Goran Hadzic, de voormalige leider van de Kroatische Serviërs, heeft tegenover het Joegoslavië-tribunaal woensdag onschuldig gepleit.
Na de arrestatie van Ratko Mladic was hij de laatste nog voortvluchtige oorlogsmisdadiger die gezocht werd door het Joegoslavië-tribunaal. Vorige maand werd hij opgepakt en overgebracht naar Den Haag omdat het Joegoslavië-tribunaal een groot aantal aanklachten tegen hem had voorbereid. In het bijzonder wordt Hadzic beschuldigd van medeplichtigheid aan het Bloedbad van Vukovar.
Tijdens dit bloedbad, dat tussen 18 en 20 november 1991 bij de stad Vukovar plaatsvond, werden zeker 250 mensen vermoord. Het merendeel van de slachtoffers bestond uit Kroaten.
De 52-jarige Hadzic verscheen woensdag voor de tweede keer voor de rechters. De eerste keer had hij geweigerd een verklaring af te leggen. Woensdag sprak hij dus wel. Toen de Belgische rechter Guy Delvoie hem vroeg of hij schuldig of onschuldig pleit voor de aanklachten van misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden antwoordde Hadzic:
Onschuldig, edelachtbare.
Hadzic wist zijn uitlevering aan het Joegoslavië-tribunaal zeven jaar lang te voorkomen. Op 20 juli jongstleden werd hij uiteindelijk in Servië opgepakt. Nog dezelfde dag gaf het Servische Oorlogstribunaal in Belgrado toestemming voor zijn uitlevering aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag.