Van Boudewijn met de ijzeren arm (862-879)
De eerste ‘echte’ graaf van het meest westelijke deel van Noord-Belgica was Boudewijn met de ijzeren arm, of Boudewijn de IJzere, die ca. 840 werd geboren. Het is niet zeker of hij gouwgraaf van de gouw Flandria was of van een andere gouw daar in de buurt, maar door zijn bemoeienis met Flandria zou het belang van het kleine gebied voor het eerst aanzienlijk worden. Die bemoeienis was het gevolg van een romance.
Boudewijn bracht in 861 een bezoek aan Senlis in het noorden van West-Francië, waar hij Judith, de dochter van de Frankische koning Karel de Kale (823-877), leerde kennen. Judith was toen zeventien en al twee keer weduwe geworden. Als twaalfjarige was ze uitgehuwelijkt aan Ethelwulf, de koning van Wessex, omdat Karel de Kale voordeel zag in een verbintenis met het aan de overkant van Het Kanaal gelegen Wessex. Samen zouden ze wellicht de Noormannen gemakkelijker kunnen bestrijden dan wanneer ze apart van elkaar bleven handelen. Ethelwulf overleed al anderhalf jaar later, waarna Judith trouwde met Ethelwulfs zoon uit een eerder huwelijk, Ethelbald die de volgende koning van Wessex werd. En die stierf twee jaar daarna, in 860. Judith verkocht al haar bezittingen en keerde terug naar Frankrijk, waar ze in Senlis min of meer als een gevangene leefde in afwachting van een derde politieke uithuwelijking door haar vader.
Judith en Boudewijn leerden elkaar kennen toen Boudewijn het klooster bezocht, en ze werden verliefd op elkaar. Karel de Kale voelde echter niets voor Boudewijn als schoonzoon. Zijn dochter was een gekroonde koningin, Boudewijn alleen maar een gouwgraaf. Tijdens de kerstdagen van 861 vluchtten Judith en Boudewijn met hulp van haar broer Lodewijk, de latere koning Lodewijk II (846-879), naar het midden-Frankische rijk waar koning Lotharius II (835-869) de scepter zwaaide. Die had nog een rekening te vereffenen met zijn oom Karel de Kale en verleende de twee gelieven met genoegen onderdak. Hij liet hen zelfs door zijn eigen geestelijkheid trouwen.
Verschillende, ook recente, bronnen leggen de nadruk op het romantische aspect van deze geschiedenis, maar het lijkt toch waarschijnlijk dat Boudewijn ten minste ook politieke motieven had voor zijn huwelijk met Judith, want daardoor zou hij later wellicht in aanmerking kunnen komen om Karel de Kale op te volgen. In de middeleeuwen hadden huwelijken in de hogere kringen immers bijna altijd politieke motieven.
Voor Judith kan de vlucht met Boudewijn de bevrijding uit haar toestand van gevangenschap betekend hebben. Maar het zou de twee gelieven misschien geen recht doen om hen alleen zulke nuchtere motieven toe te schrijven. Voorlopig leek er nog weinig kans te zijn dat Boudewijn ooit Karel de Kale zou opvolgen, want de koning was razend. Hij onteigende alle bezittingen van Boudewijn, liet hen allebei in de ban doen en eiste hun uitlevering op grond van een verdrag uit 860, waarin hij en Lotharius zich hadden verplicht tot wederzijdse uitlevering van misdadigers. Daarop vluchtten Boudewijn en Judith naar Rome om bij paus Nicolaas I hun zaak te bepleiten. Nicolaas meende dat er geen sprake was van een misdrijf omdat Judith vrijwillig met Boudewijn was meegegaan en dat er dus geen reden was hen in de ban te doen. Bovendien dreigde Boudewijn dat hij, als hem geen recht werd gedaan, zou gaan samenwerken met de Noormannen.
…tot Frans II (1792-1795)
In Frankrijk was in 1789 de revolutie uitgebroken, en de leuze ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ sprak velen in de Lage Landen aan. Die voelden er wel voor als hun gewesten zouden worden opgenomen in Frankrijk. Maar al heel snel bleek dat de nieuwe machthebbers de Zuidelijke Nederlanden slechts zagen als een melkkoe. De Fransen eisten van alles op om hun legers van voedsel en kleding te voorzien en gaven daar ‘assignaten’ voor terug, waardepapieren met onteigende kerkelijke bezittingen als onderpand, maar in feite waardeloos papier. Die toestand duurde niet lang, want in maart 1793 versloegen de Oostenrijkers de Fransen en kregen weer de overhand in de Lage Landen. Het deel van de bevolking dat niets voelde voor Franse annexatie wilde toen wel samenwerken met de opvolger van Leopold II, de zwakke en onzekere keizer Frans II, vooral ook omdat die bereid was veel concessies te doen teneinde een goede relatie met de bevolking te onderhouden. Hij had hun geld immers hard nodig voor zijn strijd tegen de Fransen.
In feite werden de Zuidelijke Nederlanden net zozeer een melkkoe voor hem als ze voor de Fransen waren geweest, en weer kwam de bevolking in verzet. Maar de inwoners van Vlaanderen, Brabant en de andere gewesten hadden geen enkele invloed op wat er met hen en hun land gebeurde in het oorlogsgeweld van elkaar bestrijdende grote landen.
Op 26 juni 1794 versloegen de Fransen de troepen van keizer Frans definitief bij Fleurus, en het jaar daarop werden de Lage Landen inderdaad door Frankrijk ingelijfd. Toen kwam het leegplunderen van Vlaanderen pas echt op gang. Kleding, schoeisel, wapens en paarden werden afgevoerd naar de onverzadigbare legers van Napoleon Bonaparte, arbeiders en soldaten werden gedwongen om voor de Fransen te werken, boetes, gijzelneming en gevangenschap wachtten iedereen die zich verzette. ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ waren mooie begrippen, maar ze golden alleen voor een selecte groep Fransen.
In oktober 1795 werd Vlaanderen met de rest van de Zuidelijke Nederlanden officieel bij Frankrijk gevoegd. Alle overblijfselen van het ‘ancien régime’, dus ook als archaïsch beschouwde politieke eenheden als hertogdommen en graafschappen, werden opgeheven. De Lage Landen werden verdeeld in negen departementen van Frankrijk. Vlaanderen was nu zelfs in naam geen graafschap meer.