gebrek aan ‘chemie’ verre van hartelijk.
Anderzijds leken er voor Balkenende ook duidelijke voordelen te zitten aan een Europese overstap. Hij was op dat moment – najaar 2009 – al ruim zeven jaar premier van inmiddels zijn vierde kabinet. Erg goed ging het allemaal niet. Het risico was levensgroot dat Balkenende IV de rit niet zou uitzitten en dat zijn partij vervolgens op een fikse verkiezingsnederlaag zou worden getrakteerd, hetgeen het jaar erop ook inderdaad gebeurde. Moest hij niet de kans om weg te komen uit Den Haag met beide handen aangrijpen?
Openlijk toegeven dat hij de Brusselse topfunctie wel zag zitten deed de premier niet. Maar zijn omgeving en invloedrijke Nederlandse EU-diplomaten waren wat minder terughoudend. Niet dat zij wel hardop toegaven dat Balkenende belangstelling had, maar ze spraken het ook niet tegen. Sterker nog: journalisten mochten op achtergrondbasis noteren dat de Nederlander uitermate capabel was voor de job.
Voor schut
Het heeft allemaal niet geholpen. Van Rompuy werd, zoals gezegd, benoemd. Als Belg had hij misschien ook een wat sterkere uitgangspositie om de eerste EU-president ooit te worden; Brussel ligt tenslotte in België. Balkenende bleef in het Torentje en kon tegenover iedereen met een stalen gezicht volhouden dat hij nooit andere plannen had gehad. Want dat was de officiële situatie.
Regeringsleiders kunnen nu eenmaal pas erkennen dat ze weg willen op het moment dat ze de transfer op zak hebben. Doen ze het eerder, dan zijn ze meteen al hun gezag kwijt en staan ze zwaar voor schut als het feest niet doorgaat. Dat gold destijds voor Balkenende, en dat geldt nu voor Rutte.
Daarmee is helemaal niet bewezen dat Rutte inderdaad in de markt is om Tusk op te volgen. Het betekent alleen maar dat zijn ontkenning op zich niets zegt.
Meer politieke geschiedenis
Boek: Mark – Portret van een premier