De Verenigde Staten
Er was iets waarover hij het eigenlijk nog had willen hebben, zei burgemeester Henrik Hooft toen ze na de vergadering de vroedschapskamer uitliepen. Maar hij had besloten het nog maar even uit te stellen. Boven hen overzag de marmeren Amsterdamse stedenmaagd de wereld en de sterrenhemel die in de vloer van de burgerzaal in kaart waren gebracht. Het ging over de onafhankelijkheid van Noord-Amerika, zei Hooft, die ondanks zijn vijfenzestig jaar de ideeën van de jonge patriotten in de vroedschap deelde.
Het was donderdag 28 februari 1782. Twee dagen daarvoor had Friesland als eerste Nederlandse provincie de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten erkend. De kwestie speelde intussen al bijna een jaar. De Amerikaanse afgevaardigde John Adams was in de zomer van 1780 naar Amsterdam gekomen op zoek naar politieke en financiële steun voor de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd en had in het voorjaar van 1781 voor het eerst een verzoek aan de Staten-Generaal gestuurd om te onderhandelen over een verdrag tussen de Nederlandse Republiek en de nieuwe Verenigde Staten van Amerika. Zo’n verdrag zou allerlei financiële voordelen met zich meebrengen voor de Nederlanders, had hij benadrukt.
Inspiratie
Adams was niet voor niets naar Amsterdam gekomen. Amsterdam was een stad van zakenmannen en bankiers, die konden helpen met de financiering van de opbouw van zijn land. Hij sprak er onder meer met Jan Bernds vader Henrick Bicker over. De Amerikanen zagen de Nederlandse Republiek die zich in de late zestiende eeuw bevrijd had van de overheersing van het grote Spaanse rijk bovendien als een voorbeeld. Voor Jan Bernd Bicker en zijn vrienden was de onafhankelijkheidsstrijd van de Amerikanen, die ook een strijd was voor vrijheid, gelijkheid en democratie, juist weer een belangrijke bron van inspiratie. Zij waren dan ook grote voorstanders van steun aan Amerika. Balthasar Abbema was zelfs al jaren betrokken bij de smokkelhandel op de Verenigde StaÂten. Met Adams onderhandelen, en hem dus toelaten als gezant, betekende in feite erkennen dat de Verenigde Staten nu een onafhankelijke natie vormden en niet langer een Engelse kolonie.
Het antwoord op het voorstel van John Adams liet lang op zich wachten. In januari 1782 had Adams zijn verzoek aan de Staten-Generaal daarom nog maar eens herhaald. Maar voor de Staten-Generaal zich erover kon uitspreken, moesten eerst de Staten van de verschillende provincies een beslissing nemen. En daarvoor moesten de partijen die een stem hadden in de Staten dan weer hun besluit inbrengen. Burgemeester Hooft wilde dat een commissie uit de vroedschap zich over de kwestie zou gaan buigen, zodat het Amsterdamse besluit er snel kon komen. Dat dat nu toch weer werd uitgesteld kwam, zoals Bicker hoorde, doordat een van de burgemeesters – hij wist dat het Willem Huyghens was – had aangegeven dat het pas in de vroedschap behandeld mocht worden als bekend was hoe de werkgroep van de Staten van Holland erover dacht. Later hoorde Bicker vanuit Den Haag dat de andere Hollandse steden juist wilden dat het snel in Amsterdam aan de orde zou komen. Geen wonder dat John Adams zich beklaagde over de ellenlange en ondoorgrondelijke bestuurlijke processen van de Nederlanders.
Een voorstel
Op 12 maart 1782 trotseerde Bicker de storm die die dag de kades langs het IJ blank zette om thuis bij pensionaris Engelbert van Berckel, aan de overkant van de Herengracht, te gaan praten met John Adams. Adams had op advies van zijn secretaris, de voormalige geheim agent Charles Dumas, contact met hen gezocht. Buiten raasde de wind en sloeg de regen tegen de ruiten. Binnen bespraken de drie de toekomst van Amerika. Bicker en Van Berckel adviseerden Adams om de zaak aan hen over te laten en nu gewoon af te wachten.
Nog geen week later, op 18 maart, wees burgemeester Hooft de vroedschap er dan eindelijk op dat Adams nog altijd geen antwoord had gekregen op zijn verzoek, sterker nog, dat er nog helemaal geen overleg over was geweest. Bicker maakte aantekeningen bij de vergadering. De Amsterdamse afgevaardigden bij de Staten van Holland vroegen om duidelijkheid, zodat ze wisten wat ze te doen stond, zei Hooft. Ook de kooplieden op de Amsterdamse beurs drongen aan op een snelle beslissing. De burgemeesters wilden daarom niet eerst nog een commissie instellen om de kwestie te onderzoeken, maar kwamen meteen met een voorstel. Het kwam er vooral op neer dat zij samen met de andere Hollandse steden alles in het werk wilden stellen om de zaak nu snel af te handelen en John Adams te erkennen als afgevaardigde van het Noord-Amerikaanse Congres, zodat hij in die functie met voorstellen kon komen. De Hollandse afgevaardigden moesten er dan weer bij de Staten-Generaal op aandringen om dat nu eindelijk eens te regelen.
Alle aanwezige vroedschappen, tweeëntwintig in totaal, stemden in met het voorstel van de burgemeesters. Behalve Matthijs Straalman. Die vroeg vierentwintig uur bedenktijd, noteerde Bicker, omdat het voorstel, ook al sleepte de zaak al een jaar, hem ‘zo rauwelijks voorkwam’. De voorzitter probeerde Straalman nog over te halen zich bij de anderen aan te sluiten, maar zonder succes, en kon daarna weinig anders doen dan bepalen dat de vroedschap de volgende dag opnieuw bijeen zou komen om over Amerika te vergaderen.
Erkenning
Matthijs Straalman betoogde die dag uitvoerig hoe gevaarlijk het zou zijn om de onafhankelijkheid van de Noord-Amerikanen te erkennen. Hij wilde daarom uit het voorstel van de burgemeesters van de vorige dag de woorden ‘als afgevaardigde van het Noord-Amerikaanse Congres’ schrappen en eraan toevoegen dat het, als ze Adams zouden aanhoren, absoluut niet betekende dat ze de onafhankelijkheid van Amerika erkenden. Maar daar ging het nou juist om, riepen Bicker en zijn medestanders, Abbema, en Lodewijk Hovy, en Cornelis van Lennep. Zij hadden juist voor het voorstel gestemd omdat het betekende dat Adams dan ontvangen zou worden als afgezant van een vrij volk. Want hoe kon je een afgevaardigde erkennen zonder ook de instantie die hem afvaardigde te erkennen? Straalman had ook de rest van de vroedschap niet overtuigd. Een maand later erkende de Nederlandse Republiek de Verenigde Staten van Amerika. John Adams werd op 19 april officieel ambassadeur. Pieter van Berckel, de broer van pensionaris Engelbert van Berckel, werd een jaar later als eerste Nederlandse ambassadeur naar Amerika gestuurd.
Einde van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog
Via Amsterdamse bankiers wist John Adams een lening van vijf miljoen gulden bij elkaar te brengen voor zijn land. De firma van de broers Nicolaas en Jacobus van Staphorst was een van de organisatoren van de lening. En hoewel Bicker tegen een voorstel van de Amsterdamse burgemeesters stemde om als stad geld te steken in een door de Van Staphorsts geregelde lening aan de staat Maryland – om te profiteren van de tabak die daar verbouwd werd – zou hij persoonlijk tot het eind van zijn leven in de Verenigde Staten investeren.
‘Noord-Amerika schudt het juk van Engeland af,’ noteerde Bicker ten slotte bij het jaar 1783. De Vrede van Parijs, op 3 september dat jaar, maakte officieel een einde aan de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. De Engelsen zagen zich gedwongen de onafhankelijkheid van de dertien staten van Noord-Amerika te erkennen. Nederland onderhandelde daarna nog maandenlang met Engeland door over vrede. Het vredesakkoord van het jaar daarop pakte erg ongunstig uit voor de Nederlanders. Ze moesten onder meer de handelspost Nagapattinam in het zuidoosten van India afstaan aan de Engelsen, en bovendien toe- staan dat die voortaan vrij handel mochten drijven op de Nederlandse koloniën in Azië.
Boek: De geschiedenis volgens Bicker